GHARL 241024 HB verzoek desk. bericht toegewezen; geen nadere vragen maar volledig nieuw onderzoek en bij ander dan verzochte deskundige
GHARL 241024 HB verzoek desk. bericht toegewezen; geen nadere vragen maar volledig nieuw onderzoek en bij ander dan verzochte deskundige
in vervolg op:
RBMNE 291123 afwijzing nadere vragen voor deskundige vanwege eerder oordeel waarin bruikbaarheid rapport was afgewezen
3Kern van de zaak
3.1
Op 16 juli 2011 is [verzoekster] betrokken geweest bij een kettingbotsing waarbij zij door een bij TVM verzekerd voertuig van achteren is aangereden. TVM heeft op 23 januari 2012 de aansprakelijkheid voor het ontstaan van het ongeval erkend.
3.2
Tussen partijen heeft vervolgens een langdurig schadeafwikkelingstraject plaatsgevonden. Door TVM is tot nu toe € 186.500,- aan voorschotten op de schadevergoeding en € 61.001,- aan buitengerechtelijke kosten betaald aan [verzoekster] . [verzoekster] stelt dat haar schade (veel) hoger is dan dit bedrag. Zij voert daartoe aan dat zij als gevolg van het ongeval whiplash gerelateerde klachten heeft ontwikkeld (pijn in de nek, uitstralend naar linker schouder en arm, verminderde concentratie en geheugen). TVM betwist dat sprake is van causaal verband tussen de door [verzoekster] gestelde klachten en het ongeval uit 2011, (mede) gelet op een tweetal geweldsincidenten die daarna hebben plaatsgevonden. Zo is [verzoekster] in 2013 slachtoffer geweest van een beroving en op 28 april 2014 (niet 2018, zoals de rechtbank ten onrechte overwoog) is zij mishandeld door een kickbokser waarbij ze een klap in het gelaat en een kopstoot heeft gekregen.
3.3
Ter duiding van het (medisch) causaal verband hebben partijen op gezamenlijk verzoek een neurologische expertise laten uitvoeren door [naam1] (hierna: [naam1] ). In zijn rapport van 7 januari 2019 is – voor zover relevant – het volgende opgenomen:
‘Vraag 1a
Hoe luidt de anamnese voor wat betreft de aard en de ernst van het letsel, het verloop van de klachten, de toegepaste behandelingen en het resultaat van deze behandelingen? Welke overige klachten en beperkingen op uw vakgebied worden desgevraagd gemeld? (…)
Antwoord
De anamnese is in het voorgaande uitvoerig weergegeven. Samenvattend betreft het een 41-jarige vrouw, die in 2011 betrokken is geweest bij een kettingbotsing. Sindsdien heeft zij last van pijn in de nek, soms uitstralend naar de linker schouder en arm. Daarnaast klachten over verminderde concentratie en verminderd geheugen.
(…)
Vraag 2a
Bestonden er voor het ongeval bij de onderzochte reeds klachten en afwijkingen op uw vakgebied die de onderzochte thans nog steeds heeft?
Antwoord
Uitgaande van de anamnese bestonden er voor het ongeval geen klachten of afwijkingen op neurologisch vakgebied.
Vraag 2c
Zijn er daarnaast op uw vakgebied klachten en afwijkingen die er ook zouden zijn geweest of op enig moment ook hadden kunnen ontstaan, als het ongeval de onderzochte niet was overkomen?
Antwoord:
Er zijn geen concrete aanwijzingen dat betrokkene klachten of afwijkingen op neurologisch vakgebied zou hebben zonder ongeval.’
3.4
Partijen twisten over de betekenis en bewijskracht van het rapport van [naam1] . Volgens [verzoekster] kan causaal verband worden aangenomen op basis van het rapport van [naam1] . TVM is van mening dat dit causaal verband niet kan worden aangenomen.
