RBROT 180725 zaak niet langer geschikt voor deelgeschil nu door verweerster schadestaatprocedure is opgestart
- Meer over dit onderwerp:
RBROT 180725 3 zittingen in deelgeschil; n.a.v. no 1 volgt psychiatrisch onderzoek; n.a.v. no 3 afwijzing verzoek tot benoeming ad-er en toewijzing aanvullend voorschot
- zaak niet langer geschikt voor deelgeschil nu schadestaatprocedure is opgestart
- begroot, cf verzoek, op 34 uur tot een totaal van € 7.298,70, gelet op complexiteit en communicatie via tolk
in vervolg op
RBROT 051121 gijzeling en letsel door piraten; wg-er aansprakelijk ex 7:658 BW. Voorschot toegewezen van USD 40.000,00 per wn-er
1De procedure
1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
- -
het verzoekschrift (ontvangen op 6 juli 2023), met bijlagen 1 tot en met 18;
- -
het verweerschrift, met bijlagen 1 tot en met 4;
- -
de brief aan de zijde van [verzoeker] van 28 september 2023, met bijlage 19;
- -
de brief aan de zijde van [verzoeker] van 3 oktober 2023, met bijlage 20;
- -
de brief aan de zijde van [verzoeker] van 5 oktober 2023, met bijlage 21;
- -
de brief aan de zijde van [verzoeker] van 9 oktober 2023;
- -
de aantekeningen van de griffier van hetgeen tijdens de mondelinge behandeling, gehouden op 9 januari 2024 besproken is;
- -
de brief aan de zijde van [verzoeker] van 29 december 2023, met bijlagen 22 en 23;
- -
de e-mail aan de zijde van [verzoeker] van 26 januari 2024;
- -
de e-mail aan de zijde van [verzoeker] van 29 januari 2024;
- -
de brief aan de zijde van [verzoeker] van 24 april 2024, met bijlagen 24 en 25;
- -
de e-mail aan de zijde van [verzoeker] van 2 mei 2024;
- -
de aantekeningen van de griffier van hetgeen tijdens de voortzetting van de mondelinge behandeling op 3 mei 2024 besproken is
- -
de brief aan de zijde van [verzoeker] van 31 maart 2025, met het aanvullende verzoekschrift, met bijlage 26;
- -
de brief aan de zijde van [verzoeker] van 30 mei 2025, met bijlagen 27 tot en met 34.
1.2.
Na de eerdere mondelinge behandeling op 9 januari 2024 en 3 mei 2024 is de zaak op 12 juni 2025 tijdens een zitting verder met partijen besproken. [verzoeker] was daarbij via een Teams-verbinding aanwezig, vergezeld door mevrouw M. Pulewenota, tolk in de Oekraïense taal en [persoon A] , Oekraïense advocaat, bijgestaan door zijn gemachtigde mr. A.C. van der Bent in de zittingszaal. Namens [verweerster] is de gemachtigde mw. mr. C. Almeida ter zitting verschenen.
1.3.
De kantonrechter heeft de uitspraak van de beschikking bepaald op vandaag.
2De beoordeling
Waar gaat de zaak over?
2.1.
[verzoeker] was op basis van een zee-arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd werkzaam bij [verweerster] in de functie van painter. Hij is tewerkgesteld op het [zeeschip] . Op [datum] is het schip, kort voor aankomst in [plaats 3] ( [land 2] ), overvallen door een groep piraten. De piraten hebben elf van de veertien zeevarenden van het schip gegijzeld, onder wie [verzoeker] . [verzoeker] is tijdens beschietingen gewond geraakt door kogels in zijn linkerarm en linkerbeen. Hij is door de piraten vier weken vastgehouden in de jungle.
2.2.
