Overslaan en naar de inhoud gaan

GHARL 290119 kosten STOLN (Slond) 15% (65.340) niet redelijk, € 15.000,00 wel, Engelgeer 50% € 12.367,50, Letsel.nl 100% € 29.214,99

GHARL 290119 ongval 1992; VAV na arbeidsdeskundig- en bedrijfseconomisch onderzoek tzv schade 22 jarige in agrarisch bedrijf ouders;
- Hof kapitaliseert huishoudelijke hulp; aansluiting bij richtlijn DLR; € 10,00 per uur; 8,5 uur p/w;
- Hof kapitaliseert zelfwerkzaamheid o.b.v. richtlijn DLR; € 1.140,- per jaar x 1,3 = € 1.482,- p/j. tot 70ste
 levensjaar;
- PWS en HNP; ; € 10.000,00; bepaald naar normen en bedragen die rechters in 1992 aan smartengeld toekenden;

- kosten STOLN (Slond) 15% (65.340) niet redelijk, € 15.000,00 wel, Engelgeer 50% € 12.367,50, Letsel.nl 100% € 29.214,99

Uitspraak kreeg een vervolg in: PHR-060320-deskundigenbericht-bedrijfseconoom-vav-agrarier

Grief 5 – buitengerechtelijke kosten

3.19
Met grief 5 komt [appellant] op tegen de vaststelling van de hoogte van de buitengerechtelijke kosten. In eerste aanleg heeft [appellant] bij akte uitlating schadestaat d.d. 11 maart 2015 een declaratie overgelegd van Letsel.nl d.d. 22 januari 2015 voor “verleende adviezen en diensten” tot en met het jaar 2014. Deze declaratie sluit op een bedrag van € 29.214,99. Omdat [appellant] (kennelijk foutief) slechts een bedrag van € 24.735,13 vorderde heeft de rechtbank laatstgenoemd bedrag toegewezen. In hoger beroep vordert [appellant] thans, door een eisvermeerdering (op de onderdelen 1, 2 en 3), de buitengerechtelijke kosten van
1. Europrotector ad € 13.340,34;
2. STOLN (incl. Slond) ad € 64.260,-;
3. Engelgeer advocaten ad € 24.735,13;
4. Letsel.nl het bovengenoemde bedrag ad € 29.214,99.

Het hof oordeelt hierover als volgt. Voor vergoeding van de buitengerechtelijke kosten op de voet van artikel 6:96 lid 2 BW is plaats voor zover het gaat om (buitengerechtelijke) verrichte werkzaamheden die in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs noodzakelijk waren en waarvoor de kosten naar hun omvang ook redelijk zijn geweest; het betreft de zogenoemde “dubbele redelijkheidstoets”.

3.20
Ad 1. De kosten van Europrotector (tot en met mei 2003 de belangenbehartiger) zijn volgens [appellant] niet meer te achterhalen. Uit de opgaaf van ASR (en overgenomen door [appellant] in mvg sub 90-91) volgt dat de rechtsvoorganger aan Europrotector hiervoor een bedrag/voorschot heeft betaald van € 13.974,47 aldus [appellant] . Kennelijk meent [appellant] dat daarbovenop nog het gevorderde bedrag van ad € 13.340,34 zou moeten komen. Als dat zo is, dan is dan had [appellant] het gevorderde bedrag deugdelijk moeten onderbouwen hetgeen hij niet heeft gedaan. Dit onderdeel van de vordering zal dan ook worden afgewezen.

