Overslaan en naar de inhoud gaan

RBOVE 181119 deskundige dient te bepalen welke informatie nodig is

RBOVE 181119 volgtijdelijk onderzoek door neuroloog in psychiater adhv IWMD vraagstelling, deskundige dient te bepalen welke informatie nodig is, voorschot totaal € 14.762,50
2.
De beoordeling

2.1.
Het verzoekschrift strekt ertoe dat de rechtbank voorlopige deskundigenberichten zal bevelen ter beantwoording van de in het verzoekschrift opgenomen vraagstelling, met benoeming van een neuroloog en psychiater.

2.2.
Een voorlopig deskundigenonderzoek als bedoeld in artikel 203 juncto 202 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) kan ertoe dienen een partij de mogelijkheid te verschaffen aan de hand van het uit te brengen deskundigenbericht zekerheid te verkrijgen omtrent de voor de beslissing van het geschil relevante feiten en omstandigheden om aldus beter te kunnen beoordelen of het raadzaam is een procedure te beginnen. De rechter die op het verzoek dient te beslissen komt geen discretionaire bevoegdheid toe. Hij dient het onderzoek in beginsel te gelasten, mits het daartoe strekkende verzoek ter zake dienend en voldoende concreet is en feiten betreft die met het deskundigenonderzoek bewezen kunnen worden. Dit is anders indien de rechter op grond van in zijn beslissing vermelde feiten en omstandigheden van oordeel is dat het verzoek in strijd is met een goede procesorde, dat van de bevoegdheid toepassing van dit middel te verlangen, misbruik wordt gemaakt - bijvoorbeeld omdat verzoeker wegens onevenredigheid van de over en weer betrokken belangen in redelijkheid niet tot het uitoefenen van die bevoegdheid kan worden toegelaten - of dat het verzoek moet afstuiten op een ander door de rechter zwaarwichtig geoordeeld bezwaar.

2.3.
NN c.s. verzetten zich niet (meer) tegen inwilliging van het verzoek om een neuroloog en psychiater als deskundige te benoemen.

2.4.
Nu partijen overeenstemming hadden bereikt over de benoeming van dr. H.J.J.A. Bernsen, neuroloog, klinisch neurofysioloog, werkzaam in het Canisius Wilhelmina Ziekenhuis te Nijmegen (hierna: ook Bernsen) als deskundige, heeft de rechtbank Bernsen benaderd. Bernsen heeft de rechtbank echter geadviseerd om een andere deskundige te benaderen omdat er op dit moment lange wachttijden zijn voor het onderzoeken van betrokkenen. Daarop heeft de rechtbank zelf een deskundige benaderd, drs. E. Oosterhoff, neuroloog, niet praktiserend, als arts (nog) ingeschreven in het BIG-register, van het Neuro-Orthopedisch Centrum te Bilthoven (hierna ook: Oosterhoff). Oosterhoff heeft aangegeven bereid te zijn het onderzoek uit te voeren. Tevens heeft hij aangegeven dat hij vrij en onafhankelijk staat ten opzichte van de partijen. Deze zijn hem noch. privé, noch zakelijk bekend. Oosterhoff merkt wel op dat hij niet in staat zal zijn om [ verzoekster ] voor medio maart 2020 te onderzoeken, en dat hij daarna een periode van (ongeveer) 6 maanden nodig heeft om het dossier volledig af te ronden (rekening houdende met het blokkeringsrecht van onderzochte; met hoor- en wederhoor van de partijen en het formuleren van mijn reacties op de binnen gekomen commentaren). Met inachtneming van het vorenstaande is de rechtbank voornemens om Oosterhoff als deskundige te benoemen,

2.5.
Partijen zijn het niet eens geworden over de persoon van de te benoemen psychiater als deskundige. De rechtbank is voornemens een door haarzelf geselecteerde deskundige benoemen. De rechtbank heeft daartoe contact opgenomen met dr. C.C. Kan, psychiater, Ascesis Psychiatrische Expertise te Wijchen (hierna: ook Kan). Deze persoon heeft verklaard vrij te staan ten opzichte van partijen en in staat en bereid te zijn in deze zaak een deskundigenbericht uit te brengen. De rechtbank is voornemens Kan als deskundige te benoemen.

