Overslaan en naar de inhoud gaan

GHARL 230822 gestelde toedracht voldoende onderbouwd betwist; eisende partij mag bewijs leveren

GHARL 230822 gestelde toedracht voldoende onderbouwd betwist; eisende partij mag bewijs leveren

2De kern van de zaak
2.1
Op 26 oktober 2017 is de Volkswagen Golf met kenteken [kenteken1] , eigendom van SBB, betrokken geraakt bij een aanrijding in Den Haag met een Suzuki Swift met kenteken [kenteken2] , eigendom van Europcar Autoverhuur. Bestuurder van de Volkswagen Golf ten tijde van de aanrijding was de heer [naam1] en bestuurder van de Suzuki Swift was mevrouw [naam2] . [naam2] had de Suzuki gehuurd bij Europcar. De wettelijke aansprakelijkheid van de Suzuki Swift was verzekerd bij Achmea. Het hof gaat verder uit van de feiten als vermeld in rechtsoverwegingen 2.1 tot en met 2.5 van het bestreden vonnis van 24 maart 2021.(geen publicatie bekend, red. LSA LM)

2.2
SBB heeft bij de kantonrechter gevorderd voor recht te verklaren dat Achmea aansprakelijk is voor de schade als gevolg van het ongeval van 26 oktober 2017 en veroordeling van Achmea tot vergoeding van het schadebedrag van € 9.550,89, vermeerderd met rente en kosten. Daarnaast heeft zij – voorwaardelijk – de afgifte van rapportages van forensisch onderzoek gevorderd.

2.3
De kantonrechter heeft deze vorderingen afgewezen. De bedoeling van het hoger beroep is dat de afgewezen vorderingen alsnog worden toegewezen.

3Het oordeel van het hof
3.1
Het hof zal SBB toelaten tot bewijs van de door haar gestelde toedracht van de aanrijding. Het hof zal hierna uitleggen waarom.

3.2
SBB heeft, onder verwijzing naar het door beide bestuurders ingevulde aanrijdingsformulier, het volgende gesteld over de toedracht van de aanrijding. [naam1] reed op 26 oktober 2017 rond 23.40 uur in de Volkswagen Golf van SBB met een snelheid van 25/30 kilometer per uur over de Van der Neerstraat in Den Haag. Uit een parkeervak aan de linkerzijde van die weg (bezien vanuit de rijrichting van [naam1] ) kwam opeens de Suzuki Swift, die werd bestuurd door mevrouw [naam2] , de weg op rijden. [naam2] had de Volkswagen Golf niet zien aankomen. De Suzuki raakte de Volkswagen Golf aan de linkerkant. [naam1] probeerde vergeefs uit te wijken en raakte met zijn auto een (hekwerk om een) boom aan de rechterzijde van de weg. Daarom is schade aan beide kanten van de Volkswagen Golf ontstaan. De handeling van [naam2] kwalificeert als een bijzondere manoeuvre als bedoeld in artikel 54 RVV 1990. Om die reden had de bestuurder van de Suzuki Swift de bestuurder van de Volkswagen Golf voor moeten laten gaan. Nu dit laatste niet is gebeurd, is de bestuurder van de Suzuki en dus ook Achmea als WAM-verzekeraar van de Suzuki aansprakelijk voor de door SBB geleden schade.

3.3
Achmea heeft deze gestelde toedracht gemotiveerd betwist en daartoe onder meer het volgende aangevoerd:

[naam1] heeft meerdere keren aangegeven dat hij [naam2] niet kent. Gebleken is echter dat hij ongeveer twee weken voor de aanrijding een Peugeot heeft verkocht aan [naam2] . Uit onderzoek blijkt dat die Peugeot nooit is aangeboden door een garage of door middel van een advertentie op internet.

[naam2] is op 26 oktober 2017 niet met deze Peugeot naar Den Haag gegaan, maar met een door haar (buiten haar woonplaats) gehuurde auto (de Suzuki). Ongeveer twee weken na de aanrijding van 26 oktober 2017, namelijk op 6 november 2017, heeft [naam2] opnieuw een aanrijding veroorzaakt. Ook deze aanrijding vond plaats in Den Haag en toen reed [naam2] in de van [naam1] gekochte Peugeot. De gestelde toedracht van die aanrijding (ditmaal met een Audi Q7) was precies dezelfde als die in deze zaak: uitrijden uit een parkeervak door [naam2] in de Peugeot en een uitwijkmanoeuvre door de bestuurder van de Audi Q7. De 16 jarige Peugeot is daarna gesloopt. De Peugeot was vanaf 10 februari 2017 niet meer verzekerd, dus ook al niet meer toen [naam1] nog eigenaar was.

De enorme omvang van de schade is niet in overeenstemming met de gestelde toedracht waarbij een auto met lage snelheid botst met een auto die vanuit stilstand een parkeervak verlaat.

