Overslaan en naar de inhoud gaan

RBNHO 071223 onvoldoende onderbouwd dat schade veroorzaakt door alcoholhoudende bestuurder niet verzekerd is

RBNHO 071223 onvoldoende onderbouwd dat schade veroorzaakt door alcoholhoudende bestuurder niet verzekerd is

2De feiten

2.1.

Op 27 november 2019 heeft [gedaagde] als bestuurder van zijn eigen auto op de snelweg A1 een verkeersongeluk veroorzaakt. [gedaagde] is met zijn auto tegen een Jaguar gebotst. De Jaguar werd door de aanrijding doorgeduwd naar een voor de Jaguar stilstaande Ford waardoor allebei de auto’s beschadigd raakten. Tegen [gedaagde] is door de politie een proces-verbaal opgemaakt wegens, kort gezegd, rijden onder invloed van alcohol (artikel 8 Wegenverkeerswet 1994).

2.2.

Ten tijde van het ongeluk was [gedaagde] verzekerd bij Achmea.

2.3.

Achmea heeft in totaal een bedrag van € 16.367,03 aan de benadeelden voldaan.

2.4.

Op de verzekeringsovereenkomst zijn de “Verzekeringsvoorwaarden (MVZ-PV-02-201) Motorrijtuig WA en Casco” (hierna: de polisvoorwaarden) van toepassing.

2.5.

In artikel 31 van de polisvoorwaarden over “Niet altijd verzekerde oorzaken” staat onder ander het volgende:

“ Schade door een bestuurder die niet mag rijden, is niet verzekerd.

  • -

    Of door het ontbreken van een geldig rijbewijs.

  • -

    Of door een verlopen rijbewijs.

- Wel verzekerd als het rijbewijs minder dan 1 jaar is verlopen.

 Of door een uitspraak van de rechter.

Wel verzekerd als een verzekerde bewijst dat hij dit niet wist of er niets aan kon doen.

Wel verzekerd bij rijles volgens de wetten en regels.”

3De vordering

3.1.

Achmea vordert dat de kantonrechter [gedaagde] veroordeelt tot betaling van € 20.334,76, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 16.367,03 en de proceskosten.

3.2.

Achmea legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat de door de benadeelden geleden schade is veroorzaakt door de schuld en het onrechtmatig handelen van [gedaagde] die in strijd met artikel 19 RVV (Reglement verkeersregels en verkeerstekens) niet in staat was zijn auto tijdig tot stilstand te brengen. De totale schade die Achmea aan de benadeelden heeft betaald is € 16.367,03 (€ 2.359,37 aan de eigenaar van de Ford, € 13.457,66 aan de eigenaar van de Jaguar en € 850,00 aan immateriële schade). Achmea heeft op grond van de polisvoorwaarden (artikel 31) het recht het door haar uitgekeerde bedrag op [gedaagde] te verhalen omdat hij ten tijde van de aanrijding onder invloed was van alcoholhoudende drank. Daarnaast is [gedaagde] gehouden tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten ter hoogte van € 1.135,79 en de wettelijke rente die tot 22 mei 2023 € 2.831,94 bedraagt.

4Het verweer

4.1.

[gedaagde] betwist de vordering. Hij voert aan – samengevat – dat Achmea niet heeft voldaan aan haar stelplicht althans onvoldoende heeft onderbouwd dat sprake is van één van de oorzaken zoals genoemd in artikel 31 van de polisvoorwaarden. Op geen enkele wijze staat alcoholgebruik in de polisvoorwaarden genoemd als uitsluitingsgrond, zodat dit voor [gedaagde] niet duidelijk was of behoefde te zijn. [gedaagde] betwist verder de gestelde immateriële schade en de door Achmea gevorderde wettelijke (handels)rente.

5De beoordeling

5.1.

Niet in geding is dat [gedaagde] als bestuurder van een personenauto betrokken is geweest bij het verkeersongeluk en dat hij aansprakelijk is voor de door de benadeelden als gevolg van de aanrijding geleden schade. Deze schade is door Achmea aan de benadeelden vergoed omdat het uitgangspunt van de wettelijke regeling is dat de schade van een slachtoffer wordt vergoed. Het gaat in deze zaak om de vraag of [gedaagde] op grond van de polisvoorwaarden aan Achmea de door haar aan de benadeelden betaalde schade moet vergoeden.

5.2.

Achmea heeft ter onderbouwing van haar vordering alleen verwezen naar artikel 31 van de polisvoorwaarden. In dat artikel is een aantal gevallen genoemd waarin schade door een bestuurder niet verzekerd is. [gedaagde] heeft gemotiveerd betwist dat een beroep op dat artikel kan slagen. De kantonrechter is van oordeel dat het verweer van [gedaagde] slaagt. Daartoe wordt het volgende overwogen.

5.3.

Artikel 31 van de polisvoorwaarden heeft als kop dat schade door een bestuurder die niet mag rijden, niet is verzekerd. Door de lay-out van het artikel in de overgelegde polisvoorwaarden lijkt het alsof het artikel vervolgens opsomt op welke gevallen dit betrekking heeft, namelijk (i) door het ontbreken van een geldig rijbewijs, (ii) door een verlopen rijbewijs of (iii) door een uitspraak van de rechter. De tekst vermeldt niet dat het daarbij slechts gaat om voorbeelden van gevallen dat iemand niet mag rijden. Er staat daar ook geen expliciete verwijzing naar alcoholgebruik. In zoverre is de tekst van artikel 31 van de polisvoorwaarden onduidelijk of deze ook betrekking heeft op overtreding van artikel 8 Wegenverkeerswet 1994. Weliswaar heeft Achmea ter zitting wel aangevoerd dat geen sprake is van een limitatieve opsomming in artikel 31 van de polisvoorwaarden, maar dat blijkt zoals gezegd niet uit de tekst en de lay-out van dat artikel. Verder heeft Achmea niets aangevoerd dat de twijfel over de uitleg van artikel 31 van de polisvoorwaarden wegneemt.

5.4.

Het is aan Achmea als opsteller van de polisvoorwaarden om duidelijk te zijn over welke schade niet verzekerd is. Dat daar onduidelijkheid over is ontstaan, komt voor rekening en risico van de opsteller van de polisvoorwaarden, Achmea in dit geval. Verder heeft zij niets gesteld en is ook niet gebleken dat er elders in de polisvoorwaarden een verwijzing naar alcoholgebruik en al dan niet uitsluiting van de dekking is opgenomen.

5.5.

Naar het oordeel van de kantonrechter heeft Achmea onvoldoende onderbouwd dat zij een beroep kan doen op een uitsluitingsgrond in de polisvoorwaarden. De conclusie is dat de kantonrechter de vordering van Achmea zal afwijzen.

5.6.

De proceskosten komen voor rekening van Achmea, omdat zij ongelijk krijgt. De kantonrechter zal de nakosten niet afzonderlijk in de proceskostenveroordeling vermelden, omdat die veroordeling voor de nakosten al een executoriale titel oplevert. ECLI:NL:RBNHO:2023:13909