2.6.
De rechtbank zal partijen in de gelegenheid stellen uiterlijk twee weken na de datum van deze beschikking gemotiveerd bezwaar te maken tegen het voornemen van de rechtbank om Oosterhoff en Kan als deskundigen te benoemen. Voor het geval partijen van deze gelegenheid geen gebruik maken, zal de rechtbank reeds nu voor alsdan bepalen dat Oosterhoff en Kan als deskundigen worden benoemd.

2.7.
Tijdens de mondelinge behandeling is besproken of het wenselijk is dat eerst de neurologische expertise zal worden verricht alvorens de psychiatrische expertise zal plaatsvinden, zodat het neurologische deskundigenrapport kan worden meegenomen bij de psychiatrische expertise. NN c.s. hebben te kennen gegeven dat dit hun voorkeur geniet. Namens [ verzoekster ] is meegedeeld dat de psychiatrische expertise sowieso dient plaats te vinden, omdat - naar zij stelt- PTTS als zelfstandige diagnose is gesteld. Naar het oordeel van de rechtbank staat hetgeen namens [ verzoekster ] is aangevoerd er niet aan in de weg dat de psychiatrische expertise eerst na ontvangst van de rapportage van Oosterhoff zal plaatsvinden, zodat Kan deze rapportage kan meenemen in zijn onderzoek. De rechtbank zal dit dan ook op na te melden wijze bepalen.

2.8.
Met betrekking tot de aan de deskundigen voor te leggen vragen overweegt de rechtbank dat partijen het erover eens zijn dat de (meest recente) IWMD vraagstelling met een toegevoegde vraag kan worden aangehouden. De rechtbank stelt vast dat er tussen partijen discussie is over de vraag of er al dan niet sprake is van een medische eindtoestand. Wat hier ook van zij, in de IWMD-vraagstelling zijn ook vragen over dit onderwerp opgenomen. Naar het oordeel van de rechtbank wordt dit aspect voldoende meegenomen in de vraagstelling en is er geen aanleiding om de vraagstelling op dit punt aan te passen of aan te vullen.

2.9.
Partijen twisten over de vraag welke informatie aan de deskundigen dient te worden verstrekt. Door NN c.s. is - samengevat weergegeven - verzocht om in de beschikking op te nemen dat [ verzoekster ] gehouden is de deskundigen volledig te informeren over haar medische voorgeschiedenis, en te dier zake alle stukken over te leggen, hetgeen door NN nog nader is geëxpliceerd in die zin dat zij daaronder in ieder geval verstaat het huisartsenjoumaal (inclusief bijlagen), het verzuimoverzicht van de werkgever en het procesdossier (inclusief de adviezen van de beide medisch adviseurs), zodat de deskundigen zelfstandig kunnen beoordelen wat in die voorgeschiedenis al of niet relevant is ter verklaring van het huidige klachtenbeeld en het verband met het ongeval in 2015. Ter onderbouwing is gewezen op de beschikking van de rechtbank Den Haag van 24 maart 2015 (ECLI:NL:RBDHA:2015:4760) en het vonnis van rechtbank Den Haag van 30 januari 2019 (ECLI:NL:RBDHA:2019:1079). Van de zijde van [ verzoekster ] is het standpunt ingenomen dat het verzoek van NN c.s. veel te ruim is geformuleerd en dat dit een nodeloze schending van haar privacy is. Daarnaast wordt namens [ verzoekster ] het standpunt ingenomen dat er al ruimschoots en meer dan gebruikelijk medische informatie is overgelegd. Voorts wijst zij erop dat het niet vereist is dat voorafgaand aan een expertise de medische voorgeschiedenis al wordt opgevraagd en aan partijen wordt verstrekt. De deskundige kan deze informatie ook zelf opvragen, indien deze dat nodig acht. Ter onderbouwing wordt verwezen naar de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant, locatie 's-Hertogenbosch van 29 mei 2019 die is geregistreerd onder nummer C/01 /343259/ EX RK 19-19. (https://www.letselschademagazine.nl/2019/rbobr-290519)

