Overslaan en naar de inhoud gaan

GHAMS 050825 advocatendeclaratie; niet transparant, maar niet oneerlijk; reductie van 20% wegens schending precontractuele informatieplicht

GHAMS 050825 advocatendeclaratie; niet transparant, maar niet oneerlijk; reductie van 20% wegens schending precontractuele informatieplicht

1 De zaak in het kort
[geïntimeerde] is een consument. SGF is een advocatenkantoor dat [geïntimeerde] heeft bijgestaan. SGF heeft betaling van de facturen voor haar werkzaamheden gevorderd, met contractuele rente en kosten. De rechtbank heeft geoordeeld dat het kostenbeding van SGF niet transparant is en dat het oneerlijk is, en om die reden de gehele overeenkomst vernietigd. De rechtbank heeft de op de overeenkomst gegronde vorderingen van SGF afgewezen. Het hof verenigt zich met het oordeel van de rechtbank dat het kostenbeding niet transparant is. Anders dan de rechtbank is het hof van oordeel dat het kostenbeding niet oneerlijk is. Wel constateert het hof dat SGF haar precontractuele informatieplichten heeft geschonden. Het hof vernietigt het beding daarom gedeeltelijk. Het hof komt tot de conclusie dat [geïntimeerde] 80% van het in totaal gefactureerde bedrag aan SGF moet betalen, minus het bedrag dat [geïntimeerde] al aan SGF betaald heeft.

(...)

3 Feiten
De rechtbank heeft in het bestreden vonnis onder 2.1 tot en met 2.8 de feiten vastgesteld die zij tot uitgangspunt heeft genomen. In hoger beroep is niet in geschil dat de feiten juist zijn weergegeven, zodat ook het hof daarvan uitgaat. Samengevat en waar nodig aangevuld met andere feiten die tussen partijen niet in geschil zijn, komen de feiten neer op het volgende.

3.1.
Op 8 juni 2021 heeft [geïntimeerde] zich gewend tot advocatenkantoor SGF. Bij e-mail van 15 juni 2021 heeft SGF een opdrachtbevestiging verzonden aan [geïntimeerde] . Daarin is onder meer opgenomen:

Omvang van het geschil

U heeft ons verzocht u te adviseren over de juridische mogelijkheden om uw partner, de heer [geïntimeerde] , te laten bijdragen aan de kosten van de huishouding. Op dit moment komt hij de gemaakte afspraken voor wat betreft de bijdrage aan kosten huishouding niet (volledig) na. U heeft aangegeven (nog) niet van uw partner te willen scheiden.

(…)

Financiële afspraken

Ten aanzien van de financiële aspecten van onze dienstverdeling merken wij het volgende op. Zoals besproken bedraagt het tarief van [naam] (mr. M.M. Schoots, hof) € 250,- per uur exclusief 21% BTW. Kosten die in verband met de zaak door derden aan ons kantoor in rekening worden gebracht (…) worden als “verschotten” aan u doorbelast. Wij declareren in beginsel steeds maandelijks.

(…)

Voorwaarden

Op onze werkzaamheden zijn verder bijgevoegde algemene voorwaarden van toepassing. Deze voorwaarden zijn op al onze werkzaamheden van toepassing en wij vertrouwen u daarmee akkoord.

3.2.
In de algemene voorwaarden waarnaar de opdrachtbevestiging verwijst en die zijn aangehecht aan de hierboven genoemde e-mail, is opgenomen dat het honorarium wordt bepaald aan de hand van de bestede tijd vermenigvuldigd met het geldende uurtarief en dat in beginsel eenmaal per maand (achteraf) wordt gefactureerd, met een betalingstermijn van veertien dagen. Verder staat daarin onder artikel 6 sub (c) vermeld:

Bij niet tijdige betaling is de opdrachtgever, zonder aanmaning of ingebrekestelling, van rechtswege in verzuim en gehouden tot een rentevergoeding van 1% per maand op het openstaande bedrag. Indien de opdrachtgever ook na aanmaning niet of niet tijdig volledig betaalt, is de opdrachtgever naast de hiervoor bedoelde rente, tevens (buiten)gerechtelijke kosten, zijnde 15% met een minimum van € 150 exclusief BTW, te berekenen over de hoofdsom te vermeerderd met de rente.