Bij vonnis van 5 november 2021 heeft de kantonrechter voor recht verklaard dat [verweerster] jegens [verzoeker] aansprakelijk is voor de door [verzoeker] geleden en te lijden materiële en immateriële schade als gevolg van de gijzeling op [datum] . Daarnaast heeft de kantonrechter [verweerster] veroordeeld tot betaling aan [verzoeker] van de door [verzoeker] geleden en te lijden materiële en immateriële schade als gevolg van de gijzeling, steeds te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf [datum] , nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet. Verder heeft de kantonrechter [verweerster] veroordeeld tot betaling aan [verzoeker] van een bedrag van USD 40.000,-, bij wijze van voorschot op die schadevergoeding.
2.3.
[verzoeker] verzoekt in het oorspronkelijke verzoekschrift in deze procedure op de voet van artikel 1019w Rv om [verweerster] te gelasten mee te werken aan een onafhankelijk deskundigenonderzoek, te verrichten door Centrum’45, ter verkrijging van een diagnose voor [verzoeker] . Daarnaast heeft [verzoeker] verzocht om voor recht te verklaren dat de rapportage op te stellen door Centrum’45 als uitgangspunt dient voor de (verdere) berekening van het verlies aan arbeidsvermogen. Verder heeft [verzoeker] verzocht om [verweerster] te veroordelen tot betaling van een voorschot van € 100.000,- en de kosten van het deelgeschil, begroot op € 7.289,70.
Omdat partijen in de loop van deze procedure overeenstemming hebben bereikt over de benoeming van een psychiatrisch deskundige van Expertise Centrum MediLibra en de vraagstelling aan deze deskundige, heeft [verzoeker] de eerste twee verzoeken zoals hiervoor vermeld ingetrokken. In het aanvullende verzoekschrift verzoekt [verzoeker] om [verweerster] te gelasten mee te werken aan een onafhankelijk arbeidsdeskundig onderzoek, te verrichten door een door de rechtbank aan te wijzen arbeidsdeskundige, ter bepaling van het verlies aan arbeidscapaciteit van [verzoeker] .
2.4.
[verweerster] is het niet eens met de verzoeken. Zij stelt zich op het standpunt dat deze zaak niet geschikt is voor behandeling in het kader van een deelgeschilprocedure en dat de verzoeken thuis horen in een schadestaatprocedure. Er bestaat op dit moment ook geen grond voor toekenning van een aanvullend voorschot, aldus [verweerster] .
2.5.
De kantonrechter is van oordeel dat het (nieuwe) verzoek van [verzoeker] om [verweerster] te gelasten mee te werken aan een arbeidsdeskundig onderzoek zich niet (meer) leent voor beoordeling in het kader van de onderhavige deelgeschilprocedure. Dit verzoek wordt daarom afgewezen. De kantonrechter kent wel een aanvullend voorschot van
€ 30.000,- toe en begroot de kosten van het deelgeschil op € 7.289,70. Hierna wordt uitgelegd waarom de kantonrechter tot deze beslissingen gekomen is.
Toetsingskader in deelgeschil
2.6.
[verzoeker] heeft zijn verzoek gebaseerd op de Wet deelgeschilprocedure voor letsel- en overlijdensschade (artikelen 1019w-1019cc Rv). Indien een persoon een ander aansprakelijk houdt voor schade die hij lijdt door dood of letsel, kan op grond van artikel 1019w lid 1 Rv de rechter worden verzocht te beslissen over een geschil omtrent of in verband met een deel van hetgeen ter zake tussen hen rechtens geldt en waarvan de beëindiging kan bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst.
Daarbij wordt vooropgesteld dat de deelgeschilprocedure partijen een eenvoudige, snelle en ten opzichte van een bodemprocedure (doorgaans) aanmerkelijk goedkopere toegang tot de rechter biedt ter oplossing van een (of meerdere) deelgeschil(len) in de buitengerechtelijke onderhandelingsfase. De procedure heeft tot doel dat partijen met behulp van interventie van de deelgeschilrechter dichter bij een buitengerechtelijke oplossing komen.
Het verzoek van [verzoeker] om [verweerster] te gelasten mee te werken aan een arbeidsdeskundig onderzoek wordt afgewezen; dit verzoek leent zich niet (meer) voor een deelgeschil
2.7.
