RBNHO 251120 Rekenrente 5 jaar 0% rente en 1,5% inflatie, 6-20 jaar met 1,3% rente en 2% inflatie, >20 jaar 2% rente en 2% inflatie.
- Meer over dit onderwerp:
RBNHO 251120 Haaruitval leidt tot kaalheid. Huisarts veroordeeld tot schadevergoeding voor kappersbehandelingen, haarstukjes en reiskosten
- gelet op de gespecificeerde onderbouwing van kosten derden en bgk is gevorderde € 19.244,62 redelijk en dus toewijsbaar
- Rekenrente 5 jaar 0% rente en 1,5% inflatie, 6-20 jaar met 1,3% rente en 2% inflatie, >20 jaar 2% rente en 2% inflatie.
- Haaruitval leidt tot kaalheid. Immateriële schade € 15.000,-.
in vervolg op, o.m. rbnho-220720-tekortkoming-van-huisarts-bij-haaruitval-alopecia-cicatricialis-met-schimmelinfectie
Toekomstige schade
3.7.
[eiseres] vordert ter zake van de toekomstige schade een vergoeding van € 94.295,-. Voor de toe te passen rekenrente voor het berekenen van de toekomstige schade sluit [eiseres] aan bij de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 13 mei 2020 (ECLI:NL:RBDHA:2020:4169). Daarin wordt voor de periode van de eerste vijf jaar gerekend met 0% rente en 1,5% inflatie, voor de periode van 6-20 jaar met 1,3% rente en 2% inflatie en voor de periode langer dan 20 jaar met 2% rente en 2% inflatie.
[gedaagden] hebben in reactie daarop verklaard dat die uitgangspunten hen niet onredelijk voorkomen.
De rechtbank acht de percentages, zoals in voormelde uitspraak nader onderbouwd, ook voor deze zaak een realistisch uitgangspunt en zal de door [eiseres] in het geding gebrachte berekening daarom op dit punt volgen.
3.8.
Die berekening loopt door tot en met het jaar 2046. [eiseres] is geboren in 1962, is nu 58 jaar en zal dan 84 jaar zijn.
[gedaagden] menen dat een looptijd tot en met het 75ste levensjaar redelijk is, zonder dat nader te onderbouwen.
De rechtbank zal uitgaan van de gemiddelde levensverwachting in 2020 van een vrouw van 58 jaar, zoals deze door het CBS laatstelijk is vastgesteld. Die verwachting is 21,95 jaar (https://opendata.cbs.nl/#/CBS/nl/dataset/37360ned/table). De door [eiseres] gemaakte berekening dient daarom met vier jaar te worden verminderd. De berekende contante waarde in die jaren bedraagt € 13.888,-. De fiscale component daarover begroot de rechtbank schattenderwijs op € 1.141,-. De vordering is daarom toewijsbaar tot een bedrag van (€ 94.295,- -/- € 13.888,- -/- € 1.141,- is) € 79.266,-.
Verlies van arbeidsvermogen
3.9.
[eiseres] werkt als zelfstandige op het gebied van coaching en training. Zij stelt dat zij in de afgelopen jaren winst heeft gederfd, omdat zij diverse aanvragen van nieuwe klanten heeft moeten afwijzen, omdat zij op dat moment afspraken had staan bij de haarkliniek. Voor die afspraken geldt een wachttijd van zes weken en uitstel was vanwege het haarstuk niet mogelijk.
Ondanks de gemotiveerde betwisting door [gedaagden] heeft [eiseres] haar vordering niet nader onderbouwd. Ze heeft geen jaarstukken overgelegd, waaruit haar jaaromzet zou kunnen blijken. Ook heeft ze geen aanvragen in het geding gebracht, die niet tot een verdergaande afspraak tot coaching zijn gekomen.
Dit onderdeel van de vordering zal daarom worden afgewezen.
Immateriële schade
3.10.
[eiseres] vordert een immateriële schadevergoeding van € 22.500,-.
[gedaagden] menen dat dit een disproportioneel bedrag is gezien de bedragen die in Nederland aan smartengeld worden uitgekeerd. Volgens hen zou met een bedrag van € 5.000,- moeten worden volstaan, waarbij in acht moet worden genomen dat geen sprake is geweest van (tijdelijke) invaliditeit.
3.11.
Bij de beoordeling van dit onderdeel van de vordering hanteert de rechtbank de volgende uitgangspunten:
- blijvende kaalheid bij een vrouw, die in 2015 53 jaar oud was,
- regelmatig pijn en jeuk bij het dragen en aanbrengen van het haarstukje
- door de deskundige vastgesteld eczeem als gevolg van het dragen van het haarstukje
- schaamte als mensen naar het haarstukje vragen
- het niet kunnen uitoefenen van haar hobby zwemmen en snorkelen in verband met de angst dat het haarstukje loslaat.
Op grond van deze uitgangspunten acht de rechtbank een immateriële schadevergoeding van € 15.000,- op zijn plaats. Dat bedrag zal worden toegewezen.
Buitengerechtelijke kosten
3.12.
[gedaagden] maken bezwaar tegen de hoogte van de gevorderde buitengerechtelijke kosten (€ 19.244,62) en menen dat een bedrag van € 10.000,- in deze zaak redelijk is.
[eiseres] heeft onderbouwd dat de kosten van de medisch adviseur, de medische verschotten en de kosten van de eerder ingeschakelde deskundige Ram in totaal € 7.741,23 belopen. Gelet op de gespecificeerde onderbouwing van de overige buitengerechtelijke kosten en de gehanteerde tarieven, acht de rechtbank het gevorderde bedrag van € 19.244,62 redelijk en dus toewijsbaar.
Rente en proceskosten
3.13.
De gevorderde wettelijke rente en de respectieve ingangsdata daarvan, zullen als onweersproken worden toegewezen.
3.14.
[gedaagden] zullen als grotendeels in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten, waaronder de kosten van de deskundige. De kosten aan de zijde van [eiseres] worden begroot op:
- dagvaarding € 100,96
- griffierecht € 1.545,-
- deskundigen € 871,20 (helft voorschot)
- salaris advocaat € 7.681,50 (4,5 punt × tarief € 1.707,00)
Totaal € 10.198,66 ECLI:NL:RBNHO:2020:9743