RBROT 280223 ongeval bij wisselen rijbaan, toedracht onduidelijk, bewijs en mogelijk desk. onderzoek nodig: niet geschikt voor deelgeschil
- Meer over dit onderwerp:
RBROT 280223 ongeval bij wisselen rijbaan, toedracht onduidelijk, bewijs en mogelijk desk. onderzoek nodig: niet geschikt voor deelgeschil
voorafgaand aan deelgeschil was al bekend dat partijen het niet eens waren over feitelijke toedracht; geen kostenbegroting
2
De zaak
2.1.
Op 20 mei 2021 heeft er op de Voorschoterweg tussen Voorschoten en Leiden een aanrijding plaatsgevonden tussen de auto’s van [verweerder02] en [verzoekster01] . [verweerder02] wisselde van de linkerrijbaan naar de rechterrijbaan en kwam op de rechterrijbaan in botsing met [verzoekster01] . [verzoekster01] stelt dat zij door deze aanrijding letselschade (verergerde rugklachten en psychische problematiek) heeft opgelopen. Daarom eist zij (na vermindering van eis tijdens de mondelinge behandeling) in deze procedure een verklaring voor recht dat Allianz, de verzekeraar van [verweerder02] , althans [verweerder02] zelf, aansprakelijk is voor haar schade.
Allianz en [verweerder02] betwisten dat [verzoekster01] letsel heeft opgelopen en dat [verweerder02] het ongeval heeft veroorzaakt en voeren aan dat deze zaak niet geschikt is voor een deelgeschilprocedure, omdat er een verschil van mening is over de toedracht van het ongeval.
3
De beoordeling
Samenvatting van deze uitspraak
3.1.
De verzoeken van [verzoekster01] kunnen in deze procedure niet worden toegewezen. Partijen zijn het namelijk niet eens over de oorzaak van het ongeval: wisselde [verweerder02] , zonder goed te kijken, van rijbaan over een doorgetrokken streep, of haalde [verzoekster01] [verweerder02] met hoge snelheid rechts in? Om dit te kunnen achterhalen en zodoende te kunnen vaststellen of [verweerder02] het ongeval heeft veroorzaakt, zal nadere bewijslevering en mogelijk een nader deskundigenonderzoek moeten plaatsvinden. Daarvoor is een deelgeschilprocedure niet geschikt, omdat deze procedure is gericht op een snelle beslissing waarmee partijen in staat zijn om buiten rechte verder te onderhandelen over de vergoeding van de schade. Dit zal hierna verder worden uitgelegd.
Beperking tot € 25.000,-
3.2.
[verzoekster01] heeft tijdens de mondelinge behandeling gesteld dat haar schade maximaal € 25.000,- zal bedragen en zij beperkt haar verzoek in die zin dat Allianz of [verweerder02] slechts tot dat bedrag schadeplichtig is. Gelet op deze beperking is de kantonrechter bevoegd om het verzoek te behandelen.
Letsel
3.3.
Een persoon die een ander aansprakelijk houdt voor schade die hij lijdt door letsel kan de rechter verzoeken te beslissen over een deel van een geschil tussen partijen, waarvan de beëindiging kan bijdragen aan het tot stand komen van een vaststellingsovereenkomst 1 . Er moet dus in de eerste plaats sprake zijn van letsel. Hiervoor heeft [verzoekster01] voldoende gesteld. [verzoekster01] stelt namelijk dat zij door het ongeval last heeft van (verergerde) rugklachten, nekklachten en psychische klachten en onderbouwt dit (summier) met een huisartsenjournaal en een brief van een psycholoog. Of deze klachten zijn veroorzaakt of verergerd door het ongeval is overigens nog niet duidelijk, maar daarover gaat deze procedure niet.
Deze zaak is niet geschikt voor een deelgeschilprocedure
3.4.
[verzoekster01] verzoekt de kantonrechter om voor recht te verklaren dat Allianz, althans [verweerder02] , aansprakelijk is voor haar schade. De kantonrechter wijst het verzoek om een beslissing in een deelgeschil af als de verzochte beslissing naar zijn oordeel onvoldoende kan bijdragen aan het tot stand komen van een vaststellingsovereenkomst 2 . Gelet op het doel van een deelgeschilprocedure (het bevorderen van de buitengerechtelijke onderhandelingen tussen partijen) moet de kantonrechter daarbij de investering in tijd, geld en moeite afwegen tegen het belang van het verzoek en de bijdrage die een beslissing aan het tot stand komen van een vaststellingsovereenkomst kan leveren 3 .
3.5.
Een oordeel over de vraag of Allianz, althans [verweerder02] , aansprakelijk is voor de schade die [verzoekster01] stelt te lijden door het ongeval, kan eventuele onderhandelingen tussen partijen op gang brengen en zou kunnen leiden tot de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst. De kantonrechter kan op basis van de stellingen van partijen en de overgelegde stukken in deze procedure echter niet vaststellen of [verweerder02] de veroorzaker van de aanrijding is, omdat partijen het niet eens zijn over de precieze toedracht van het ongeval, zoals hierna blijkt.
De toedracht van het ongeval
3.6.