2.10.
De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt.

2.11.
De Hoge Raad stelt in zijn beschikkingen van 22 februari 2008 (RvdW 2008, 261 en RvdW 2008, 256 voorop dat het doel van een deskundigenbericht is antwoord te krijgen op de aan de deskundige gestelde vragen. Dat oordeel geeft de deskundige naar het voorschrift van artikel 198 lid 1 Rv onpartijdig en naar beste weten. Dit brengt mee dat het de deskundige is die heeft te bepalen welke door partijen te verschaffen gegevens voor de uitvoering van het hem opgedragen onderzoek noodzakelijk zijn. De partijen zijn op grond van artikel 198 lid 3 Rv tot medewerking aan het deskundigenonderzoek verplicht, zodat zij desgevraagd de deskundige die gegevens moeten verstrekken. Uit een weigering tot medewerking aan het deskundigenonderzoek zal, indien het deskundigenonderzoek in een procedure wordt overgelegd, de rechtbank alsnog de gevolgtrekking kunnen maken die zij geraden acht. Volgens de Hoge Raad past in dit stelsel niet "dat de verzoeker bij zijn verzoek tot het bevelen van een voorlopig deskundigenbericht aan de rechter die over het verzoek oordeelt, het nevenverzoek doet de (eventuele) wederpartij op voorhand te bevelen bepaalde gegevens aan de deskundige te verschaffen.". De Hoge Raad stelt verder vast dat de regeling van het voorlopige deskundigenbericht, evenals die met betrekking tot het voorlopig getuigenverhoor en de voorlopige plaatsopneming en bezichtiging, geen grondslag biedt voor een verplichting van de (eventuele) wederpartij van de verzoeker aan laatstgenoemde zelf-of een door deze aangewezen persoon andere, dat wil zeggen niet ter beschikking van de deskundige gestelde, gegevens te verstrekken welke relevant zouden kunnen zijn voor de beoordeling van het uit te brengen deskundigenbericht. De Hoge Raad besluit: "Indien in de procedure waarin het voorlopige deskundigenbericht wordt overgelegd, blijkt dat voor de beoordeling daarvan of voor een aanvullend onderzoek dergelijke gegevens nodig zijn, dan zal de rechter in de procedure op de voet van art. 22 Rv de partij die het aangaat een bevel tot het overleggen daarvan kunnen geven. Eventueel kan, waar dat mogelijk is, art. 843a Rv toepassing vinden."

2.12.
Naar het oordeel van de rechtbank komt uit de overwegingen van de Hoge Raad duidelijk naar voren dat het in beginsel uitsluitend aan de onafhankelijke, door de rechtbank te benoemen deskundige is te beoordelen welke medische gegevens voor de uitvoering van het hem opgedragen onderzoek noodzakelijk zijn en derhalve door de betrokkene/ benadeelde (in casu [ verzoekster ] ) dienen te worden verschaft. Voor het op voorhand bepalen dat [ verzoekster ] nadere medische gegevens dient te verschaffen aan de deskundige, is geen plaats. De verwijzing van NN naar het vonnis van de rechtbank Den Haag van 30 januari 2019 ( ECLI:NL:RBDHA:2019:1079) en de beschikking van de rechtbank Den Haag van 24 maart 2015 (ECLI:NL:RBDHA:2015:4760) kan haar niet baten nu in die zaken sprake is van een bodemzaak en een deelgeschil. Deze zaken zijn, mede in het licht van de vermelde overwegingen van de Hoge Raad, derhalve niet vergelijkbaar met een verzoek ex artikel 202 Rv waarvan in het onderhavige geval sprake is. Het verzoek van NN zal in zoverre worden afgewezen. De rechtbank zal bepalen dat de griffie van de rechtbank het gehele procesdossier aan de deskundigen dient te doen toekomen.

2.13.
Oosterhoff heeft verklaard dat hij zijn met het onderzoek gemoeide kosten begroot op € 7.562,50 inclusief BTW (20 uur x uurtarief van € 300,-- (exclusief BTW) en €250,-- (exclusief BTW) aan secretariaatswerkzaamheden).

2.14.
Kan heeft verklaard dat hij zijn met het onderzoek gemoeide kosten begroot op € 7.200,-- euro inclusief BTW(40 uren x uurtariefvan € 150,-- (exclusief B'I'W).

