Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Amsterdam 180913 onvoldoende in stelling gebracht om ernstige beschuldiging van enig fundament te voorzien

Rb Amsterdam 180913 regres zorgverz. voor schade door zelfverbranding; na deskundigenrapport wordt aansprakelijkheid psychiatrische instelling aangenomen;
- geen zwaarwegende en steekhoudende bezwaren tegen deskundigenrapport psychiater; vraagstelling

vervolg op: rb-adam-290709-verjaring-vordering-gebaseerd-op-zorgplicht-tov-suicidale-patient-was-betrokkene-in-staat-een-claim-in-te-dienen

2.14.

Voor zover Geestgronden zich heeft willen beroepen op partijdigheid van [deskundige 2] (iv), dan volgt de rechtbank haar daarin evenmin. Geestgronden heeft onvoldoende in stelling gebracht om deze ernstige beschuldiging van enig fundament te voorzien. De enkele omstandigheid dat [deskundige 2] in reactie op het commentaar van de partijdeskundige van Geestgronden op de conceptrapportage van [deskundige 2] de bewoordingen “als [naam 1] zich op 20 augustus 1998 op de afdeling in brand had gestoken met spiritus en lucifers uit een kastje van de afdelingskeuken, dan had Geestgronden ongetwijfeld ook een aansprakelijkstelling tegemoet kunnen zien” heeft gebruikt, maakt nog niet dat sprake is van vooringenomenheid bij [deskundige 2]. Nu Geestgronden geen andere feiten en omstandigheden heeft gesteld waaruit zou blijken dat zij gegronde redenen heeft om te twijfelen aan de onpartijdigheid van [deskundige 2], verwerpt de rechtbank ook dit bezwaar.

2.15.
Het voorgaande heeft tot gevolg dat de rechtbank de conclusies van het deskundigenbericht overneemt en deze tot de hare maakt. Vervolgens rijst de vraag of op basis van het rapport van [deskundige 2] kan worden geconcludeerd dat de hulpverleners van Geestgronden in de periode van 11 juli 1998 tot en met 20 augustus 1998 ten aanzien van [naam 1] hebben gehandeld in strijd met hetgeen van redelijk bekwame en redelijk handelende hulpverleners destijds onder vergelijkbare omstandigheden mocht worden verwacht en, zo ja, of aannemelijk is dat een andere handelwijze niet of niet geheel had geleid tot de schade waarvan Zilveren Kruis vergoeding vordert (zie rechtsoverweging 2.2 van het tweede tussenvonnis). De rechtbank is op grond van het bovenstaande van oordeel dat de eerste vraag bevestigend moet worden beantwoord op grond van het rapport van [deskundige 2]. Datzelfde geldt voor het antwoord op de tweede vraag, gelet op de beantwoording van de vragen b en c door [deskundige 2]. Dit alles in aanmerking nemend is de rechtbank van oordeel dat sprake is van een toerekenbare tekortkoming in de nakoming van de behandelovereenkomst door Geestgronden, zodat de in de dagvaarding onder a) gevorderde verklaring voor recht, toewijsbaar is.

2.16.
De schade waarvan Zilveren Kruis vergoeding vordert ziet op kosten voor operaties, specialistisch onderzoek, medicijngebruik en vervoer. De rechtbank overweegt dat, nu het debat tussen partijen zich tot op heden heeft toegespitst op de vraag of Geestgronden al dan niet toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de behandelingsovereenkomst tussen haar en [naam 1], de discussie over de schade en de (hoogte van de) gevorderde vergoeding daarvan, tot op heden onvoldoende belicht is gebleven. De rechtbank zal daarom Geestgronden in de gelegenheid stellen bij akte te reageren op de door Zilveren Kruis gevorderde schade, zoals uiteengezet in productie 10 bij de dagvaarding. Zij zal daarbij mede kunnen betrekken haar stelling dat de schade verdeeld dient te worden over partijen naar rato van de kans dat de tekortkoming heeft bijgedragen aan het ontstaan van de schade, zoals door Geestgronden bij antwoordconclusie na deskundigenbericht naar voren is gebracht. Mogelijk zal daarna een comparitie van partijen worden gelast. ECLI:NL:RBAMS:2013:7140