3.3.
Bij e-mail van 18 juni 2021 heeft SGF aan [geïntimeerde] een verslag gestuurd van een telefoongesprek met [geïntimeerde] . Daarin is onder meer een incident van de nacht daarvoor ter sprake gekomen, waarbij [geïntimeerde] , haar toenmalige echtgenoot [geïntimeerde] (hierna: [geïntimeerde] ) en de kinderen betrokken waren. Daarnaast heeft SGF in deze e-mail geschreven:

(…)

Jij hebt ons verzocht om zo mogelijk er voor te zorgen dat de kinderen zo spoedig mogelijk weer naar jou terugkeren. Gezien de ontstane situatie en zeer gespannen relatie heb jij ons ook gevraagd om zo nodig een procedure te starten waarbij jij het woonrecht krijgt van (…) jullie woning (…). Daarnaast heb jij mij laten weten van [geïntimeerde] te willen scheiden.

Ik ben met spoed een brief aan het opstellen (…) waarin namens jou verzoeken dat de kinderen uiterlijk vandaag om 15:30 u bij jou worden terug gebracht. Mocht hij geen gehoor geven aan dit verzoek, dan adviseer ik je om de rechter in een spoed kort geding procedure te vragen dat de kinderen voorlopig aan jou worden toevertrouwd (…). Verder adviseer ik je om de rechter in een zogenoemde voorlopige voorzieningen procedure te vragen om jou onder andere het woonrecht van de woning toe te kennen, en om een voorlopige kinder- en partneralimentatie vast te stellen. Zoals wij eerder aan jou hebben uitgelegd dient deze procedure binnen vier weken na uitspraak te worden gevolgd door een echtscheidingsprocedure.

(…)

3.4.
Ook op 18 juni 2021 heeft SGF een conceptbrief aan [geïntimeerde] gestuurd, waarin [geïntimeerde] wordt verzocht om de kinderen naar [geïntimeerde] terug te brengen. Korte tijd later heeft [geïntimeerde] per e-mail van dezelfde dag haar akkoord gegeven op het verzenden van deze brief aan [geïntimeerde] .

3.5.
Op 21 juni 2021 heeft [geïntimeerde] telefonisch contact opgenomen met SGF en verteld dat hij zich zorgen maakte over het psychisch welzijn van [geïntimeerde] . Volgens hem werden deze zorgen onderschreven door onder meer het sociaal team van de gemeente Amsterdam en de huisarts.

3.6.
Op 23 juni 2021 heeft een bespreking tussen SGF en [geïntimeerde] plaatsgevonden. SGF heeft naar aanleiding van deze bespreking bij e-mail van 24 juni 2021 onder meer aan [geïntimeerde] geschreven dat een kort geding niet meer noodzakelijk was, omdat [geïntimeerde] inmiddels weer bij [geïntimeerde] was ingetrokken en ook de kinderen bij hen verbleven. Daarnaast heeft SGF het volgende aan [geïntimeerde] geschreven, waarin mr. Schoots voornoemd wordt aangeduid als [naam] en [geïntimeerde] als [geïntimeerde] .