2.15.
De rechtbank zal partijen in de gelegenheid stellen zich uiterlijk twee weken na de datum van deze beschikking uit te laten over de hoogte van de te deponeren voorschotten. Voor het geval partijenvan deze gelegenheid geen gebruik maken, zal de rechtbank de hoogte van de voorschotten reeds nu voor alsdan bepalen op het door Oosterhoff begrote bedrag van € 7.562,50 inclusief B'I'W en het door Kan begrote bedrag van € 7.200,-- inclusief' B'I'W. Indien wel tijdig bezwaar wordt gemaakt, zal/zullen het voorschot/de voorschotten worden vastgesteld bij afzonderlijke rechterlijke beslissing.

2.16.
De rechtbank ziet aanleiding om, nu Reaal de aansprakelijkheid voor het ongeval op 6 augustus 2015 heeft erkend en NN op basis van het Convenant Schaderegeling SVI en motorrijtuigenverzekering d.d. 1 oktober 2013 ter hand heeft genomen, NN de voorschotten voor de deskundigenberichten van Oosterhoff en Kan te laten voldoen.

2.17.
De rechtbank wijst erop dat partijen wettelijk verplicht zijn om mee te werken aan het onderzoek door de deskundige, De rechtbank zal deze verplichting uitwerken zoals nader onder de beslissing omschreven. Wordt aan een van deze verplichtingen niet voldaan, dan kan de rechtbank daaruit de gevolgtrekking maken die zij geraden acht, ook in het nadeel van de desbetreffende partij.

2.18.
lndien een partij desgevraagd of op eigen initiatief schriftelijke opmerkingen en verzoeken aan de deskundige doet toekomen, dient zij daarvan terstond afschrift aan de wederpartij te verstrekken.

3.
De beslissing

De rechtbank:

3.1.
beveelt (een) onderzoeken door (een) deskundigen ter beantwoording van de volgende vragen:

1. DE SITUATIE MET ONGEVAL

Anamnese

a. Hoe luidt de anamnese voor wat betreft de aard en de ernst van het letsel, het verloop van de klachten, de toegepaste behandelingen en het resultaat van deze behandelingen? Welke overige klachten en beperkingen op uw vakgebied worden desgevraagd gemeld? Wilt u in uw anamnese vermelden welke beperkingen op uw vakgebied de onderzochte aangeeft in relatie tot de activiteiten van het algemene dagelijkse leven (ADL), loonvormende arbeiden het uitoefenen van hobby's, bezigheden in recreatieve sfeer en zelfwerkzaamheid?

Aanbeveling 2.2.4. RMSR:
De beschrijving van de anamnese is deugdelijk en compleet, en beperkt zich tot de relevante gegevens. De beschrijving van de anamnese bevat uitsluitend het verhaal van de onderzochte in diens bewoordingen. Er worden daarbij geen termen gebezigd of feiten vermeld die uitsluitend kunnen zijn ontleend aan aangeleverde of verkregen medische gegevens of een interpretatie daarvan. Als hieraan wordt voldaan, dan verwoordt de anamnese per definitie her subjectieve verhaal van de onderzochte. Termen als "betrokkene zou ( ... ) " worden vermeden. Ook voegt de expert bij de beschrijving van de anamnese geen voorlopige conclusies of eigen interpretaties toe. Auto-anamnese en hetero-anamnese worden gescheiden, en als zodanig genoemd weergegeven.

Medische gegevens
b. Wilt u op basis van het medisch dossier van de onderzochte een beschrijving geven van:

- de medische voorgeschiedenis van de onderzochte op uw vakgebied;
- de medische behandeling van het letsel van de onderzochte en het resultaat daarvan.

Aanbeveling 2.2.6 RMSR:
Uit het rapport blijkt van welke van de meegestuurde. gegevens kennis werd genomen en op welke wijze de daaraan ontleende feiten zijn meegewogen in het eindoordeel. Bij voorkeur wordt in het rapport een samenvatting opgenomen van de aan de meegestuurde gegevens ontleende feiten.

Medisch onderzoek
c .. Wilt u een beschrijving geven van uw bevindingen bij lichamelijk en eventueel hulponderzoek?

