Rb R. dam 011210 overnamekosten (dubbel werk) dienen vergoed te worden. Zolang schade niet vast staat kunnen kosten niet in redelijke verhouding staan
- Meer over dit onderwerp:
 
Rb R. dam 011210 overnamekosten (dubbel werk)  dienen vergoed te worden. Zolang schade niet vast staat kunnen kosten niet in redelijke verhouding staan, 
kosten in deelgeschil € 2.606,41  
 rechter roept partijen op iets inschikkelijker te zijn terzake van aspecten van de vraagstelling voor de neuroloog
 4.  De beoordeling 
 4.1.  [verzoekster] heeft haar verzoeken gebaseerd op de Wet     deelgeschilprocedure voor letsel- en overlijdensschade, neergelegd in de     artikelen 1019w – 1019cc van het Wetboek van Burgerlijke     Rechtsvordering (Rv) en in werking getreden op 1 juli 2010. 
 4.2.  Ingevolge het bepaalde in artikel 1019w lid 1 Rv is een     deelgeschil een geschil tussen partijen waarbij een persoon een ander     aansprakelijk houdt voor de schade die hij lijdt door dood of letsel,     omtrent of in verband met een deel van hetgeen tussen hen rechtens  geldt    en waarvan de beëindiging kan bijdragen aan de totstandkoming  van een    vaststellingsovereenkomst. Artikel 1019z Rv bepaalt dat het  verzoek    wordt afgewezen indien de verzochte beslissing onvoldoende  kan  bijdragen   aan de totstandkoming van een  vaststellingsovereenkomst. 
 4.3.  Hetgeen partijen in de onderhavige procedure verdeeld houdt     betreft de tussentijdse vergoeding van buitengerechtelijke kosten en -     in het verlengde daarvan - de wijze waarop dit de buitengerechtelijke     onderhandelingen over andere kwesties, waaronder een te verrichten     neurologisch onderzoek, bemoeilijkt. 
 4.4.  De als eerste te beantwoorden vraag is gezien het verweer van     London of het oorspronkelijke verzoek van [verzoekster] tot tussentijdse     vergoeding van een bedrag van  € 4.266,48 wegens buitengerechtelijke   kosten zich leent voor   behandeling in een deelgeschilprocedure als   bedoeld in artikel 1019w   e.v. Rv. De rechtbank is van oordeel dat deze   vraag bevestigend moet   worden beantwoord. Daarbij heeft de rechtbank   in aanmerking genomen dat   een geschil over de tussentijdse  vergoeding  van buitengerechtelijke   kosten in de wetsgeschiedenis  uitdrukkelijk  als voorbeeld van een   mogelijk deelgeschil wordt  genoemd (Kamerstukken  II 2007-2008, 31518,   nr. 3, p. 10, 16, 20 en  21). 
 Ofschoon duidelijk is dat nog de nodige stappen gezet moeten worden,     ziet de rechtbank voldoende mogelijkheden voor partijen om na haar     beslissing het buitengerechtelijke onderhandelingstraject voort te     zetten. Dat dit niet direct tot een vaststellingsovereenkomst zal     leiden, is niet doorslaggevend. Voldoende is dat de beslissing een     bijdrage kan leveren aan de totstandkoming van een     vaststellingsovereenkomst - en daarmee aan de verdere schadeafwikkeling -     en dat is naar het oordeel van de rechtbank hier het geval. Dat de   zaak   complex is en het in dat licht bezien in de rede ligt dat ook op   andere   punten nog geschillen zullen rijzen, maakt dit niet anders.  Dit  is   immers inherent aan veel letselschadeprocedures. Volgens de     wetsgeschiedenis (Kamerstukken II 2007-2008, 31518, nr. 3, p. 9) is     bovendien niet uitgesloten dat meerdere deelgeschillen beslecht zullen     dienen te worden om uiteindelijk tot een alomvattende afwikkeling van   de   schade te kunnen komen. Aldus komt de rechtbank toe aan een     inhoudelijke beoordeling van het verzoek van [verzoekster] tot     tussentijdse vergoeding van een bedrag van € 4.266,48 wegens     buitengerechtelijke kosten. 