Je hebt ons verteld geen toekomst meer te zien in het huwelijk met [geïntimeerde] en dat jij van hem wenst te scheiden. Jij hebt ons verzocht om in de tussentijd een voorlopige voorzieningen procedure te starten waarin wij verzoeken om het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning, volledige toevertrouwing van de kinderen aan jou en om een voorlopige bijdrage in de kosten van de kinderen en in jouw eigen levensonderhoud. Om dit laatste te kunnen onderbouwen hebben we jou een behoeftelijst gestuurd. Jouw wens is om de procedure zo snel als mogelijk te starten. (…) Wij kunnen pas starten met het opstellen van het processtuk nadat jij ons een volledig ingevulde en onderbouwde behoeftelijst hebt toegestuurd. Bijgaand Excel overzicht dat je hiervoor kunt gebruiken. (…)

Verder hebben wij gesproken over het telefoongesprek dat heeft plaatsgevonden tussen [naam] en [geïntimeerde] . [geïntimeerde] heeft in dit gesprek aan [naam] verteld dat hij zich zorgen maakt over jouw psychische welzijn en zelfs van mening is dat je psychotisch bent. Volgens hem wordt dit ondersteund door verschillende instanties. Jij hebt ons aangegeven dat het goed met je gaat en dat jij dit ook met jouw huisarts hebt besproken. Er zouden geen stukken aanwezig zijn in jouw medische dossier waaruit blijkt dat het niet goed met jou gaat. Wel heeft de huisarts jou geadviseerd, indien dit van jou wordt gevraagd, mee te werken bij een eventueel traject met een psychiater. Jij hebt ons verteld dat [geïntimeerde] verklaringen verzamelt waaruit zal moeten blijken dat het niet goed met jou gaat, en dat hij die mogelijk in de procedure zal inbrengen. We hebben gesproken over de eventuele risico’s die dit met zich meebrengt en hebben jou ook verteld dat een dergelijke procedure (emotioneel) zwaar kan zijn.

Tot slot hebben we gesproken over de financiële aspecten van onze dienstverlening. Alvorens wij werkzaamheden voor jou kunnen verrichten, verzoeken we je bijgevoegde voorschotnota te voldoen.

3.7.
Bij e-mail van dezelfde dag heeft [geïntimeerde] aan SGF het volgende geschreven:

Alles klopt en graag zsm doorzetten aan de rechter. Factuur is betaald. Excel werk ik morgen hopelijk af.

3.8.
Van 9 tot 14 juli 2021 en van 23 tot 28 juli 2021 is [geïntimeerde] bij wijze van crisismaatregel tweemaal kortdurend gedwongen opgenomen geweest. De rechtbank heeft op 14 juli 2021 en 28 juli 2021 tweemaal een beschikking gegeven, waarin verzoeken tot het verlenen van een machtiging tot voortzetting van de gedwongen opnames telkens zijn afgewezen.

3.9.
Op 17 september 2021 heeft SGF namens [geïntimeerde] een verzoekschrift voorlopige voorzieningen ingediend, waarin [geïntimeerde] de rechtbank (onder meer) heeft verzocht om de zorg voor de kinderen aan haar toe te vertrouwen, te bepalen dat zij bij uitsluiting gerechtigd is tot het gebruik van de echtelijke woning, en [geïntimeerde] te veroordelen tot betaling van kinder- en partneralimentatie.

3.10.
Bij beschikking van 3 november 2021 heeft de rechtbank (onder meer) bepaald dat de kinderen aan [geïntimeerde] worden toevertrouwd, dat hij bij uitsluiting gerechtigd is tot het gebruik van de echtelijke woning en dat hij maandelijks een bijdrage in het levensonderhoud van [geïntimeerde] betaalt.

3.11.
Eind 2021 is de verhouding tussen [geïntimeerde] en [geïntimeerde] enigszins hersteld. Op verzoek van [geïntimeerde] is de echtscheiding formeel wel doorgezet. De rechtbank heeft de echtscheiding uitgesproken op 26 april 2022, nadat op 27 maart 2022 een echtscheidingsconvenant gesloten was. [geïntimeerde] en [geïntimeerde] hebben hun affectieve relatie voortgezet en wonen met hun kinderen in de echtelijke woning.