3.21
Ad 2. De kosten van STOLN (c.q. Slond) zijn in de rechtbankprocedure (pas) bekend geworden. De vergoeding bedroeg 15% van het resultaat (te vermeerderen met btw), hetgeen neerkomt op het gevorderde bedrag van € 64.260,- (incl. btw). [appellant] verwijst hiervoor naar een brief van 11 november 2005 van de advocaat van STOLN/Slond aan mr. Engelgeer van Letsel.nl (productie18 bij akte overlegging producties in conventie/reconventie d.d. 3 maart 2006); uit deze brief blijkt dat over het door ASR uitbetaalde bedrag (medio december 2004) van € 360.000,- 15% provisie is gerekend door Slond. ASR voert tegen deze provisieafspraak aan dat deze de dubbele redelijkheidstoets niet kan doorstaan, daarbij verwijzend naar een uitspraak van HR 26 september 2014, ECLI:NL:HR:2014:2797. Het hof oordeelt hierover als volgt. De afspraak met STOLN/Slond komt neer op een “no cure no pay” overeenkomst: alleen als een resultaat wordt behaald dient daarvan 15% ten goede te komen aan de belangenbehartiger. Het hof heeft geen enkel inzicht gekregen in de hoeveelheid werk die STOLN/Slond heeft verricht en zodoende ook geen enkel inzicht in het feitelijk aantal bestede uren en het gehanteerde uurtarief; dat betekent dat het hof niet op basis daarvan kan vaststellen of het aantal uren en het uurtarief de dubbele redelijkheidstoets doorstaan. Dan blijft over de vraag of het gehanteerde tarief van 15% van het behaalde resultaat de dubbele redelijkheidstoets kan doorstaan. Uit het arrest van dit hof (toen nog Hof Amsterdam, nevenzittingsplaats Arnhem) van 18 september 2007 over deze kwestie (het betreft de vordering in conventie van de rechtsvoorganger van ASR) welk arrest in kracht van gewijsde is gegaan, blijkt het volgende. In december 2003 heeft STOLN aan ASR medegedeeld dat zij voortaan de belangen zou behartigen van [appellant] . STOLN heeft vervolgens het letselschadekantoor Slond B.V. (vertegenwoordigd door N.E. Slond) ingeschakeld voor de afwikkeling van de schade van [appellant] . Slond heeft medio 2004 een bespreking gehad met de mr. A.A. Waterbolk, verbonden aan het door ASR ingeschakelde bemiddelingsbureau Cordaet Personenschade B.V. In juli-augustus 2004 heeft Slond met per brief en per telefoon over de afwikkeling van de schade onderhandeld, waarna de (door [appellant] betwiste) vaststellingsovereenkomst is gesloten. Gezien deze feiten en omstandigheden kan het (gefixeerde) bedrag van € 64.260,- voor de door Slond verrichte werkzaamheden over enkele maanden de dubbele redelijkheidstoets niet doorstaan. Het hof gaat er wel vanuit dat Slond enige werkzaamheden heeft verricht voor [appellant] in het kader van de buitengerechtelijke onderhandelingen en stelt dit bedrag in alle redelijkheid schattenderwijs vast op een bedrag van € 15.000,-. Hiervan dient dan nog te worden afgetrokken het bedrag van € 4.700,- dat op 20 december 2004 aan Slond (STOLN) is voldaan (bron: mvg sub 90-91), zodat resteert een bedrag van € 10.300,-.

3.22
Ad 3. De kosten van Engelgeeradvocaten betreffen diens bijstand in de periode maart 2004-maart 2005 (een bedrag van € 24.735,13), waaronder ook valt het voeren van een kortgedingprocedure tegen Slond (een bedrag van € 5.387,94). [appellant] heeft diens specificaties overgelegd (prod. 16 cva conventie/eis in reconventie d.d. 21 december 2005); ASR heeft hiertegen in eerste aanleg al verweer gevoerd (cva reconventie d.d. 27 februari 2008 sub 15) en aangevoerd dat de kosten van mr. Engelgeer ook werkzaamheden bevat die los staan van de onderhavige letselschadezaak, maar de correspondentie betreffen met de Raad van Toezicht, het Klachteninstituut en het (medisch) tuchtcollege. Daarnaast heeft ASR erop gewezen dat de kosten van het kort geding ook niet vallen onder de buitengerechtelijke kosten van de onderhavige zaak. Tegen dit verweer in prima is [appellant] in zijn memorie van grieven niet opgekomen. Uit de overgelegde specificaties van Engelgeeradvocaten volgt inderdaad dat er werkzaamheden zijn verricht zoals ASR die heeft opgesomd en die buiten het onderhavige geschil vallen. Het hof wil echter wel aannemen dat mr. Engelgeer enige buitengerechtelijke werkzaamheden heeft verricht ten behoeve van de onderhavige zaak; dit blijkt wel uit zijn gespecificeerde urenverantwoording. Het hof zal de buitengerechtelijke kosten die mr. Engelgeer heeft gemaakt naar redelijkheid schattenderwijs begroten op de helft van het gevorderde bedrag, dit is afgerond € 12.367,50.

3.23
Ad 4. De declaratie van Letsel.nl bedraagt € 29.214,99. Hiertegen voert ASR aan dat deze declaratie de dubbele redelijkheidstoets (ook) niet kan doorstaan: er is sprake van weer een nieuwe belangenbehartiger die zich weer moet inlezen in de zaak (hetgeen extra uren kost), bovendien heeft deze bijstand de zaak inhoudelijk niet verder geholpen. Naar het oordeel van het hof is het feit dat door [appellant] een nieuwe belangenbehartiger is ingeschakeld in de gegeven omstandigheden (na het geschil over de vaststellingsovereenkomst met STOLN/Slond) te billijken en daarmee is het een redelijke beslissing geweest. Dat de bijstand niet heeft geleid tot een oplossing in (beëindiging van) het onderhavige geschil leidt er niet toe dat de werkzaamheden van Letsel.nl niet redelijk waren, evenmin de hoogte van het uurtarief. Dat betekent dat deze declaratie, met inachtneming van de dubbele redelijkheidstoets, in zijn geheel toegewezen kan worden.

Grief 5 slaagt deels.ECLI:NL:GHARL:2019:801