3.5
[verzoekster] is op 7 oktober 2020 een deelgeschilprocedure gestart en heeft onder meer verzocht voor recht te verklaren dat de klachten van [verzoekster] in juridisch causaal verband staan met het verkeersongeval van 16 juli 2011, gelet op het rapport van [naam1] . TVM heeft verweer gevoerd. Na een mislukte mediation heeft de rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad, in een beschikking van 4 november 2021 de verzoeken van [verzoekster] afgewezen. (geen publicatie bekend, red. LSA LM)
Volgens de rechtbank biedt het rapport van [naam1] niet een voldoende onderbouwing voor de stelling dat de klachten van [verzoekster] in volle omvang zijn toe te rekenen aan het verkeersongeval. Zo is de deskundige in het rapport uitsluitend afgegaan op de anamnese van [verzoekster] zonder daarbij de medische documentatie van de periode vóór het ongeval te betrekken. Daarnaast heeft de deskundige op geen enkele wijze gerefereerd aan het geweldsincident dat in 2014 heeft plaatsgevonden, waarbij [verzoekster] kennelijk een kopstoot heeft gekregen tegen het hoofd. Uit medische informatie die [naam1] ter beschikking stond, blijkt dat de behandelend neuroloog destijds heeft geconstateerd dat sprake is van een zenuwbeschadiging in het gelaat. Daarnaast was sprake van concentratie- en geheugenstoornissen, die de neuroloog als posttraumatisch duidde. Ook op grond van de plausibiliteitstoets is de juridische causaliteit volgens de rechtbank niet vast te stellen nu de in de procedure beschikbare stukken geen afdoende consistent beeld laten zien in het verloop van de klachten van [verzoekster] .
3.6
Op 17 januari 2022 heeft [verzoekster] een brief gestuurd naar TVM met daarin onder meer een voorstel om op gezamenlijk verzoek aanvullende vragen te stellen aan [naam1] naar aanleiding van de beschikking van 4 november 2021. TVM heeft in een reactie van 4 februari 2022 laten weten geen aanvullende vragen te willen stellen aan [naam1] , omdat TVM, kort gezegd, geen vertrouwen meer heeft in zijn deskundigheid. Daarop heeft TVM de buitengerechtelijke onderhandelingen gestaakt.
3.7
[verzoekster] heeft op 4 mei 2023 een verzoekschrift tot het gelasten van een voorlopig deskundigenbericht ingediend en daarbij verzocht aanvullende vragen voor te leggen aan [naam1] met als doel opheldering van geconstateerde inconsistenties in het medisch dossier. De rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad, heeft dit verzoek in de beschikking van 29 november 2023 afgewezen. Tegen deze afwijzing heeft [verzoekster] hoger beroep ingesteld, welk beroep in deze procedure wordt behandeld.
4De beoordeling
Het oordeel van de rechtbank
4.1
De rechtbank heeft het verzoek tot het gelasten van een voorlopig deskundigenbericht afgewezen en heeft daartoe – kort samengevat – het volgende overwogen. Het stellen van aanvullende vragen aan [naam1] in het kader van een voorlopig deskundigenbericht zal het oordeel van de rechtbank in haar beschikking van 4 november 2021 niet anders maken, omdat het rapport onvoldoende onderbouwing vormt voor de stelling dat de huidige klachten van [verzoekster] in volle omvang toe te schrijven zijn aan het verkeersongeval in 2011. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat [verzoekster] vragen wil stellen over inconsistenties in het medisch dossier, terwijl in de beschikking van 4 november 2021 wordt gedoeld op inconsistenties in het procesdossier. Daarnaast zal een voorlopig deskundigenbericht leiden tot een nodeloze, kostbare en tijdrovende exercitie aangezien TVM de conclusies van [naam1] niet zal omarmen en er alsnog een bodemprocedure aanhangig gemaakt zal moeten worden.
Beroep van [verzoekster]
4.2
kan zich niet verenigen met het oordeel van de rechtbank en heeft daartoe een tweetal bezwaren (‘grieven’) geformuleerd. Het eerste bezwaar richt zich op de afwijzing van het verzoek tot het gelasten van het deskundigenbericht. De rechtbank heeft volgens [verzoekster] een onjuiste uitleg gegeven aan de deelgeschilbeschikking van 4 november 2021. [verzoekster] wijst erop dat in de beschikking is geoordeeld dat uit de medische informatie die is opgenomen in het rapport van [naam1] blijkt van een (sterk) wisselend klachtenbeeld. Hieruit volgt dat de rechtbank wel degelijk doelde op inconsistenties in het medisch dossier. Deze inconsistenties kunnen opgehelderd worden in een voorlopig deskundigenbericht en om die reden is het verzoek wel degelijk ter zake dienend. Daarnaast heeft de rechtbank volgens [verzoekster] onterecht gewicht toegekend aan de omstandigheid dat TVM de conclusies van [naam1] toch niet zal omarmen en hoe dan ook een bodemprocedure zal volgen. Dit leidt tot een extra blokkeringsmogelijkheid gelet op het toetsingskader van artikel 202 e.v. Rv (toewijzen, tenzij).