3.12.
Eind mei 2022 zijn de werkzaamheden van SGF voor [geïntimeerde] ten einde gekomen.

3.13.
SGF heeft ten tijde van de werkzaamheden vrijwel steeds maandelijks gedeclareerd aan [geïntimeerde] , onder verstrekking van specificaties van de bestede uren. [geïntimeerde] heeft een voorschot en enkele declaraties betaald, in totaal € 5.598,00 (inclusief btw). De declaraties die [geïntimeerde] onbetaald heeft gelaten zijn van 15 september 2021 tot en met 9 mei 2022, voor een bedrag van in totaal € 25.149,49 (inclusief btw). Het in totaal gefactureerde bedrag bedraagt dus € 30.747,49 (inclusief btw).

4 Eerste aanleg
4.1.
SGF heeft in eerste aanleg gevorderd om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:

I. [geïntimeerde] te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 25.149,00;

II. het onder I genoemde bedrag te vermeerderen met 1% rente per maand vanaf 1 oktober 2021 over de nota’s van 15 september 2021, steeds vanaf de dag dat de betalingstermijn is verstreken, alles tot aan de dag der algehele voldoening;

III. de onder I en II verschuldigde bedragen te vermeerderen met 15% ter zake van buitengerechtelijke kosten;

IV. en de proceskosten, daaronder begrepen kosten van beslag.

4.2.
De rechtbank heeft geoordeeld dat het kostenbeding van SGF niet transparant is en dat het oneerlijk is. De rechtbank heeft daarom het beding vernietigd en geoordeeld dat de hele overeenkomst tussen partijen is komen te vervallen. Omdat de vorderingen van SGF zijn gegrond op een vervallen overeenkomst, heeft de rechtbank de vorderingen van SGF afgewezen.

5 Beoordeling
5.1.
SGF heeft in hoger beroep – na eisvermindering – onder aanvoering van drie grieven geconcludeerd tot het vernietigen van het bestreden vonnis en tot het alsnog toewijzen van haar vorderingen, met veroordeling van [geïntimeerde] tot terugbetaling van alles wat SGF aan [geïntimeerde] heeft voldaan ter uitvoering van het bestreden vonnis en met veroordeling van [geïntimeerde] in de proceskosten in beide instanties, met nakosten en rente, en de kosten van het gevoerde kort geding, alles voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad.

5.2.
Het hof stelt allereerst ambtshalve vast dat SGF een handelaar is en [geïntimeerde] een consument in de zin van Richtlijn 93/13/EEG (hierna: de richtlijn oneerlijke bedingen). Het kostenbeding van SGF is daarnaast een kernbeding. Alleen indien het kostenbeding niet duidelijk en begrijpelijk (transparant) geformuleerd is, moet het hof beoordelen of dit beding al dan niet oneerlijk/onredelijk bezwarend is (artikel 6:231 onder a en artikel 6:233 van het Burgerlijk Wetboek (BW)).

5.3.
Met de grieven bestrijdt SGF het oordeel van de rechtbank dat het kostenbeding van SGF niet transparant is en dat het oneerlijk is.

5.4.
Het hof verenigt zich met het oordeel van de rechtbank dat het kostenbeding van SGF niet transparant is. Anders dan de rechtbank oordeelt het hof evenwel dat niet kan worden gezegd dat het kostenbeding oneerlijk is. Het hof licht dit oordeel hierna toe.

Het kostenbeding is niet transparant

5.5.
Het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: HvJEU) heeft in zijn arrest van 12 januari 2023 (ECLI:EU:C:2023:14, D.V. (Advocatenhonorarium)) (hierna: het arrest D.V. (Advocatenhonorarium)) geoordeeld dat het enkel noemen van het uurtarief door de advocaat de gemiddelde, normaal geïnformeerde en redelijk omzichtige en oplettende consument niet in staat stelt om alle financiële consequenties in te schatten die voor hem uit het beding voortvloeien, namelijk het totale bedrag dat hij voor de diensten zal moeten betalen. De advocaat dient de consument voordat de overeenkomst wordt gesloten informatie te verstrekken die de consument in staat stelt zijn beslissing met de nodige voorzichtigheid te nemen. Die informatie, die kan variëren naargelang het voorwerp en de aard van de juridische diensten, moet aanwijzingen bevatten die de consument in staat stellen de totale kosten bij benadering te ramen. Hierbij kan gedacht worden aan een raming van het minimaal aantal uren of een verbintenis om met redelijke tussenpozen tussentijdse facturen of verslagen te bezorgen waarin het reeds genoemde aantal gepresteerde werkuren wordt vermeld.

