Overslaan en naar de inhoud gaan

RBMNE 270319 kosten eigen risico, vitaminesupplementen, fysiotherapie, orthopedisch schoeisel, reiskosten, elektrische fiets, bed, etc.

RBMNE 270319 procedure opgestart door aansprakelijke partij; uitgebreide overwegingen over schade na ernstig beenletsel en psychische beperkingen;
- smartengeld ernstig beenletsel en psychische klachten; AO en beperkingen bij hobby's, huishouden en zelfwerkzaamheid; 25.000
- zonder ongeval per 01/01/2012 carrierestap naar hoofd technische dienst; 10 uur neveninkomsten per week aannemelijk;
- zelfwerkzaamheid tot 75 jaar, richtlijn vermeerderd met kwart toegewezen;
- rekenrente tot 2022 0% en daarna 2%, afwijzing kosten financieel advies tzv rendement;
- voorbehoud tzv stelselwijziging WIA afgewezen;
- gedeeltelijke vergoeding kosten camper ipv motorfiets
- kosten eigen risico, vitaminesupplementen, fysiotherapie, orthopedisch schoeisel, reiskosten, elektrische fiets, bed, etc.

De kosten van het eigen risico van de ziektekostenverzekering 


3.44.
[ verweerder ] vordert een bedrag van € 9.037,35 vanwege het door hem te betalen eigen risico van zijn ziektekostenverzekering (€ 350 tot € 385 per jaar). Ter zitting is besproken dat [ verweerder ] vanwege de gevolgen van het ongeval wekelijks de fysiotherapeut bezoekt. Hij moet de kosten van de eerste bezoeken zelf betalen, totdat de hoogte van zijn eigen risico is bereikt. De rechtbank is van oordeel dat [ verweerder ] hiermee heeft aangetoond dat de kosten van het eigen risico een schadepost is als gevolg van het ongeval. Allianz zal deze schade moeten vergoeden. 

De kosten van vitaminesupplementen 

3.45.
[ verweerder ] vordert een bedrag van € 5.304,00 als kosten van vitaminesupplementen, die hij gebruikt op advies van zijn revalidatiearts Boomkamp. De rechtbank zal deze schadepost afwijzen. Weliswaar blijkt uit een brief van zijn huisarts dat [ verweerder ] op advies van Boomkamp vitamine C gebruikt, maar de rechtbank is het eens met Allianz dat [ verweerder ] had moeten aantonen dat dit vitaminegebruik hem werkelijk het door hem gevorderd bedrag van € 220,00 per jaar kostte. [ verweerder ] heeft daarvan echter geen bewijs overgelegd. 

De kosten van orthopedische schoenen 

3.46. 
[ verweerder ] vordert een bedrag van € 68.713,50 als kosten voor orthopedische schoenen. Hij stelt dat hij bij zijn zorgverzekering een maal per 15 maanden schoenen mag declareren. [ verweerder ] stelt dat hij in het verleden weinig kosten hoefde te maken voor schoenen, omdat hij twee paar veiligheid- en werkschoenen kreeg van Clip. Daarom gaf hij maar € 60,00 per jaar uit voor zijn schoenen. 

3.47.
Volgens Allianz heeft [ verweerder ] niet onderbouwd dat hij werkelijk het door hem genoemde bedrag van gemiddeld € 2.850,00 per jaar beeft uitgegeven voor orthopedische schoenen en dit bedrag daaraan ook in de toekomst zal moeten besteden. 

3.48. 
Allianz heeft niet betwist dat de ziektekostenverzekeraar de door [ verweerder ] genoemde norm hanteerde en ook de rechtbank zal daarvan uitgaan. De rechtbank is het eens met [ verweerder ] dat het feit dat de ziektekostenverzekering deze norm heeft gesteld niet zonder meer betekent dat hij in het geheel geen schade lijdt vanwege het feit dat hij is aangewezen op orthopedische schoenen. In de eerste plaats heeft Allianz erkend dat voor de schoenen die op grond van de ziektekostenverzekering werden vergoed een bedrag van € 141,50 voor rekening van [ verweerder ] bleef. Dat bedrag is dus in elk geval een schadepost die moet worden vergoed. 