 4.5.  Vooropgesteld wordt dat de vergoedbaarheid van     buitengerechtelijke kosten, waaronder de kosten van deskundige bijstand,     afhangt van de vraag of zij als redelijk zijn te beschouwen. Het  gaat    er – in dit geval – dan om of [verzoekster] in redelijkheid de     deskundige bijstand, die zij heeft genoten, heeft kunnen inroepen en     verder of de aan die bijstand verbonden kosten als passend zijn aan te     merken. Er dient mitsdien voldaan te zijn aan de zogenoemde ‘dubbele     redelijkheidstoets’. 
 4.6.  Dat buitengerechtelijke kosten zijn gemaakt, dat de     verrichtingen deugdelijk zijn gespecificeerd en dat redelijke tarieven     zijn gehanteerd, wordt door London niet betwist. Betwist wordt dat het     redelijk is geweest dat [verzoekster] deskundige bijstand van haar     huidige belangenbehartiger heeft ingeroepen, waarbij London onder meer     heeft gesteld dat er sprake is van onnodige kosten vanwege het     inschakelen van een andere (nieuwe) belangenbehartiger. In de visie van     London heeft de nieuwe belangenbehartiger van [verzoekster] (haar     huidige advocaat) de werkzaamheden van de vorige belangenbehartiger in     feite (deels) overgedaan. Betwist wordt voorts dat de door   [verzoekster]   gemaakte buitengerechtelijke kosten redelijk zijn,   waarbij London onder   meer heeft gesteld dat er sprake is van een   onredelijke verhouding   tussen de omvang van de schade en de gevorderde   buitengerechtelijke   kosten. Volgens London is de schade als gevolg   van het ongeval nagenoeg   nihil, althans zeer beperkt. De rechtbank   overweegt als volgt. 
 4.7.  In letselschadezaken kan niet snel tot het oordeel worden     gekomen dat de inschakeling van deskundige bijstand niet redelijk is.     Allereerst staat veelal niet reeds aanstonds vast welke (medische)     schade is ontstaan en welke daardoor veroorzaakte materiële en     immateriële schade voor vergoeding in aanmerking komt. Voorts biedt de     specifieke deskundigheid van een belangenbehartiger een waarborg dat     niet licht relevante elementen over het hoofd worden gezien bij het     bepalen van de omvang van de schade, ook voor zover deze mogelijk in de     toekomst zal worden geleden, terwijl bovendien het met een   professionele   wederpartij zoals een aansprakelijkheidsverzekeraar   onderhandelen over   de afwikkeling van de schade specifieke   deskundigheid vereist. Het   standpunt van London dat de kosten die zijn   gemoeid met het overnemen   van de zaak van de vorige   belangenbehartiger door de huidige advocaat   van [verzoekster] niet   voor vergoeding in aanmerking komen, acht de   rechtbank in zijn   algemeenheid niet juist. In dat kader is van belang   dat een   slachtoffer geen ervaring zal hebben met het (doen) behandelen   van de   praktische en juridische problemen die uit een ongeval kunnen     voortvloeien. 
 Daarentegen heeft een slachtoffer er wel groot belang bij om zijn of     haar belangen in een geschil met een verzekeraar adequaat te doen     behartigen door een belangenbehartiger waarin het slachtoffer vertrouwen     heeft. Het zal dan ook kunnen voorkomen dat een slachtoffer in de   loop   van de behandeling van een letselschadezaak tot het inzicht komt   dat   zijn of haar oorspronkelijke keuze voor een belangenbehartiger   achteraf   bezien voor hem of haar niet de juiste keuze was, om welke   reden er   behoefte zal kunnen bestaan de behandeling van de zaak van de   vorige   belangenbehartiger over te laten nemen door een (andere) in  de    behandeling van letselschade gespecialiseerde belangenbehartiger  (in  wie   meer vertrouwen bestaat). Het kan alleszins redelijk zijn dat  een    slachtoffer die keuze maakt en dat kan ook betekenen dat enige   mogelijk   daaruit voortvloeiende extra kosten niettemin als redelijk   kunnen worden   aangemerkt, ook al is er in zoverre in de visie van de   wederpartij   sprake van “dubbel werk”. 
