Rb Zwolle 190111 door put in bouwterrein onstaat arbeidsongeval, verzekeraar wg-er tracht verhaal te halen
- Meer over dit onderwerp:
Rb Zwolle 190111 door put in bouwterrein onstaat arbeidsongeval, verzekeraar wg-er tracht verhaal te halen
2.1. Slokker Bouwgroep B.V. (Slokker) is een vastgoedontwikkelaar. Allianz is de AVB-verzekeraar van Slokker.
2.2. In opdracht van WOB is Slokker als hoofdaannemer op 10 januari 2000 begonnen met het bouwproject "Schildersbuurt" te Zwolle, waarbij onder meer 150 woningen, vier winkels en een wijkcentrum zouden worden gerealiseerd. Het bouwbestek, de aannemingsovereenkomst, het veiligheids- en gezondheidsplan vermelden dat Slokker het werkterrein "bouwrijp" ter beschikking zou krijgen. In de nota van wijzigingen no 4 bij de aannemingsovereenkomst d.d. 20 juli 1999 staat dat artikel 01.02.15-90 wijzigt in "Sloop valt buiten bestek van de aannemer en deze krijgt een terrein opgeleverd vrij van obstakels en funderingsresten etc ..."
2.3. De grond waarop gebouwd zou worden was geheel of gedeeltelijk eigendom van de Gemeente. De Gemeente heeft op 18 oktober 1999 een bouwvergunning afgegeven, één van de voorwaarden daarbij was dat een bodemonderzoek zou plaatsvinden dat ter controle aan de Gemeente moest worden voorgelegd.
2.4. Bij akte van ruiling d.d. 21 juni 1999 heeft de Gemeente een aantal percelen bestemd voor het bouwterrein in eigendom aan WOB overgedragen.
2.5. Derden hebben de oude bebouwing gesloopt en bodemonderzoek gedaan. In opdracht van de Gemeente zijn onder meer rioleringen verwijderd. Daarbij bleek dat er op sommige plekken asbest in de grond zat en daar is door derden de grond tot een diepte van 1,5 meter afgegraven en nieuwe grond aangebracht. Slokker heeft de KLIC-melding gedaan.
2.6. [gedaagde sub 1] heeft als onderaannemer van Slokker vanaf eind januari 2000 op het bouwterrein werkzaamheden verricht. De schriftelijk vastgelegde overeenkomst van onderaanneming omschrijft "het werk" als "complete grond-, straat- en rioleringswerk, welke werkzaamheden een onderdeel vormen van het aan de aannemer opgedragen en/of nog op te dragen werk". Toen [gedaagde sub 1] met de werkzaamheden begon was de oude bebouwing gesloopt en was de bouwlocatie een egale en bouwrijpe zandvlakte waar Slokker met piketpaaltjes en bouwplanken de bouwblokken had uitgezet. [gedaagde sub 1] heeft in opdracht van Slokker de volgende werkzaamheden uitgevoerd: het verharden van bouwwegen, het ontgraven van ruimtes voor de funderingen van woningen, tuinmuren en schuurtjes, het ontgraven van ruimtes voor liftschachten, het later weer afsluiten met grond van die ontgraven ruimtes, het leggen van drainage binnen de bouwblokken, het graven van sleuven ten behoeve van de riolering en het leggen van de rioolleidingen met het doorspuiten ervan, het egaliseren van grond in de achtertuinen en het leggen van tegels.
2.7. Tijdens de aan Slokker opgedragen werkzaamheden heeft een van haar werknemers, [A], op 17 mei 2000 bij een ongeval letsel opgelopen. Slokker had kraanverhuurbedrijf [B] B.V. opdracht gegeven een betonnen plaat met behulp van een kraan te verplaatsen. [A] gaf de kraanmachinist aanwijzingen waar hij de betonnen plaat moest plaatsen. Een van de vier stempelpoten van de kraan is in de grond weggezakt waardoor de kraan kantelde en de betonnen plaat op de grond terecht kwam. De plaat is gekanteld en op de benen van [A] terecht gekomen.