Aanbeveling 2.2.5 RMSR:
Er wordt een adequaat lichamelijk en/of psychiatrisch onderzoek verricht, maar slechts voorzover dat relevant is voor de beantwoording van de vraagstelling. Niet relevant onderzoek blijft uitdrukkelijk achterwege. Indien mogelijk worden de resultaten in kwantitatieve vorm weergegeven. Bij de beschrijving van de onderzoeksresultaten kan medisch jargon uiteraard niet worden vermeden.

Aanbeveling 2.2.7 RMSR:
Indien de expert aanvullend hulponderzoek (radiologisch, neuropsychologisch of anderszins) laat verrichten en de uitkomsten daarvan in zijn conclusies betrekt, dan dienen de verslagleggingen van deze onderzoeken bij het expertiserapportgevoegd te worden.

Consistentie
d. Is naar uw oordeel sprake van een onderlinge samenhang als het gaat om de informatie die is verkregen van de onderzochte zelf, de feiten zoals die uithet medisch dossier naar voren komen en uw bevindingen bij onderzoek en eventueel hulponderzoek?

e. Voor zover u de vorige vraag ontkennend beantwoordt, wilt u dan aangeven wat de reactie was van de onderzochte op de door u geconstateerde inconsistenties en welke conclusies u daaruit trekt?

Aanbeveling 2.2.8 RMSR;
Als de anamnese niet overeenkomt met de feiten zoals die uit de stukken naar voren komen, dan dient uit het rapport te blijken dat de onderzochte, voor zover dat medisch verantwoord is, met deze discrepantie werd geconfronteerd. Vermeld wordt, wat zijn reactie daarop was en wat daaruit kan worden geconcludeerd.

Diagnose
f. Wat is de diagnose op uw vakgebied? Wilt u daarbij uw differentiaaldiagnostische overweging geven?

Aanbeveling 2.2.15 RMSR:
Waar nodig wordt een differentiaaldiagnostische overweging gegeven.

Beperkingen
g. Welke beperkingen op uw vakgebied bestaan naar uw oordeel bij de onderzochte in zijn huidige toestand, ongeacht of de beperkingen voortvloeien uit het ongeval? Wilt u deze beperkingen zo uitgebreid mogelijk beschrijven, op semi-kwantitatieve wijze weergeven [in
het beperkingenformulier] en zo nodig toelichten ten behoeve vaneen eventueel in te schakelen arbeidsdeskundige?
Wilt u deze beperkingen tevens uitdrukken in een percentage blijvende invaliditeit volgens de richtlijnen van de American Medical Association (AMA-guides, zesde druk), aangevuld met eventuele rièhtlijnen van uw eigen beroepsvereniging?

Aanbeveling 2.2.17 RMSR:
Uit het rapport blijk: dat de expert de beperkingen van de onderzochte baseert op zijn eigen professionele oordeel en dat hij niet klakkeloos de door de onderzochte genoemde beperkingen heeft overgenomen.

Aanbeveling 2.2.18 RMSR:
De eventuele beperkingen van de onderzochte worden zo nauwkeurig mogelijk beschreven en slechts in semi-kwantitatieve vorm weergegeven. De expert zal zelfgeen gekwantificeerde belastbaarheidsprofielen opstellen (bijvoorbeeld volgens de FIS- of FML~methodiek).

Medische eindsituatie
h. Acht u de huidige toestand van de onderzochte zodanig dat een beoordeling van de blijvende gevolgen van het ongeval mogelijk is, of verwacht u in de toekomst nog een belangrijke verbetering of verslechtering van het op uw vakgebied geconstateerde letsel?

i. Zo ja, welke verbetering of verslechtering verwacht u?
j. Kunt u aangeven op welke termijn en in welke mate u die verbetering dan wel verslechtering verwacht?
k, Kunt u aangeven welke gevolgen deze verbetering dan wel verslechtering zal hebben voor de beperkingen (als bedoeld in vraag lg)?

Aanbeveling 2.2.14 RMSR:
Als de expert om een inschatting wordt gevraagd en hij zich competent acht deze inschatting te maken, dan zorgt hij ervoor dat duidelijk wordt op welke wijze deze inschatting tot stand is gekomen. Hij geeft aan wat daarbij heeft meegewogen en wat van doorslaggevende betekenis is geweest.