3.49. 
Verder is de vergoeding door de ziektekostenverzekering van 1 paar schoenen in 15 maanden een minimumnorm. Het is dan ook de vraag ofmet deze norm is voldaan aan de behoefte van [ verweerder ] zoals die was vóór het ongeval. De stelling van [ verweerder ] dat hij drie paar schoenen per jaar nodig heeft vindt de rechtbank echter niet reëel. Weliswaar stelt hij dat hij in het verleden steeds over drie paar schoenen beschikte, maar het is niet duidelijk hoeveel jaar hij met die schoenen deed. Dat hij jaarlijks van Clip nieuwe schoenen kreeg heeft hij niet aangetoond. Daar komt bij dat de orthopedische schoenen niet zo snel zullen slijten als de schoenen die hij in het verleden voortdurend tijdens zijn (klus)werkzaarnheden droeg. Verder is het feit dat [ verweerder ] destijds maar € 60,00 uitgaf voor de schoenen die hij buiten zijn werk droeg een aanwijzing dat hij het niet van groot belang vond om over meerdere 'nette' schoenen te kunnen beschikken. Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat de schade van [ verweerder ] voldoende is vergoed als zijn eigen bijdrage voor de orthopedische schoenen wordt betaald en dat hij steeds over twee paar schoenen kan beschikken die niet zijn versleten. 

3.50. 
De rechtbank beschikt niet over voldoende duidelijke aanknopingspunten om het hiervoor gegeven uitgangspunt in concrete bedragen te vertalen. Productie 48 (overzicht zorgkosten) vermeld een bedrag van € 1.920,00 voor "hulpmiddelen", echter zonder daarbij te noemen dat dit (hele bedrag) betrekking heeft op de orthopedische schoenen. Productie 47 "te verhalen ziektekosten declaraties" vermeld een bedrag van € 639,00. Bij dit bedrag staat expliciet vermeld dat het gaat om orhtopedisch schoeisel. De rechtbank gaat er vanuit dat partijen op dit punt in gezamenlijk overleg het schadebedrag zullen kunnen bepalen. 

De kosten voor de fysiotherapeut 

3.51. 
Het gevorderde bedrag van € 10.000,00 voor de kosten van fysiotherapie wordt afgewezen. Nadat het bedrag voor het eigen risico is voldaan zijn de kosten van fysiotherapie voor de rest van het jaar gedekt door de ziektekostenverzekering. Deze kosten zijn dus geen schade voor [ verweerder ] . 

Extra reiskosten 

3.52.
[ verweerder ] vordert een bedrag van € 9.161,00 als extra reiskosten. De rechtbank zal deze vordering afwijzen. Het is weliswaar aannemelijk dat [ verweerder ] extra kosten heeft omdat hij wekelijks naar de fysiotherapeut gaat, maar hij heeft geen enkel aanknopingspunt gegeven om te kunnen beoordelen welke bedragen daarmee wekelijks zouden zijn gemoeid. Het argument van [ verweerder ] dat hij niet alle schadespecificaties overlegt, omdat het dossier al zo omvangrijk is onvoldoende reden om deze schadepost in het geheel niet te onderbouwen. [ verweerder ] had op zijn minst kunnen aangeven waar de fysiotherapeut is gevestigd en hoeveel kilometer hij voor een bezoek moet afleggen. Dit heeft hij niet gedaan. Hetzelfde geldt voor het bezoek aan de orthopedisch schoenmaker. De rechtbank ziet geen reden om [ verweerder ] alsnog de gelegenheid te geven dit nader te onderbouwen. 