2.8. Expertisebureau [C]. ([C]) heeft in februari 2001 als deskundige gerapporteerd over de oorzaak van het ongeval en de daardoor veroorzaakte schade. Het onderzoek wees uit dat de kraan is weggezakt doordat een stempelpoot precies boven een niet zichtbare put stond. Die put bevond zich ongeveer 50 cm onder het maaiveld. De put was niet bestand tegen het gewicht van de stempelpoot. De put stond op geen van de aan Slokker, [gedaagde sub 1] of WOB ter beschikking gestelde (bouw)tekeningen. Het is partijen niet bekend welke functie de put heeft of had, waarschijnlijk was het een particuliere afvoerput voor water. [C] schrijft verder (zie pagina 7 onderaan)"Ons is niet gebleken dat er sprake is van een gebrek aan de mobiele kraan of anderszins het niet in acht nemen van veiligheidsvoorschriften van een van betrokken partijen."
2.9. Op 22 augustus 2001 heeft [A] Slokker gedagvaard en schadevergoeding gevorderd. Het gerechtshof Amsterdam heeft Slokker bij op 15 september 2005 gewezen arrest op grond van artikel 7:658 BW aansprakelijk geacht voor de door het ongeval veroorzaakte schade.
2.10. In een vaststellingsovereenkomst d.d. 9 maart 2007 zijn Allianz en [A] overeengekomen dat Allianz aan [A] naast het al betaalde voorschot van EUR 60.000,00 een slotuitkering van EUR 105.000,00 zou doen. Allianz heeft dat bedrag vermeerderd met de kosten van rechtsbijstand, in totaal EUR 187.344,01, aan [A] betaald, EUR 4.333,46 aan [C] en zij heeft advokaatkosten gemaakt.
2.11. Bij drie afzonderlijke brieven van 28 december 2004 stelt Slokker [gedaagde sub 1], WOB en de Gemeente aansprakelijk voor de door het ongeval van 17 mei 2000 geleden schade en zij deelt daarin mee de verjaring te willen stuiten.
3. Het geschil
3.1. Allianz vordert
1. te verklaren voor recht dat gedaagden (hoofdelijk) aansprakelijk zijn voor de schade van [A] ten gevolge van het ongeval d.d. 17 mei 2000
primair
2. te verklaren voor recht dat de bijdrageplicht van de gedaagden in de interne verhouding in totaal 100 % bedraagt en dat de bijdrageplicht van iedere gedaagde 33 1/3 % , althans een in goede justitie te bepalen percentage, bedraagt,
3. veroordeling van iedere gedaagde tot betaling van 33 1/3 %, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen gedeelte (totaal 100 %) van de door Allianz aan [A] reeds betaalde schadevergoeding ten bedrage van EUR 187.344,01, vermeerderd met rente en kosten.
subsidiair
4. te verklaren voor recht dat ieder der gedaagden dient te voldoen aan zijn, in goede justitie vast te stellen,vergoedingsplicht en
5. te verklaren voor recht dat [gedaagde sub 1] is gehouden Slokker te vrijwaren
6. gedaagden te veroordelen aan eiseres een door de rechtbank in goede justitie te bepalen gedeelte, van de door Allianz aan [A] reeds betaalde schadevergoeding ten bedrage van ( rb: hier is kennelijk vergeten het bedrag te vermelden) vermeerderd met rente en kosten.
3.2. [gedaagde sub 1], de Gemeente en WOB voeren verweer.
3.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
De vorderingen op [gedaagde sub 1]
4.1. Allianz stelt dat [gedaagde sub 1] jegens Slokker gehouden was op grond van de overeenkomst van onderaanneming het terrein "bouwrijp" te maken en grondonderzoek te verrichten. Door het terrein niet op ondergrondse obstakels als de onderhavige put te controleren c.q. deze te verwijderen, heeft [gedaagde sub 1] jegens Slokker wanprestatie gepleegd dan wel onrechtmatig gehandeld.
4.2. Het verweer van [gedaagde sub 1] is, samengevat, dat zij niet jegens Slokker gehouden was de grond te controleren op obstakels als de onderhavige put c.q. het verwijderen daarvan. Bovendien heeft Slokker haar pas in december 2004 aansprakelijk gesteld en dus niet tijdig aan haar klachtplicht van artikel 6: 89 BW voldaan.
