CRvB 211205 soldaat valt van hindernisbaan
- Meer over dit onderwerp:
soldaat bij de Koninklijke landmacht, is tijdens de sportles bij het nemen van de hindernisbaan op 21 juli 1999 van het zogeheten wasbord gevallen en heeft daarbij haar rug geblesseerd. Appellante is uiteindelijk medisch ongeschikt bevonden voor het verder vervullen van de militaire dienst. EN: De Raad heeft in inmiddels vaste jurisprudentie, zie onder meer CRvB 22 juni 2000, LJN AB0072, TAR 2000, 112, als norm geformuleerd dat de ambtenaar - voorzover zulks niet reeds voortvloeit uit van toepassing zijnde rechtspositionele voorschriften - recht heeft op vergoeding van de schade die hij lijdt in de uitoefening van zijn werkzaamheden, tenzij het betrokken bestuursorgaan aantoont dat het zijn verplichtingen is nagekomen de werkzaamheden van de ambtenaar op zodanige wijze in te richten, alsmede voor het verrichten van de werkzaamheden zodanige maatregelen te treffen en aanwijzingen te verstrekken als redelijkerwijs nodig is om te voorkomen dat de ambtenaar schade lijdt, of aantoont dat de schade in belangrijke mate een gevolg is van opzet of bewuste roekeloosheid van de ambtenaar.En: De Raad is voorts van oordeel dat gedaagde genoegzaam heeft aangetoond dat hij niet tekort is geschoten in het nakomen van zijn bovengenoemde verplichtingen. Daarbij heeft de Raad meegewogen dat de sportles plaats vond onder toezicht van een gekwalificeerd sportinstructeur, dat appellante uitleg had gekregen over de wijze waarop het wasbord moest worden genomen en dat dit ook was geoefend. Appellante was medisch gekeurd, zodat ervan uit mocht worden gegaan dat zij fysiek in staat was bedoelde oefening, ook meermalen achtereen, uit te voeren. De Raad acht onvoldoende aannemelijk geworden dat appellante zodanige tekenen van vermoeidheid vertoonde dat de sportinstructeur niet had mogen nalaten haar eigener beweging rust te gunnen. Ook is appellante er niet in geslaagd de Raad te overtuigen van het feit dat een ondergrond van grind niet als een voldoende veiligheidsmaatregel kan worden aangemerkt Centrale Raad van Beroep, 21-12-2005 LJNAU9230