Nadat de kantonrechter de zaak op de zitting van 9 januari 2024 met partijen had besproken, is de procedure op verzoek van partijen aangehouden om hen in de gelegenheid te stellen overeenstemming te bereiken over een uit te voeren onderzoek door Centrum’45 en een eventueel door [verweerster] te betalen aanvullend voorschot.
2.8.
Op de zitting van 3 mei 2024 heeft de kantonrechter de zaak wederom met partijen besproken, mede aan de hand van de brief van [verzoeker] van 24 april 2024. Daarin is vermeld dat een onderzoek door Centrum’45 niet mogelijk is gebleken, maar dat partijen wel overeenstemming hebben bereikt over een alternatief medisch expertisebureau, te weten Expertise Centrum MediLibra. Het onderzoek heeft op de dag van de zitting plaatsgevonden door [psychiater] . Met partijen is afgesproken om de procedure nogmaals aan te houden in afwachting van het rapport van MediLibra en om partijen mede aan de hand van dat rapport nog een keer in de gelegenheid te stellen overleg te plegen over een eventuele minnelijke regeling.
2.9.
Vervolgens heeft de kantonrechter de zaak op de zitting van 12 juni 2025 opnieuw met partijen besproken, mede aan de hand van het aanvullende verzoekschrift van [verzoeker] en het daarbij overgelegde psychiatrisch expertiserapport van MediLibra van 11 juli 2024.
In dat rapport is geconcludeerd (kort gezegd) dat [verzoeker] als gevolg van de gijzeling en het geweld dat daarmee samenhing een Posttraumatische stressstoornis (PTSS) heeft ontwikkeld, maar dat de klachten wel in ernst zijn afgenomen in vergelijking met de periode die direct volgde op de gijzeling. De deskundige heeft geen antwoord kunnen geven op de vraag welke gevolgen deze diagnose heeft voor de arbeidscapaciteit van [verzoeker] . De deskundige verwijst partijen daarvoor naar een verzekeringsarts of arbeidsdeskundige.
[verzoeker] heeft in het aanvullende verzoekschrift gesteld (kort gezegd) dat het gelet hierop noodzakelijk is dat een onafhankelijk arbeidsdeskundig onderzoek plaatsvindt om het verlies aan arbeidscapaciteit van [verzoeker] te bepalen en partijen verder kunnen onderhandelen en mogelijk ook overeenstemming kunnen bereiken.
2.10.
De kantonrechter is van oordeel dat dit nieuwe verzoek zich niet meer leent voor beoordeling in het kader van de onderhavige deelgeschilprocedure. Gegeven het doel van de deelgeschilprocedure, zoals hiervoor onder rechtsoverweging 2.6 is vermeld, dient de rechter steeds van geval tot geval te beoordelen of de verzochte beslissing voldoende aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst kan bijdragen. Aldus moet de investering in tijd, geld en moeite afgewogen worden tegen het belang van de vordering en de bijdrage die een beslissing aan de totstandkoming van een minnelijke regeling kan leveren. In het algemeen zal de aard van deze procedure zich daarom verzetten tegen het gelasten van een deskundigenonderzoek.
2.11.
In deze procedure heeft al een psychiatrisch onderzoek plaatsgevonden naar aanleiding van het oorspronkelijke verzoekschrift van [verzoeker] , omdat partijen daar uiteindelijk overeenstemming over hebben bereikt. Ook hebben er drie zittingen plaatsgevonden in deze zaak. Dit alles gaat het karakter van een deelgeschil eigenlijk al (ver) te buiten. Daarbij komt dat tijdens de laatste zitting van 12 juni 2025 gebleken is dat [verweerster] inmiddels een schadestaatprocedure is gestart bij de kantonrechter te Rotterdam. De zitting in die procedure is gepland op 21 augustus 2025. In deze bodemprocedure heeft [verweerster] onder andere gevorderd om voor recht te verklaren dat aan [verzoeker] reeds alle schade is vergoed dan wel te bepalen voor welke schadevordering nog een bedrag moet worden voldaan en een onderzoek te gelasten ter vaststelling van het verlies aan verdiencapaciteit van [verzoeker] . [verzoeker] heeft bij conclusie van antwoord subsidiair, indien [verweerster] ontvankelijk is in de schadestaatprocedure, ook geconcludeerd tot het gelasten van een onderzoek naar de resterende verdiencapaciteit van [verzoeker] . Ook hierom ligt het niet in de rede om een dergelijk onderzoek in het onderhavige deelgeschil te bepalen. Het verzoek zal daarom op grond van artikel 1019z Rv worden afgewezen.