5.6.
In de onderhavige zaak is de enige financiële informatie die SGF aan [geïntimeerde] heeft verstrekt bij het aangaan van de overeenkomst het door SGF gehanteerde uurtarief van € 250,00 exclusief btw, dat kosten van derden worden doorbelast en dat in beginsel maandelijks zou worden gedeclareerd. Hoewel SGF zich in eerste instantie op het standpunt heeft gesteld dat zij een raming heeft gegeven dat ‘dit soort procedures al gauw een ton kost’, heeft mr. Schoots, namens SGF, tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep desgevraagd verklaard dat zij deze raming pas na het sluiten van de overeenkomst aan [geïntimeerde] heeft gegeven. Nog los van de vraag of deze raming [geïntimeerde] in staat zou hebben gesteld de totale met de door SGF te leveren diensten gemoeide kosten bij benadering te ramen, heeft [geïntimeerde] deze raming dus hoe dan ook (vanwege het moment waarop die werd gegeven) niet kunnen meewegen bij haar beslissing om de overeenkomst wel of niet aan te gaan.

5.7.
Het hof verwerpt de stelling van SGF dat een kostenraming niet mogelijk was, en dat zij daarom mocht volstaan met een maandelijkse declaratie. Dat het lastig is van tevoren een exacte inschatting te maken, betekent niet dat een inschatting geheel achterwege kan blijven. Van SGF mocht worden verwacht dat zij een inschatting zou geven van de kosten die doorgaans zijn verbonden aan (aanvankelijk) advisering over een bijdrage aan de kosten van de huishouding en (later) een echtscheiding, desnoods door daarbij gebruik te maken van een bereik waarin de kosten voor dergelijke werkzaamheden doorgaans vallen en van welke omstandigheden de kosten afhankelijk zijn. In ieder geval kon SGF niet volstaan met het noemen van enkel een uurtarief en de toezegging maandelijks te zullen declareren. Tijdens de mondelinge behandeling heeft SGF te kennen gegeven dat een dergelijke (grove) inschatting voor de werkzaamheden bij een verzoek om een bijdrage in de kosten van levensonderhoud wel degelijk kan worden gemaakt. Niet valt in te zien dat dit voor de bijstand bij een echtscheiding anders zou zijn.

5.8.
Naar het oordeel van het hof voldoet het kostenbeding dus niet aan het transparantievereiste. Dat brengt mee dat de eerste twee grieven van SGF niet slagen.

Het kostenbeding is niet oneerlijk

5.9.
Omdat hiervoor is geoordeeld dat het kostenbeding niet transparant is, wordt toegekomen aan de inhoudstoets van artikel 6:233 onder a BW en artikel 3 van de richtlijn oneerlijke bedingen. Het HvJ EU heeft in het arrest D.V. (Advocatenhonorarium) uitdrukkelijk geoordeeld dat een niet-transparant beding niet meteen een oneerlijk beding is. Dit moet daarom nog beoordeeld worden.