2. DE SITUATIE ZONDER ONGEVAL

Meestal zal het niet mogelijk zijn om onderstaande vragen (metname de vragen 2c - 2e) met zekerheid te beantwoorden. Van u wordt ook niet gevraagd zekerheid te bieden. Wel wordt gevraagd of u vanuit uw kennis en ervaring op uw vakgebied uw mening wilt geven over kansen en waarschijnlijkheden. Het is dus de bedoeling dat u aangeeft wat u op grond van uw deskundigheid op uw vakgebied op deze vragen kunt antwoorden.

Aanbeveling 2.2.14 RMSR:
Als de expert om een inschatting wordt gevraagd en hij zich competent acht deze inschatting te maken, dan zorgt hij ervoor dat duidelijk wordt op welke wijze deze inschatting tot stand is gekomen. Hij geeft aan wat daarbij heeft meegewogen en wat van doorslaggevende betekenis is geweest

Aanbeveling 22.16 RMSR:
Een eventuele causaliteitsvraag word uitsluitend beantwoord vanuit de medische causaliteitsgedachte, dat wil zeggen op grond van datgene wat bekend en herkenbaar is met betrekking tot het ontstaan en het beloop van de onderhavige klachten en verschijnselen.
Deze vraagstelling geschiedt in overeenstemming met de gangbare inzichten dan wel richtlijnen van de desbetreffende wetenschappelijke vereniging. De expert zal nimmer klachten aan een ongeval "toerekenen" of de causaliteit ervan louter baseren op het feit dat ze pas na het ongeval debuteerden.

Klachten, afwijkingen en beperkingen voor ongeval
a. Bestonden voor het ongeval bij de onderzochte reeds klachten en afwijkingen op uw vakgebied die de onderzochte thans nog steeds heeft?

b.Zo ja, kunt u dan aangeven welke beperkingen voor het ongeval uit deze klachten en afwijkingen voortvloeiden en thans nog steeds uit deze klachten en afwijkingen voortvloeien?

Aanbeveling 2.2.17 RMSR :
Uit het rapport blijkt dat de expert de beperkingen van de onderzochte baseert op zijn eigen professionele oordeel en dat hij niet klakkeloos de door de onderzochte genoemde beperkingen heeft overgenomen.

Aanbeveling 2.2.18 RMSR:
De eventuele beperkingen van de onderzochte worden zo nauwkeurig mogelijk beschreven en slechts in semi-kwantitatieve vorm weergegeven. De expert zal zelf geen gekwantificeerde belastbaarheidsprofielen opstellen (bijvoorbeeld volgens de FIS- of FML-methodiek).

Klachten, afwijkingen en beperkingen zonder ongeval
c. Zijn er daarnaast op uw vakgebied klachten en afwijkingen die er ook zouden zijn geweest of op enig moment ook hadden kunnen ontstaan, als het ongeval de onderzochte niet was overkomen?

d, Zo ja (dus zonder ongeval ook klachten), kunt u dan een indicatie geven met welke mate van waarschijnlijkheid, op welke termijn en in welke omvang de klachten en afwijkingen dan hadden kunnen ontstaan?
e, Kunt u aangeven welke beperkingen uitdeze klachten en afwijkingen zouden zijn voortgevloeid?
f. Verwacht u in de toekomst nog een belangrijke verbetering of verslechtering van de op uw vakgebied geconstateerde niet ongevalgerelateerde klachten en afwijkingen?
g. Zo ja, welke verbetering of-verslechtering verwacht u?
h. Kunt u aangeven op welke termijnen in welke mate u die verbetering dan wel verslechtering verwacht?
i. Kunt u aangeven welke gevolgen deze verbetering dan wel verslechtering zal hebben voor de beperkingen (als bedoeld in vraag 2e)?

Aanbeveling 2.2.17 RMSR :
Uit het rapport blijkt dat de expert de beperkingen van de onderzochte baseert op zijn eigen professionele oordeel en dat hij niet klakkeloos de door de onderzochte genoemde beperkingen. heeft overgenomen

Aanbeveling 22.18l RMSR:
De eventuele beperkingen van de onderzochte worden zo nauwkeurig mogelijk beschreven en slechts in semi-kwantitatieve vorm weergegeven. De expert zal zelf geen gekwantificeerde belastbaarheidsprofielen opstellen (bijvoorbeeld volgens de FIS- of FML-methodiek).