4.3
Het tweede bezwaar is gericht tegen de proceskostenveroordeling. Volgens [verzoekster] dienen de kosten in het kader van een voorlopig deskundigenbericht begroot te worden aan de hand van art. 6:96 BW en is in letselschadezaken terughoudendheid gepast bij het uitspreken van een kostenveroordeling ten laste van de benadeelde partij. Die is slechts aan de orde indien sprake is van handelen in strijd met de goede procesorde of misbruik van recht, waarvan in dit geval geen sprake is.
Verweer van TVM
4.4
TVM stelt zich op het standpunt dat de rechtbank het verzoek van [verzoekster] terecht heeft afgewezen. Kort gezegd is TVM van mening dat het verzoek niet ter zake dienend is, onvoldoende geconcretiseerd is en dat de vragen zich niet lenen voor bewijslevering. Daarnaast heeft [verzoekster] onvoldoende belang bij een dergelijk verzoek. TVM wijst erop dat in de beschikking van 4 november 2021 ook is geoordeeld dat naast het rapport van [naam1] elke objectieve onderbouwing van het verloop van de klachten van [verzoekster] ontbreekt en dat het aan de raadsman van [verzoekster] is om meer (medische) informatie over te leggen met betrekking tot het klachtenbeloop. Opheldering van inconsistenties door [naam1] is daarom niet mogelijk, ook omdat [naam1] zich niet kan en mag uitlaten over de juridische causaliteit. Bovendien heeft TVM geen vertrouwen meer in de deskundigheid van [naam1] , omdat hij steken heeft laten vallen in zijn onderzoek. Dit blijkt onder meer uit de second opinion van de heer Van den Doel die TVM heeft overgelegd in de deelgeschilprocedure.
4.5
Ten aanzien van de grief omtrent de proceskostenveroordeling stelt TVM zich op het standpunt dat [verzoekster] geen rechtens te respecteren belang heeft bij haar verzoek tot het stellen van aanvullende vragen aan [naam1] en TVM kosten heeft gemaakt zich te verweren tegen dit verzoek. De aard van de zaak (letselschadezaak) verzet zich niet tegen het veroordelen van een letselschadeslachtoffer in de proceskosten.
Oordeel van het hof
4.6
Een voorlopig deskundigenonderzoek als bedoeld in art. 202 lid 2 Rv kan ertoe dienen een partij de mogelijkheid te verschaffen aan de hand van het uit te brengen deskundigenbericht zekerheid te verkrijgen over feiten en omstandigheden die voor de beslissing van een geschil relevant kunnen zijn. Zij kan dan bijvoorbeeld beter beoordelen of het raadzaam is een procedure voort te zetten. De rechter dient een verzoek om een voorlopig deskundigenonderzoek in beginsel te gelasten, mits het daartoe strekkende verzoek ter zake dienend en voldoende concreet is en feiten betreft die met het deskundigenonderzoek bewezen kunnen worden. Een aan die vereisten voldoende verzoek kan worden afgewezen indien de rechter op grond van in zijn beslissing te vermelden feiten en omstandigheden van oordeel is dat sprake is van onvoldoende belang, strijd met de eisen van een goede procesorde, misbruik van bevoegdheid of een ander, zwaarwichtig geoordeeld bezwaar.
4.7
Het hof is van oordeel dat het verzoek van [verzoekster] ter zake dienend en voldoende concreet is en voldoet aan de daaraan volgens artikel 203 Rv te stellen vereisten. In de beschikking van 4 november 2021 heeft de deelgeschilrechter geoordeeld dat - kort gezegd - causaal verband op basis van het rapport van [naam1] nog niet kan worden aangenomen. [verzoekster] heeft derhalve belang bij een nieuw onderzoek waarin de medische voorgeschiedenis en de incidenten in 2013 en 2014 voldoende worden betrokken, zodat de rechter op goede gronden kan beoordelen of al dan niet sprake is van causaal verband tussen de klachten van [verzoekster] en het verkeersongeval in 2011.