[verzoekster01] stelt dat zij op de rechterrijbaan van de Voorschoterweg reed, vanuit Voorschoten in de richting van Leiden, dat zij zich in de dode hoek van [verweerder02] bevond die op dezelfde weg op de linkerrijbaan reed en dat [verweerder02] over een doorgetrokken streep naar de rechterrijbaan is gewisseld, zonder zijn richtingaanwijzer te gebruiken. Ter onderbouwing heeft [verzoekster01] een e-mailbericht 4 van een door haar ingeschakelde deskundige, [deskundige01] , van 23 januari 2023 overgelegd. De heer [deskundige01] schrijft in zijn e-mailbericht dat op basis van de (niet erg scherpe) foto’s van de beschadigde auto’s zijn eerste indruk is dat de schade aan de Polo (de auto van [verweerder02] ) is gezet van voor naar achteren en die van de Mercedes (de auto van [verzoekster01] ) van achter naar voren, wat volgens hem zou betekenen dat de Polo ( [verweerder02] ) sneller reed dan de Mercedes ( [verzoekster01] ).
Hiertegenover staan de getuigenverklaringen die beide partijen hebben overgelegd. De eerste getuige ( [getuige01] ) verklaart dat zij een zwarte Polo ( [verweerder02] ) zag die rechts voorsorteerde om te stoppen voor de brug, dat zij toen een witte Mercedes ( [verzoekster01] ) zag die met volle vaart nog snel de brug over wilde rijden terwijl het al rood was, met meer dan 70 tot 80 kilometer per uur 5 . De tweede getuige ( [getuige02] ) verklaart ook dat hij zag dat de stoplichten bij de brug aan gingen, dat hij een zwarte Polo zag die naar rechts wilde voorsorteren en dat hij een witte Mercedes zag die er met hoge snelheid (80 tot 90 kilometer per uur) snel voorbij wilde gaan, waarna ze tegen elkaar knalden. Volgens de tweede getuige reed [verweerder02] ongeveer 20 kilometer per uur 6 . [verweerder02] heeft op het aanrijdingsformulier ook aangegeven dat [verzoekster01] rechts inhaalde, door het rode licht en te hard. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [verzoekster01] nog verklaard dat zij zag dat de lichten boven de brug gingen knipperen en dat zij toen, kort voor de paal met de lichten en op de brug zelf, een beetje gas bij heeft gegeven om over de brug te komen.
3.7.
Op grond van de verklaringen van [verweerder02] , de twee getuigen en [verzoekster01] zelf kan niet worden uitgesloten dat [verzoekster01] zelf (ook) een verkeersfout heeft gemaakt door mogelijk met een (te) hoge snelheid [verweerder02] rechts in te halen. Met de enkele verklaring van de heer [deskundige01] , van wie niet duidelijk is wat zijn functie en ervaring is en die de schade aan de auto’s heeft beoordeeld op basis van onscherpe foto’s, onderbouwt [verzoekster01] onvoldoende dat de aanrijding (alleen) aan fouten van [verweerder02] is te wijten. De verkeersfout die [verweerder02] volgens [verzoekster01] heeft gemaakt, staat overigens ook niet vast, omdat partijen het niet eens zijn over de precieze locatie van de aanrijding. [verzoekster01] stelt namelijk dat [verweerder02] over de doorgetrokken streep vlak voor de brug en de knipperlichten reed, terwijl Allianz en [verweerder02] aanvoeren dat [verweerder02] al eerder van rijstrook wisselde, op het gedeelte van de weg met de onderbroken strepen.
Conclusie
3.8.
Om de toedracht van het ongeval vast te kunnen stellen, zal dus bewijs moeten worden geleverd en mogelijk nog nader onderzoek moeten worden gedaan door een deskundige. Dit zal de nodige tijd, kosten en moeite met zich meebrengen, zodat van een snelle beslissing geen sprake zal zijn. Afgewogen tegen het – nog zeer summier onderbouwde – belang van het verzoek en de bijdrage die een beslissing kan leveren aan het tot stand komen van een vaststellingsovereenkomst, moet het verzoek om een beslissing in dit deelgeschil daarom worden afgewezen en zal eventueel een gewone (bodem)procedure moeten worden gestart voor de beoordeling van de verschillende vragen in deze zaak.
Kosten deelgeschil
3.9.
De kantonrechter moet op grond van artikel 1019aa lid 1 Rv de kosten van de procedure begroten en daarbij de redelijke kosten als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 BW in aanmerking nemen, ook als een verzoek wordt afgewezen. Dit is alleen anders als de deelgeschilprocedure volstrekt onnodig of onterecht is ingesteld. Van dit laatste is naar het oordeel van de kantonrechter sprake: voor dit deelgeschil wist [verzoekster01] namelijk al dat zij en Allianz/ [verweerder02] het niet eens waren over de feitelijke toedracht van het ongeval en dat dus bewijslevering noodzakelijk zou zijn, waarvoor een deelgeschilprocedure in het algemeen niet geschikt is. De kosten van deze deelgeschilprocedure komen daarom niet voor vergoeding in aanmerking en hoeven daarom ook niet te worden begroot.ECLI:NL:RBROT:2023:1609
1Artikel 1019w lid 1 Rv
2Artikel 1019z Rv
3Kamerstukken II, 2007-2008, 31 518, nummer 3, pagina 18
4Productie 12 bij de spreekaantekeningen van mr. Te Pas
5Productie 2 bij verweerschrift
6Productie 2 bij verweerschrift