4.3. Voor de aansprakelijkheid van [gedaagde sub 1] jegens Slokker c.q. Allianz is van belang welke werkzaamheden zij op grond van de onderaannemingsovereenkomst diende te verrichten. Bij de uitleg van een overeenkomst komt het aan op de zin die partijen over en weer in de gegeven omstandigheden aan de betreffende bepalingen mochten toekennen en op hetgeen zij in dat opzicht redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Daarbij kan mede van belang zijn tot welke maatschappelijk kringen partijen behoren en welke rechtskennis van zodanige partijen kan worden verwacht. Het gaat daarbij dus niet alleen over de zuiver taalkundige uitleg van de bepalingen van het contract.
4.4. Net als [gedaagde sub 1] is de rechtbank van oordeel dat de onderaannemingsovereenkomst niet mee brengt dat [gedaagde sub 1] jegens Slokker gehouden zou zijn de grond te controleren op obstakels als de onderhavige put en/of het verwijderen daarvan.
4.5. Daarbij is het volgende van belang. In de eerste plaats stelt Allianz in haar dagvaarding in de punten 8 e.v. dat Slokker het terrein "bouwrijp" aangeleverd zou krijgen door WOB. Dat rijmt niet met een verplichting voor [gedaagde sub 1] als onderaannemer van Slokker tot dat "bouwrijp" maken. Het is immers zo dat als Slokker de grond "bouwrijp" aangeleverd zou krijgen, zoals Slokker jegens WOB stelt, Slokker niet een onderaannemer als [gedaagde sub 1] het terrein (nog eens) "bouwrijp" hoefde te laten maken.
Maar bovendien volgt noch uit de offerte van [gedaagde sub 1] noch uit de schriftelijk vastgelegde overeenkomst van onderaanneming dat [gedaagde sub 1] deze werkzaamheden, in de door Slokker bedoelde zin van "bouwrijp" maken, diende te verrichten. Verschillende werkzaamheden staan expliciet genoemd, maar niet het controleren van het terrein op de aanwezigheid van obstakels als de onderhavige put of het verwijderen daarvan. Allianz heeft weliswaar gesteld (zie punt 21 van de dagvaarding) dat de werkzaamheden van [gedaagde sub 1] zijn omschreven als "Bouwrijp maken 1e fase" en "grondonderzoek", maar [gedaagde sub 1] heeft er terecht op gewezen dat de betreffende vermeldingen zien op aan [gedaagde sub 1] ter beschikking gestelde bijlagen. Verder staat, als door [gedaagde sub 1] gesteld en door Allianz niet betwist, vast dat derden de bestaande bebouwing hebben gesloopt en dat [gedaagde sub 1] pas op het terrein is gaan werken toen het een egale vlakte was en de bouwblokken door Slokker waren uitgezet. Onder al deze omstandigheden mocht [gedaagde sub 1] er vanuit gaan dat zij het terrein niet op ondergrondse obstakels als de onderhavige put hoefde te controleren.
4.6. [gedaagde sub 1] is daarmee dus niet toerekenbaar tekort geschoten jegens Slokker noch valt in te zien op grond waarvan zij onrechtmatig heeft gehandeld. De vorderingen jegens [gedaagde sub 1] zal de rechtbank daarom als ongegrond afwijzen en de andere verweren van [gedaagde sub 1] behoeven geen bespreking.
De vorderingen op de Gemeente
4.7. Allianz stelt dat de Gemeente jegens haar onrechtmatig heeft gehandeld. De Gemeente was eigenaar van de grond en de put was een gebrekkig opstal als bedoeld in artikel 7:174 BW. De Gemeente heeft een bouwvergunning afgegeven en een bodemonderzoek voorgeschreven en aldus het vertrouwen heeft gewekt dat de grond bouwrijp was en geen gevaar zou opleveren tijdens het bouwen. In ieder geval heeft de Gemeente onvoldoende gecontroleerd of dat bodemonderzoek goed was uitgevoerd.