4.8
Het hof acht het verder aangewezen om het onderzoek te laten uitvoeren door een andere deskundige dan die is verzocht door [verzoekster] . Hiermee wordt tegemoetgekomen aan de bezwaren van TVM tegen een benoeming van [naam1] . De advocaat van [verzoekster] heeft ter zitting verklaard open te staan voor onderzoek door een andere deskundige. Het hof heeft gelet daarop aansluiting gezocht bij de namen genoemd in het verweerschrift zoals dat in eerste aanleg door TVM is ingediend. Ter zitting heeft [verzoekster] wat betreft die namen verklaard zich te kunnen verenigen met de heer [naam2] , werkzaam bij het Canisius-Wilhelmina Ziekenhuis te Nijmegen, als de te benoemen deskundige. Het hof heeft de heer [naam2] bereid en in staat gevonden om in deze zaak te rapporteren.
4.9
Het hof is voornemens de IWMD (Interdisciplinaire Werkgroep Medische Deskundigen) vraagstelling “Causaal verband bij ongeval aan de deskundige” (Gedragscode Behandeling Letselschade, Medische Paragraaf, zie Bijlage Werkdocument Onderdeel 5) voor te leggen. Het is van belang dat de deskundige de medische voorgeschiedenis en de twee geweldsincidenten die in 2013 en 2014 hebben plaatsgevonden bij zijn oordeel betrekt. Hiermee wordt tegemoetgekomen aan de bezwaren van TVM met betrekking tot de vraagstelling zoals die was geformuleerd door [verzoekster] in het verzoekschrift. De IWMD-vraagstelling is bedoeld om niet-medici die zich bezighouden met de afwikkeling van letselschade inzicht te geven in de medische uitgangspunten die van belang zijn bij het bepalen van de omvang van de schade die de onderzochte heeft geleden (en in de toekomst zal lijden) als gevolg van een ongeval.
4.10
Andere gronden voor afwijzing van het verzoek van [verzoekster] zijn niet gesteld en die zijn ook niet anderszins niet gebleken.
4.11
Omdat het onderzoek door de deskundige een medisch onderzoek is waarvoor geen geneeskundige behandelingsovereenkomst bestaat, heeft [verzoekster] het inzage- en blokkeringsrecht als bedoeld in artikel 7:464 lid 2 sub b BW. Dat [verzoekster] hier naar aanleiding van het onderzoek van [naam1] geen beroep op heeft gedaan, laat onverlet dat zij dit recht naar aanleiding van het thans uit te voeren onderzoek kan inroepen. Dit betekent dat zij als eerste het conceptrapport van de deskundige moet ontvangen en vervolgens, als zij bij dat rapport haar blokkeringsrecht niet heeft uitgeoefend, ook als eerste het definitieve rapport van de deskundige moet ontvangen. Het hof wijst er overigens op dat, als [verzoekster] van haar blokkeringsrecht gebruik maakt, de rechter in een eventuele bodemprocedure daaruit de gevolgtrekking kan maken die de rechter in de gegeven omstandigheden geraden acht.
4.12
[naam2] heeft een inschatting gemaakt van de door hem te maken kosten. Hij heeft zijn kosten begroot op € 6.164,95 (15 uur x € 300,- en 7 uur x € 85,- voor inschakeling secretariaat, incl. btw). Diens kostenbegroting is per brief van de griffie aan partijen gestuurd samen met deze beschikking. Het voorschot zal ten laste van TVM worden gebracht.
4.13
Indien partijen zich niet kunnen verenigen met de vraagstelling of de kostenbegroting, kunnen zij hun bezwaren daartegen binnen twee weken na de datum van deze beschikking per brief aan het hof melden, waarna het hof een eindbeschikking zal geven. ECLI:NL:GHARL:2024:6584
Met dank aan dhr. mr. Y.B. Boendermaker, Boendermaker Letselschade Advocatuur voor het inzenden van deze uitspraak.