Sociale kilometers en extra kosten voor de vakantie 

3.53. 
[ verweerder ] vorder een bedrag van € 5.365 voor 'sociale kilometers' (bezoeken aan vrienden en bekenden) en een bedrag van € 44.920,00 als extra vakantiekosten. Deze beide schadeposten zijn gebaseerd op de omstandigheid dat [ verweerder ] als gevolg van het ongeval geen motor meer kan rijden. In het verleden gebruikte hij de motor voor bezoek aan familie en voor de vakantie. [ verweerder ] heeft een camper aangeschaft om op vakantie te kunnen gaan. [ verweerder ] heeft in een overzicht (productie 50) het verschil in kosten voor het rijden met de motor en het rijden met de camper aangegeven. 
Ter zitting is besproken dat - anders dan Allianz veronderstelde - [ verweerder ] voor het ongeval niet beschikte over een camper. De rechtbank vindt het wel aannemelijk dat de camper is aangeschaft als alternatief voor de motor. Het is echter ook begrijpelijk dat Allianz niet bereid is om zonder meer alle meerkosten van het gebruik van de camper voor haar rekening te nemen. Het gaat om een fors aankoopbedrag van € 86.740,00, waarvoor [ verweerder ] gelet op de verschuldigde rente van 3% kennelijk een lening heeft afgesloten. Als [ verweerder ] van mening was dat Allianz alle meerkosten van de aanschaf van de camper moet vergoeden had het voor de hand gelegen om voordat hij deze grote uitgave deed in overleg te treden met Allianz. Door dit niet te doen heeft hij Allianz de mogelijkheid ontnomen om enige invloed uit te oefenen op deze schadepost. Daar komt bij dat [ verweerder ] ook voordeel heeft van de camper. Zoals Allianz heeft opgemerkt bespaart hij de kosten van de tweede motor. Verder bespaart hij mogelijk de kosten van logies, omdat hij in de camper kan slapen. De goede en kwade kansen afwegend is het ook niet uit te sluiten dat [ verweerder ] en zijn partner in de toekomst niet meer met de motorfiets op vakantie zouden zijn gegaan en wellicht een camper hadden aangeschaft. Bovendien biedt de aanschaf van de elektrische fiets, zie hiema bij 3.58 een compensatie voor de korte afstanden. Alles afwegende vindt de rechtbank het in de gegeven omstandigheden redelijk dat Allianz een kwart van de door [ verweerder ] genoemde meerkosten draagt. Dat betekent dat Allianz van de totale vordering voor de sociale kilometers en vakantiekosten in totaal een bedrag van (afgerond) € 12.500,00 vergoedt. 

De immateriële schadevergoeding 

3.54.
[ verweerder ] vordert een bedrag van € 40.000,00 aan immateriële schadevergoeding. Allianz heeft een bedrag van € 17.500 aan immateriële schade vergoed. 

3.55.
De rechtbank is van oordeel dat met een bedrag van € 25.000,00 aan immateriële schadevergoeding recht wordt gedaan aan het leed dat [ verweerder ] door het ongeval is toegebracht. Daarbij is in aanmerking genomen dat [ verweerder ] door zijn fysieke beperkingen als gevolg van het ongeval zijn bezigheden die voor hem van groot belang waren: zijn werk, zijn kluswerkzaamheden, het werken in de tuin en zijn hobby motorrijden niet meer kan doen. Bij de bepaling van dit bedrag heeft de rechtbank ook rekening gehouden met gevallen met vergelijkbare ongevalsgevolgen. 

3.56. 
Bij de betaling op 1 januari 2017 heeft Allianz een bedrag van € 17.500,00 aan immateriële schadevergoeding voldaan, zodat nog een bedrag van € 7.500 resteert. De wettelijke rente over de immateriële schadevergoeding is verschuldigd vanaf de datum van het ongeval, waarop deze schade is aangevangen. Bij het reeds betaalde bedrag is niet de wettelijke rente vanaf de datum van het ongeval vergoed. Daarom moet Allianz de volgende bedragen aan immateriële schadevergoeding voldoen: 
De wettelijke rente over het bedrag van € 17.500,00 vanaf 16 april 2009 tot 1 januari 2017 
Het bedrag van € 7.500,00 vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 16 april 2009 tot de dag van betaling daarvan. 

De 'overige kosten' 

3.57. 
[ verweerder ] vordert een bedrag van € 14.000,00 voor 'overige kosten'. Allianz heeft betwist dat hij de gevorderde kosten werkelijk heeft gemaakt en/of dat deze kosten kunnen worden toegerekend aan het ongeval. 

3.58.
[ verweerder ] heeft voor de gevorderde kosten de volgende bewijsstukken overgelegd (productie 72): een gehandicaptenparkeerkaart, twee elektrische fietsen, een aangepast bed en ergonomische stoelen in de auto. De kosten en de noodzaak voor de gehandicaptenparkeerplaats zijn voldoende onderbouwd. Deze schadepost zal worden toegewezen. De kosten van één elektrische fiets zijn eveneens voldoende onderbouwd. Allianz heeft niet betwist dat de aanschafprijs van de elektrische fiets € 3.200,00 bedraagt. 
Bovendien heeft [ verweerder ] een brief overgelegd van de fietsenhandelaar waarin wordt uitgelegd dat hij vanwege zijn beperking aangewezen is op het duurdere type elektrische fiets. Het bedrag van € 3.200,00 voor de aanschaf van deze fiets zal daarom door Allianz moeten worden vergoed. De kosten van de elektrische fiets voor de partner van [ verweerder ] komt niet voor vergoeding in aanmerking. In deze tijd is de aanschaf van een elektrische fiets geen bijzondere uitgave. Het is dan ook heel aannemelijk dat de partner van [ verweerder ] - gelet op haar gezondheid, die volgens [ verweerder ] niet erg goed is - ook zonder het ongeval een elektrische fiets zou hebben gekocht.