Allianz wijst erop dat de Gemeente, die bovendien de directie over het bouwproject heeft gevoerd, na het ongeval in het bezit bleek te zijn van een tekening waarop de put stond aangegeven, maar deze niet aan de andere partijen heeft overgelegd.
4.8. De Gemeente betwist dat de put op haar in eigendom toebehorende grond lag en dat het een gebrekkig opstal als in genoemd artikel betreft. De bouwvergunning is afgegeven op voorwaarde dat een milieutechnisch bodemonderzoek zou plaatsvinden. Dat is ook gebeurd. De Gemeente bestrijdt dat daarmee het vertrouwen is gewekt dat er geen ondergrondse obstakels in de grond zouden zitten. Voorts betwist de Gemeente dat zij over een tekening zou beschikken of hebben beschikt waarop de put stond aangegeven, een dergelijke tekening is haar niet bekend. Tenslotte ontkent de Gemeente directievoerder van het bouwproject te zijn geweest.
4.9. Onduidelijk blijft op welk kadastraal perceel de put zich bevond. Na de gemotiveerde betwisting van de Gemeente heeft Allianz bij haar conclusie van repliek verwezen naar haar productie 3 (het rapport van [C]) en de als productie 17 overgelegde tekening waarop de put staat aangegeven. Maar op de bij het rapport van [C] gevoegde tekeningen en productie 17 staan geen perceelnummers en dus blijkt daaruit niet om welk perceel het gaat, laat staan wie ten tijde van het ongeval daarvan eigenaar was. Hoe dat ook zij, Allianz heeft na de gemotiveerde betwisting onvoldoende onderbouwd op grond waarvan de put gebrekkig was als bedoeld in artikel 7:174 BW of waarom de gemeente als vermeend eigenaar van de grond (anderszins) aansprakelijk is. Niet een gebrek aan de put maar de enkele aanwezigheid van de put heeft een rol gespeeld bij het ongeval. Gesteld noch gebleken is dat de put het gewicht van de bouwkraan moest kunnen dragen. Daarom valt zonder nadere onderbouwing, die ontbreekt, niet in te zien waarom de eigenaar van de put op die grond aansprakelijk is voor de schade.
4.10. Verder heeft Allianz na de gemotiveerde betwisting van de Gemeente onvoldoende onderbouwd dat de Gemeente over een tekening zou beschikken of zou hebben beschikt waarop de put stond aangegeven. Een dergelijke tekening is immers niet door Allianz overgelegd noch geeft zij aan uit welke van de (wel) overgelegde tekeningen of andere producties het bestaan van zo'n tekening en de wetenschap daarvan bij de Gemeente zou blijken. De hierboven genoemde productie 17 kan die tekening niet zijn, en Allianz stelt dat ook niet, omdat die tekening blijkens alinea 114 van de conclusie van repliek aan Slokker is verstrekt en dus niet is achtergehouden.
Weliswaar verklaren twee medewerkers van Slokker, [D] en [D], in de procedure tussen [A] en Slokker dat "de opdrachtgever" na het ongeval over een tekening bleek te beschikken waarop de put stond aangegeven. Die verklaringen zijn echter zo vaag en wijzen niet op de gemeente maar op WOB. Van een tekortschieten of onrechtmatig handelen door een tekening achter te houden is dus evenmin sprake.
4.11. Verder voert de Gemeente terecht aan dat niet valt in te zien waarom het enkele afgeven van een bouwvergunning en het dan niet controleren of er obstakels in de grond waren achtergebleven jegens de aannemer het vertrouwen wekt dat het bouwterrein "bouwrijp" is. Tenslotte heeft Allianz na de gemotiveerde betwisting van de Gemeente dat zij niet de directie heeft gevoerd, niet aangegeven waarop haar stellingen op dat punt feitelijk waren gegrond.
4.12. De rechtbank zal daarom ook de vorderingen op de Gemeente als ongegrond afwijzen.
De vorderingen op WOB
4.13. Allianz stelt dat WOB jegens Slokker gehouden was het bouwterrein "bouwrijp" op te leveren en dat dit betekent dat de grond vrij van obstakels dient te zijn. WOB kan zich niet disculperen want zij had het terrein op ondergrondse obstakels als de put dienen te controleren en deze vervolgens dienen te verwijderen. Daardoor is WOB jegens Slokker toerekenbaar tekort geschoten dan wel heeft zij jegens [A] c.q. diens werkgever onrechtmatig heeft gehandeld.