3.OVERIG

Aanbeveling 2.2.11 RMSR:
Indien de expert bevindingen doet waar niet naar wordt gevraagd maar die hij ter zake relevant vindt, dan vermeldt hij deze in het rapport.

a. Heeft U naar aanleiding van uw bevindingen nog opmerkingen die relevant kunnen zijn voor het verdere verloop van deze zaak?

3.2.
is voornemens als deskundige te benoemen:
drs. E. Oosterhoff, neuroloog, niet praktiserend, geregistreerd in het BIG-register,
verbonden aan het Neuro-Orthopedisch Centrum
adres: Prof. Bronkhorstlaan 10
3723 MB Bilthoven
tel. 030-2294267
e-mail: info@noc.nl

3.3.
is voornemens als deskundige te benoemen:
Dr. C.C. Kan, psychiater,
Ascesis Psychiatrische Expertise
Acaciastraat 64
6602 EN Wijchen,
Telefoon:024-8) 86437/ 06-54210941
Fax: 084-8677879
e-mail: ascesisbv@gmail.com

3.4.
stelt partijen in de gelegenheid binnen twee weken na datum beschikking schriftelijk en gemotiveerd bezwaar te maken tegen het voornemen om Oosterhoff en Kan als deskundigen te benoemen en bepaalt dat indien partijen niet of niet tijdig bezwaar maken, Oosterhoff en Kan reeds nu voor alsdan als deskundigen worden benoemd.

het voorschot

3.5.
begroot de hoogte van het voorschot op de kosten van de deskundige Oosterhoff op het bedrag van € 7.562,50 inclusief BTW en stelt partijen in de gelegenheid binnen twee weken na datum beschikking schriftelijk bij de griffie van deze rechtbank hiertegen bezwaar te maken,

3.6.
begroot de hoogte van het voorschot op de kosten van de deskundige Kan op het bedrag van € 7.200,-- inclusief BTW en stelt partijen in de gelegenheid binnen twee weken na datum beschikking schriftelijk bij de griffie van deze rechtbank hiertegen bezwaar te maken,

3.7.
bepaalt dat
- indien niet of niet tijdig bezwaar wordt gemaakt, het/de voorschotten reeds nu voor alsdan worden vastgesteld op € 7.562,50 inclusief BTW respectievelijk € 7.200,-- inclusief BTW en bepaalt dat NN dit/deze bedrag\en) dient te voldoen binnen twee weken nadat van het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak (LDCR) een nota(s) is/zijn ontvangen,
- indien wel tijdig bezwaar wordt gemaakt het/de voorschot(ten) zal/zullen worden vastgesteld bij afzonderlijke rechterlijke beslissing,

3.8.
draagt de griffier op om de deskundige(n) onmiddellijk in kennis te stellen van de betaling van het voorschot,

3.9.
bepaalt dat de deskundigen niet eerder met hun werkzaamheden zullen beginnen dan nadat zij van de griffier bericht heeft ontvangen, dat het volledige voorschot is voldaan,

3.10.
bepaalt dat de deskundigen, indien gedurende het onderzoek mocht blijken dat het gedeponeerde voorschot onvoldoende zal zijn om daaruit hun honorarium en schadeloosstelling te voldoen, zij zo spoedig mogelijk aanvulling van het/de voorschotten moeten verzoeken, en in afwachting van een beslissing van de rechtbank hieromtrent de werkzaamheden moeten staken,

het onderzoek

3.11.
bepaalt dat de griffie het gehele procesdossier in afschrift aan de deskundigen dient te doen toekomen, waarbij de griffie het gehele procesdossier, inclusief de (definitieve) rapportage van Oosterhoff, (eerst) aan Kan dient te doen toekomen nadat zij in het bezit is gesteld van de (definitieve) rapportage van Oosterhoff,

3.12.
bepaalt dat de deskundigen het onderzoek zelfstandig zullen instellen op de door de deskundige in overleg met partijen te bepalen tijd en plaats, waarbij, het onderzoek door Kan eerst zal plaatsvinden nadat de neurologische expertise is verricht en hij door de griffie in het bezit is gesteld van het gehele procesdossier, inclusief de (definitieve) rapportage van Oosterhoff,

