Overslaan en naar de inhoud gaan

GHARL 030621 opbouw transitievergoeding loopt door bij slapend dienstverband

GHARL 030621 opbouw transitievergoeding loopt door bij slapend dienstverband

3.9
De Vries betwist, onder verwijzing naar de Xella-beschikking van de Hoge Raad2, dat [verzoeker] recht heeft op berekening van de transitievergoeding over de periode van 24 april 2019 tot 1 mei 2020 omdat hier sprake was van een slapend dienstverband.

3.10
Dit verweer tegen de vermeerdering van het verzoek gaat niet op. De transitievergoeding is verschuldigd over de duur van de arbeidsovereenkomst tot de datum waartegen deze is opgezegd of, indien dat op te korte termijn was, regelmatig kon worden opgezegd.3 En in dit geval is dat dus tot 1 mei 2020. Daaraan doet niet af dat de compensatie, waarvoor De Vries in aanmerking wenst te komen, wellicht niet die gehele periode zal afdekken. En ook doet daaraan niet af dat De Vries, zoals zij ter zitting bij het hof heeft opgemerkt, veiligheidshalve een lange opzegtermijn in acht heeft genomen.

Uit de Xella-beschikking volgt niet dat de opbouw van de transitievergoeding stopt aan het einde van de wachttermijn van 104 weken. In die beschikking wordt alleen voor het geval een werknemer voorstelt de slapende arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden te beëindigen (dus een andere wijze van beëindiging dan door opzegging) onder omstandigheden een gehoudenheid aangenomen van de werkgever om daaraan mee te werken, in welk geval de transitievergoeding niet meer behoeft te bedragen “dan hetgeen aan transitievergoeding verschuldigd zou zijn bij beëindiging van de arbeidsovereenkomst op de dag na die waarop de werkgever wegens arbeidsongeschiktheid van de werknemer de arbeidsovereenkomst zou kunnen (doen) beëindigen”.

Maar deze situatie is, zoals gezegd, hier niet aan de orde. ECLI:NL:GHARL:2021:5510