 4.8.  Het betoog van London dat de buitengerechtelijke kosten naar     hun omvang de redelijkheidstoets niet kunnen doorstaan omdat er geen     aanvaardbare verhouding bestaat tussen die kosten en de omvang van de     schade gaat niet op zolang nog niet is vastgesteld  – bij benadering –   wat de omvang van de door [verzoekster] geleden   schade is. In de  visie  van de rechtbank doet zich hier een dergelijke   situatie voor.   Weliswaar is denkbaar dat achteraf niet komt vast te   staan dat er als   gevolg van het ongeval schade is geleden, althans dat   achteraf komt   vast te staan dat de aan het ongeval toerekenbare schade   relatief   beperkt is, maar dat betekent niet dat de eerder in   redelijkheid   gemaakte buitengerechtelijke kosten alsnog als niet   redelijk moeten   worden aangemerkt. Evenmin kan naar het oordeel van de   rechtbank de   redenering worden gevolgd dat het slachtoffer of diens     belangenbehartiger in redelijkheid gemaakte buitengerechtelijke kosten     dient voor te financieren tot het moment waarop met voldoende  zekerheid    kan worden vastgesteld dat de omvang van de totale schade  zo groot is    dat de reeds gemaakte buitengerechtelijke kosten in een  bepaalde    redelijk geachte procentuele verhouding tot die totale  schade staan. Een    andere opvatting zou meebrengen dat het een  slachtoffer welhaast    onmogelijk zou worden gemaakt – in praktische  zin – om de omvang van de    schade te laten vaststellen en vervolgens  een reële minnelijke  regeling   met de verzekeraar van de  aansprakelijke partij te treffen.  Uit het feit   dat London reeds een  bedrag van € 5.000,00 aan  buitengerechtelijke   kosten heeft betaald,  kan niet worden afgeleid dat  de in de onderhavige   procedure  gevorderde kosten niet redelijk zijn.  Evident is dat het (bij    benadering) doen vaststellen van de  schadeomvang voor [verzoekster]    noodzakelijk is om – op verantwoorde  wijze – in onderhandeling te  kunnen   treden met London en om  overeenstemming omtrent de afwikkeling  van de   schade met London te  kunnen bereiken. 
 4.9.  Het voorgaande leidt tot het oordeel dat de thans gevorderde     buitengerechtelijke kosten voldoen aan de dubbele redelijkheidstoets. De     rechtbank zal het ter zake gevorderde bedrag als overigens niet     weersproken dan ook toewijzen. De wettelijke rente daarover zal  – als   niet weersproken – worden toegewezen als verzocht. 
 4.10.  Met betrekking tot het aanvullende verzoek van [verzoekster]     om London te gelasten medewerking te verlenen aan een neurologisch     onderzoek overweegt de rechtbank als volgt. Nu geen bezwaar is gemaakt     tegen de aanvulling van het verzoek als zodanig en die aanvulling geen     strijd oplevert met de eisen van een goede procesorde, zal (ook) op   het   aanvullende verzoek recht worden gedaan. 