4.14. WOB voert onder meer aan dat zij niet gehouden was het bouwterrein "bouwrijp" aan te leveren en ook niet kon of hoefde te beseffen dat de put er lag. Op de haar ter beschikking gestelde tekeningen kwam de put immers niet voor en het bestaan van een ná het ongeval aan het licht gekomen tekening mét put is haar niet toe te rekenen. Zij wijst er verder op dat er sprake is van een ongelukkige samenloop van omstandigheden omdat het ongeval zich niet zou hebben voorgedaan als de stempel van de kraan niet precies boven de put had gelegen.
4.15. Aan Allianz kan worden toegegeven dat WOB jegens Slokker gehouden lijkt te zijn geweest het bouwterrein "bouwrijp" op te leveren. De door Slokker aangevoerde citaten uit de aannemingsovereenkomst en de daarbij horende stukken wijzen daarop. En vooral het in rechtsoverweging 2.2. geciteerde deel van de nota van wijzigingen no 4, dat Slokker een terrein opgeleverd zou krijgen "vrij van obstakels en funderingsresten etc" . De enkele omstandigheid dat er een vergeten ondergrondse put lag, betekent echter niet zonder meer dat de grond niet bouwrijp was.
4.16. Van groot belang is vast te stellen wat WOB en Slokker onder "bouwrijp" hebben en mochten verstaan en met name of WOB de grond op ondergrondse obstakels als de put had moeten controleren. Allianz stelt immers dat uitgegaan moet worden van een ruime uitleg van het begrip en dat WOB de grond op obstakels had moeten controleren.
Zoals in rechtsoverweging 4.3. ten aanzien van de uitleg van de tussen Slokker en [gedaagde sub 1] gesloten overeenkomst is overwogen, spelen ook ten aanzien van de uitleg van de tussen Slokker en WOB gesloten overeenkomst de omstandigheden van het geval, waaronder de taalkundige uitleg, een rol.
4.17. Wat betreft de taalkundige uitleg is het volgende van belang. "Bouwrijp" wordt in verschillende bronnen uiteenlopend gedefinieerd. Het is dus geen uniform begrip en de rechtbank moet volstaan met een definitie in algemene bewoordingen: gereed gemaakt voor bebouwing. Die omschrijving brengt mee dat het opsporen en verwijderen van ondergrondse obstakels als de onderhavige put daar in zijn algemeenheid niet onder valt.
4.18. Het onderzoeken of controleren of de grond vrij is van obstakels zoals de ondergrondse put wordt niet expliciet genoemd in de aannemingsovereenkomst. De tekst waarin die overeenkomst is vastgelegd, bevat immers geen vermelding van een dergelijk onderzoek of een verplichting daartoe, noch is gesteld of gebleken dat partijen over het begrip "bouwrijp" of het controleren op (ondergrondse) obstakels hebben gesproken. Verder staat vast dat derden sloopwerkzaamheden hebben verricht, asbesthoudende grond hebben verwijderd en dat de Gemeente de oude riolering heeft verwijderd en nieuwe aangebracht. Ook staat vast dat Slokker de KLIC-melding heeft gedaan. Dit zijn bouwrijpmakende activiteiten die dus, zoals zowel WOB als Slokker wisten, bij verschillende instanties waren belegd. Meerdere partijen hebben dus werkzaamheden in het kader van het bouwrijpmaken verricht en niet valt in te zien waarom juist WOB in dat opzicht jegens Slokker c.q. Allianz aansprakelijk is.
In dat licht bezien, betekent het feit dat niet uitdrukkelijk is overeengekomen dat WOB de grond zou controleren op ondergrondse obstakels dat zij daartoe niet was gehouden.
4.19. Ook ten aanzien van WOB is daarmee niet gebleken van een toerekenbaar tekort schieten of onrechtmatig handelen. Daarom zal ook de vordering jegens WOB worden afgewezen. LJN BP3936