Vreemd is dat [naam1] en [naam2] na de aanrijding om 23.40 uur naar een garage drie kilometer verderop in de Televisiestraat in Den Haag zijn gegaan, om daar het schadeformulier in te vullen, zeker nu garages in de Televisiestraat volgens experts van verzekeringsmaatschappijen regelmatig een rol spelen bij opzetaanrijdingen;

SBB heeft de schade niet geclaimd onder haar eigen cascoverzekering bij ASR.

[naam1] weigert na een eerste verklaring nog een volgende verklaring af te leggen en in te gaan op de gerezen vraagpunten. [naam2] heeft elk verzoek van Achmea om contact op te nemen genegeerd.

3.4
SBB heeft in reactie hierop aangevoerd

-
i) De Peugeot van [naam1] is via een garage aan [naam2] verkocht en dat is de reden waarom [naam1] haar niet kent.

-
ii) SBB is niet bekend met de schade van 6 november 2017. Volgens SBB is die tweede schade anders omdat [naam2] toen niet in een huurauto reed.

-
iii) Het schadebeeld klopt volgens SBB met het feit dat de Volkswagen door de aanrijding en het uitwijken aan twee kanten schade heeft opgelopen.

-
iv) SBB vindt het niet vreemd dat de bestuurders na de aanrijding naar een garage in de Televisiestraat zijn gegaan. In die straat zijn veel garages die laagdrempelig zijn. Het is daarom goed mogelijk dat garages in deze straat vaker voorkomen in schademeldingen, maar daar blijkt nog niet uit dat dit frauduleuze bedrijven zijn.

-
v) Volgens SBB is de schade wel geclaimd onder de cascoverzekering bij ASR maar loopt de claim spaak omdat Achmea het dossier heeft overgedragen aan haar afdeling speciale zaken voor nader onderzoek.

-
vi) [naam1] heeft genoeg medewerking verleend en SBB kan het niet helpen dat Achmea geen informatie krijgt van [naam2] . Het onderzoek duurde zo lang dat [naam1] te kennen heeft gegeven dat hij geen verdere medewerking wenste te verlenen. SBB heeft Achmea gevraagd haar vragen op de mail te zetten, maar dat heeft zij niet gedaan.

3.5
Het hof (i) constateert dat SBB geen enkele (nadere) toelichting heeft gegeven op de wijze van verkoop van de Peugeot door [naam1] aan [naam2] . Zij geeft niet aan welke garage hier bij betrokken zou zijn geweest, of er met de auto is geadverteerd en hoe [naam2] als koopster in beeld kwam. Het hof (ii) stelt vast dat SBB niet betwist dat de aanrijding van 6 november 2017 heeft plaatsgevonden en dat de gestelde toedracht van die tweede aanrijding exact dezelfde was als die van deze schade. Toeval bestaat, maar de kans dat [naam2] , die in Bergen op Zoom woont, een auto koopt van [naam1] in Den Haag en dan twee weken later in Den Haag een aanrijding heeft met een auto die bestuurd wordt door [naam1] , om vervolgens weer twee weken later opnieuw in Den Haag een aanrijding met exact dezelfde toedracht te veroorzaken met ditmaal de door haar van [naam1] gekochte auto, is dermate klein dat zeer ongeloofwaardig wordt dat van toeval sprake is.

Het hof stelt verder vast (iii) dat SBB wel uitlegt waarom schade aan twee kanten van de Volkswagen Golf is ontstaan, maar niet ingaat op de overweging van de kantonrechter dat de schade niet klopt met de gestelde snelheid van beide betrokken auto’s.

En ook (iv) blijft het gestelde nachtelijk bezoek aan een garage drie kilometer verderop voor het invullen van een schadeformulier niet goed opgehelderd.

Verder (v) heeft SBB wel erg weinig informatie gegeven over de schademelding bij ASR, met name niet over wat precies het standpunt is van ASR.

Het hof vindt het niet meer dan logisch (vi) dat Achmea bij zoveel vraagpunten een nadere verklaring van [naam1] heeft gevraagd. [naam1] heeft echter verdere medewerking geweigerd. Mogelijk heeft SBB wel verzocht vragen op de mail te zetten. Hoe dan ook zijn die vragen in de processtukken weer opgeworpen en ook daarna grotendeels onbeantwoord gelaten. Op de zitting van het hof is alleen haar advocaat verschenen. Ook daar is dus geen nadere toelichting op de gang van zaken/vragen van Achmea gegeven.

3.6
Gelet op wat hiervoor is overwogen, heeft Achmea de gestelde toedracht van de aanrijding voldoende onderbouwd betwist. De niet opgehelderde vraagpunten en zeer onwaarschijnlijke toevalligheden geven voldoende reden om te twijfelen aan de juistheid van het door de bestuurders ingevulde aanrijdingsformulier. SBB is er vooralsnog niet in geslaagd de gestelde toedracht voldoende aannemelijk te maken. Omdat op SBB de stelplicht en bewijslast rusten van de gestelde onrechtmatige daad die ten grondslag ligt aan haar vordering, moet zij bewijs leveren van de gestelde toedracht. ECLI:NL:GHARL:2022:7300