 4.11.  Tussen partijen bestaat overeenstemming over de persoon van     de te benoemen deskundige, te weten [de neuroloog], de hoofdlijn van de     aan deze te stellen vragen, te weten de IWMD-vraagstelling versie   maart   2009/januari 2010 en het opnemen in de vraagstelling van een   zogenoemd   disclosure statement. Met betrekking tot de kosten van het     deskundigenonderzoek heeft London op voorhand al toegezegd die voor   haar   rekening te zullen nemen. Discussie bestaat ‘slechts’ over de   vraag of   de tekst van de IWMD-vraagstelling moet worden aangepast   en/of dat deze   vraagstelling moet worden aangevuld met een vraag naar   het percentage   blijvende invaliditeit. 
 4.12.  Gesteld noch gebleken is dat er zwaarwegende redenen zijn om     in dit geval af te wijken van de standaard tekst van de     IWMD-vraagstelling, laatste versie. Het ligt naar het oordeel van de     rechtbank dan ook in de rede dat partijen, indien zij niet in overleg     tot aanpassing / aanvulling van de standaard vraagstelling komen, de     deskundige die standaard vraagstelling ter beantwoording zullen     voorleggen. Noch de wens van [verzoekster] om de standaard tekst aan te     passen op de wijze zoals door haar ter zitting aangegeven, noch de     redenen van London om zich tegen die wens te verzetten, komen de     rechtbank zwaarwegend voor. Zo zou het enerzijds naar het oordeel van de     rechtbank geen kwaad kunnen aan de deskundige een aanvullende vraag     naar het percentage blijvende invaliditeit voor te leggen. Daarom is     niet in te zien waarom London niet met die wens van [verzoekster]     instemt. Anderzijds is echter niet in te zien waarom [verzoekster] het     van wezenlijk belang vindt dat een dergelijke aanvullende vraag aan de     deskundige wordt voorgelegd. Daarom is niet in te zien waarom     [verzoekster] aan die wens vasthoudt nu London daar kennelijk niet in     wenst te bewilligen. Het zou het onderhandelingsproces wellicht ten     goede kunnen komen indien partijen over en weer iets meer     inschikkelijkheid zouden vertonen op voor hen niet van wezenlijk belang     zijnde punten. In praktische zin brengt dit oordeel van de rechtbank   mee   dat de rechtbank het verzoek van [verzoekster] om London te   gelasten   medewerking te verlenen aan het doen plaatsvinden van een   neurologisch   onderzoek – bij gebrek aan een op dit moment bestaand   voldoende belang –   zal afwijzen. Immers, London is ten aanzien van   deze medische expertise   bereid de medewerking die (minimaal) van haar   mag worden verlangd te   verlenen. Voor een ingrijpen door de rechtbank   in het   onderhandelingsproces tussen partijen bestaat op dit punt dan   ook geen   grond. De rechtbank gaat ervan uit dat partijen er thans in   zullen   slagen het gebruikelijke onderhandelingstraject voort te   zetten. 
 4.13.  [verzoekster] heeft verzocht haar kosten te begroten in de     zin van artikel 1019aa lid 1 Rv. Bij het verzoekschrift heeft mr. Van     der Wouden een specificatie gevoegd van de tot het moment van de eerste     zitting op 6 oktober 2010 gemaakte kosten, die € 1.593,41 bedragen.   Die   kosten komen de rechtbank redelijk voor. De met de verdere   behandeling   van de zaak gemoeide kosten, waaronder de tijd besteed aan   het bijwonen   van de mondelinge behandeling ter zitting van 6 oktober   2010 en 17   november 2010 en het opstellen van het aanvullende  verzoek  (het   faxbericht van 10 november 2010), zullen door de  rechtbank worden    begroot op € 750,00, te vermeerderen met het door  [verzoekster]  betaalde   griffierecht van € 263,00, in totaal dus €  2.606,41. 
 4.14.  Door [verzoekster] is tevens veroordeling van London in de     kosten van deze procedure verzocht. Nu noch juridische noch praktische     redenen zich tegen toewijzing van een dergelijk verzoek verzetten, zal     het hiervoor onder 4.13. begrote bedrag als kostenveroordeling  worden    uitgesproken in het dictum van deze beschikking.  LJN BO5673