[verweerster] moet een aanvullend voorschot van € 30.000,- betalen
2.12.
De kantonrechter ziet wel aanleiding om een aanvullend voorschot toe te kennen aan [verzoeker] . [verweerster] heeft op 2 mei 2024 een aanvullende betaling gedaan van
€ 30.000,-, maar deze betaling ziet op de aanvulling van de loondoorbetalingsverplichting van [verweerster] tot 100% van het laatstverdiende loon van [verzoeker] over een periode van vier jaar, dus over de periode van mei 2018 tot en met mei 2022. Na deze betaling van
€ 30.000,- heeft [verweerster] niets meer betaald. [verzoeker] heeft tijdens de laatste zitting verklaard dat hij nog niet aan het werk is en dat hij op dit moment in [land 3] leeft van een uitkering voor asielzoekers van € 560,- per maand. [verweerster] heeft dat ook niet betwist. Het is de kantonrechter daarom voldoende gebleken dat [verzoeker] nog altijd forse loonschade lijdt als gevolg van de gijzeling. De kantonrechter acht toekenning van een aanvullend voorschot van € 30.000,- aan [verzoeker] in de gegeven omstandigheden redelijk en passend. Dit (voorschot)bedrag wordt dan ook toegewezen.
Kosten deelgeschil
2.13.
Op grond van artikel 1019aa lid 1 Rv dient de kantonrechter, ook als het verzoek (gedeeltelijk) wordt afgewezen, de kosten die gemoeid zijn met de behandeling van het verzoek aan de zijde van de persoon die schade door dood of letsel lijdt te begroten, tenzij dit verzoek volstrekt onnodig of onterecht is ingesteld. Van dit laatste is geen sprake.
De kantonrechter neemt bij de begroting alle redelijke kosten als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 BW in aanmerking. Bij de begroting van de kosten moet de dubbele redelijkheidstoets worden gehanteerd.
2.14.
[verzoeker] heeft in het oorspronkelijke verzoekschrift verzocht om vergoeding van een bedrag van € 7.289,70. Ter onderbouwing daarvan heeft hij de factuur van zijn gemachtigde van 4 juli 2023 overgelegd. Dit bedrag bestaat uit door de gemachtigde en zijn kantoorgenoot mr. J. Jetten verrichte werkzaamheden van in totaal ruim 34 uur. In deze tijdsbesteding is het opstellen van het verzoekschrift inbegrepen. [verzoeker] heeft weliswaar daarna nog diverse declaraties van zijn gemachtigde overgelegd, maar hij heeft zijn verzoek nooit vermeerderd. De kantonrechter kan dan ook niet meer toewijzen dan voormeld bedrag. De overige door [verzoeker] gemaakte kosten die dit bedrag te boven gaan kunnen eventueel aan de orde komen in de bodemprocedure. De kantonrechter is van oordeel dat het bedrag van € 7.289,70 in ieder geval redelijk is, zeker gelet op de complexiteit van de zaak en het feit dat de gemachtigde van [verzoeker] niet rechtstreeks met hem kan communiceren. [verweerster] heeft de hoogte van dit bedrag ook niet concreet betwist. De kosten van het onderhavige deelgeschil worden daarom aan de zijde van [verzoeker] begroot op een bedrag van in totaal € 7.289,70. Dit bedrag zal nog worden vermeerderd met het door [verzoeker] betaalde griffierecht van € 86,-. [verweerster] wordt veroordeeld tot betaling van deze bedragen aan [verzoeker] . Rechtbank Rotterdam 18 juli 2025, ECLI:NL:RBROT:2025:9149