De kosten voor een nieuw bed zullen worden afgewezen. [ verweerder ] heeft niet onderbouwd dat er een aan het ongeval toe te rekenen medische noodzaak is voor de aanschaf van dit bed. Hetzelfde geldt voor het plaatsen van ergonomische stoelen in de auto. Uit de beperkingenlijst in het rapport van Burgers (zie hiervoor in 3.5) blijkt niet dat speciale aanpassingen nodig zijn voor het zitten. 
Voor de overige kosten die [ verweerder ] heeft genoemd zijn geen stukken overgelegd. De stelling van [ verweerder ] dat dit niet nodig is omdat hij in het verleden reeds specificaties aan Allianz heeft toegestuurd, kan niet worden gevolgd. De vorderingen kunnen in deze procedure bij de rechtbank alleen worden toegewezen als deze met voldoende concrete feiten en stukken zijn onderbouwd. 

3.59. 
Op grond van het voortgaande is de rechtbank van oordeel dat Allianz een bedrag van in totaal € 3.246,25 (€3.200,00 voor de elektrische fiets en € 46,25 voor de gehandicaptenparkeerkaart) moet vergoeden. Allianz heeft niet tegengesproken dat zij de wettelijke rente over deze overige kosten is verschuldigd. Deze zal zij dus ook moeten voldoen met ingang van 7 april 2017, zoals [ verweerder ] heeft gevorderd. 

De buitengerechtelijke kosten 

3.60. 
Allianz heeft reeds een bedrag van € 73.000,00 aan buitengerechtelijke kosten vergoed voor de werkzaamheden van mr. Koeleman. De vordering van [ verweerder ] dat de rechtbank voor recht verklaart dat Allianz - in het geval de erfgenamen van mr. Koeleman 
en/of de vereffenaar van zijn kantoor hem alsnog aanspreken op openstaande facturen- verplicht is deze buitengerechtelijke kosten te voldoen zal worden afgewezen. Deze vordering is te vaag en toewijzing daarvan leidt ertoe dat Allianz verplicht zou zijn om zonder nadere beoordeling of is voldaan aan de redelijkheidstoets de kosten te voldoen. Dat neemt niet weg dat Allianz de buitengerechtelijke kosten die [ verweerder ] voor de voortgang van de onderhandelingen nu nog maakt, zal moeten voldoen voor zover deze kosten voldoen aan de dubbele redelijkheidstoets. 

De belastinggarantie en rente over het op 1 januari 2017 betaalde bedrag 

3.61.
In het verweerschrift tegenvordering heeft Allianz zich bereid verklaard om een belastinggarantie te verstrekken. De rechtbank heeft geen reden om te veronderstellen dat Allianz deze toezegging niet zal nakomen. [ verweerder ] heeft dan ook geen belang (meer) bij deze vordering. 

3.62. 
In dit verweerschrift heeft Allianz erkend dat zij vanaf 1 januari 2017 rente verschuldigd is over het betaalde bedrag van € 143.368,26 en zij heeft toegezegd deze rente te betalen aan [ verweerder ] . Ook op dit punt heeft de rechtbank geen reden om te veronderstellen dat Allianz deze toezegging niet zal nakomen. Daarom geldt ook voor deze vordering dat [ verweerder ] daar geen belang (meer) bij heeft. 

Slotsom 

3.63. 
De rechtbank heeft in dit vonnis de uitgangspunten voor de berekening van de schade vastgesteld. De rechtbank geeft partijen in overweging opnieuw te trachten op basis van deze uitgangspunten in gezamenlijk overleg tot afwikkeling van de schade te komen. De rechtbank zal daartoe bepalen dat partijen op een termijn van twee maanden of zoveel eerder als mogelijk, de rechtbank informeren of zij daarin zijn geslaagd. Indien partijen niet tot een gezamenlijke regeling komen verzoekt de rechtbank hen duidelijk aan te geven of en zo ja op welke punten zij wel overeenstemming hebben bereikt en welke geschilpunten er nog resteren. De rechtbank zal dan (voor de resterende geschilpunten) NRL verzoeken om op basis van de in dit vonnis bepaalde uitgangspunten een schadeberekening te maken.

Met dank aan de heer mr. J. Roth, SAP Letselschade Advocaten voor het inzenden van deze uitspraak.

Citeerwijze: www.letselschademagazine.nl/2019/RBMNE-270319