3.13.
wijst de deskundigen er op dat het deskundigenonderzoek dient plaats te vinden met inachtneming van de Leidraad deskundigen in civiele zaken (https://www.rechtspraak.nl/SiteCollectionDocuments/Leidraad-deskundigen-WT.pdf) en onverminderd het bepaalde in de artikelen 194~200 Rv,

3.14.
bepaalt dat partijen nadere inlichtingen en gegevens aan de deskundigen dienen te verstrekken indien deze daarom verzoeken, de deskundigen toegang dienen te verschaffen tot voor het onderzoek noodzakelijke plaatsen, en de deskundigen ook voor het overige gelegenheid dienen te geven tot het verrichten van bet onderzoek,

3.15.
bepaalt dat de deskundigen, die de opdracht onpartijdig en naar beste weten dienen te volbrengen, bij hun onderzoek (en) partijen via hun advocaten in de gelegenheid moeten stellen opmerkingen te maken en verzoeken te doen en dat uit het door de deskundigen uitgebrachte rapporten moet blijken of aan dit voorschrift is voldaan, waarbij van de inhoud van bedoelde opmerkingen en verzoeken in de rapporten melding moet worden gemaakt,

de schriftelijke rapporten

3.16.
draagt de deskundige Oosterhoff op om uiterlijk 1 oktober 2020 een schriftelijk en ondertekend rapport in drievoud ter griffie van het Team kanton en handelsrecht van de rechtbank in te leveren, onder bijvoeging van een gespecificeerde declaratie, waarbij om verlenging kan worden verzocht,

3.17.
draagt de deskundige Kan op om uiterlijk 1 april 2021 een schriftelijk en ondertekend rapport in drievoud ter griffie van het Team kanton en handelsrecht van de rechtbank in te leveren, onder bijvoeging van een gespecificeerde declaratie, waarbij om verlenging kan worden verzocht,

3.18.
wijst de deskundigen er op dat:
- uit de rapportage( s) moet blijken welke medische gegevens zijn ontvangen, waaronder ook die welke weliswaar zijn ontvangen maar niet aan het deskundig oordeel ten grondslag zijn gelegd,
- uit de rapportageïs) moet blijken op welke stukken het oordeel van de deskundige(n) is gebaseerd,
- zij [ verzoekster ] in de gelegenheid moeten stellen om gebruik te maken van haar inzage- en blokkeringsrecht als bedoeld in artikel 7:464 lid 2 onder b BW en, indien [verzoekster] als eerste kennis wenst te nemen van de deskundigenrapportageïs), een concept
van die rapportage(s) aan [ verzoekster ] onder gesloten couvert via haar advocaat moeten toesturen en [ verzoekster ] daarbij een termijn van twee weken moeten bieden om aan te geven of zij gebruik wil maken van haar blokkeringsrecht (waarbij [ verzoekster ] zich van commentaar op het concept moet onthouden),
- dat, indien [ verzoekster ] binnen die termijn mededeelt gebruik te maken van haar blokkeringsrecht, de deskundige(n) de werkzaamheden onmiddellijk moeten) staken en dit aan de rechtbank moet(en) mededelen,
- dat, indien [ verzoekster ] geen gebruik maakt van haar inzage- of'blokkeringsrecht, de deskundigen het concept van het deskundigenrapport aan de advocaten van partijen moeten toezenden (zie verder paragraaf 11.5. van de Leidraad over het blokkerings- en inzagerecht),

3.19.
bepaalt dat de deskundigen eerst een concept van hun rapport aan partijen zullen toezenden, waarbij partijen in de gelegenheid zullen worden gesteld opmerkingen over het concept te maken en dat uit het (definitieve) rapport van de deskundige moet blijken of aan
dit voorschrift is voldaan, waarbij van de inhoud van bedoelde opmerkingen en verzoeken in het rapport melding moet worden gemaakt,

3.20.
wijst af het meer of anders verzochte.


Met dank aan dhr. mr. A.N. Neumann, Damsté Advocaten / notarissen voor het inzenden van deze uitspraak.

Citeerwijze: www.letselschademagazine.nl/2019/RBOVE-181119