5.10.
Op grond van artikel 6:233 onder a BW is een beding onredelijk bezwarend (oneerlijk) wanneer het, gelet op de aard en de overige inhoud van de overeenkomst, de wijze waarop de overeenkomst tot stand is gekomen, de wederzijds kenbare belangen van partijen en de overige omstandigheden van het geval, onredelijk bezwarend is voor de wederpartij (de consument). Dit is de implementatie van artikel 3 lid 1 van de richtlijn oneerlijke bedingen, waarin is bepaald dat een beding als oneerlijk wordt beschouwd indien het, in strijd met de goede trouw, het evenwicht tussen de uit de overeenkomst voortvloeiende rechten en verplichtingen van partijen ten nadele van de consument aanzienlijk verstoort. Artikel 6:233 onder a BW moet richtlijnconform worden uitgelegd. Volgens artikel 4 lid 1 van de richtlijn oneerlijke bedingen moet de rechter bij de beoordeling van de (on)eerlijkheid van een beding toetsen naar het moment van de sluiting van de overeenkomst en moet hij onder meer alle omstandigheden rond de sluiting ervan in aanmerking nemen.

5.11.
Het hof is van oordeel dat het kostenbeding in het onderhavige geval niet onredelijk bezwarend (oneerlijk) is. Het hof licht dat als volgt toe.

5.12.
Uit overweging 16 van de considerans van de richtlijn oneerlijke bedingen volgt dat bij de beoordeling van de goede trouw in het bijzonder moet worden gelet op de verschillende onderhandelingsposities van de partijen en op de vraag of de consument op enigerlei wijze ertoe is aangezet om in te stemmen met het beding. Aan de eisen van de goede trouw kan door de handelaar worden voldaan door op eerlijke en billijke wijze te onderhandelen. Het komt aan op de vraag of de handelaar er redelijkerwijze vanuit mocht gaan dat, als hij op eerlijke en billijke wijze zou hebben onderhandeld, de consument het beding zou hebben aanvaard (zie ook punt 45 in het arrest Ocidental (HvJEU 20 april 2023, ECLI:EU:C:2023:311). Om te kunnen beoordelen of sprake is van een aanzienlijke verstoring van het evenwicht moet worden geanalyseerd hoe een contractueel beding van invloed is op de rechten en verplichtingen van partijen. Het beding moet worden beoordeeld in het licht van eventuele relevante wettelijke bepalingen en bekeken moet worden of het beding een aantasting inhoudt van de rechtspositie van de consument op basis van nationaalrechtelijke bepalingen. De Richtsnoeren met betrekking tot de uitlegging en toepassing van de richtlijn oneerlijke bedingen (hierna: de richtsnoeren) geven daarbij als voorbeeld een contractueel beding dat de consument ertoe verplicht een belasting te betalen terwijl deze belasting op grond van de nationale wetgeving door de verkoper zou moeten worden betaald. Een dergelijk beding kan het evenwicht tussen de rechten en verplichtingen van partijen aanzienlijk verstoren, ongeacht de bedragen die de consument op grond van een dergelijk contractueel beding uiteindelijk zou moeten betalen. Als er geen relevante wettelijke bepalingen zijn, moet worden gekeken naar andere referentiepunten, zoals eerlijke en billijke marktpraktijken.

5.13.
In het onderhavige geval heeft het kostenbeding het evenwicht tussen de uit de overeenkomst voortvloeiende rechten en verplichtingen van partijen niet aanzienlijk ten nadele van [geïntimeerde] verstoord. SGF heeft onweersproken aangevoerd dat [geïntimeerde] en [geïntimeerde] zeer vermogend waren. SGF kon er dan ook redelijkerwijs van uitgaan dat [geïntimeerde] ook zou hebben ingestemd met het kostenbeding als SGF een meer specifieke raming zou hebben gegeven en het beding dus transparant zou zijn. Daarbij komt dat er geen wettelijke bepalingen zijn die uurtarieven voor advocaten voorschrijven en het kostenbeding [geïntimeerde] dus niet in een minder gunstige positie plaatst dan die voortvloeit uit het Nederlandse recht. Er is in Nederland niet meer geregeld dan dat, wanneer geen uurtarief is overeengekomen, de opdrachtgever een redelijk loon verschuldigd is (artikel 7:405 lid 2 BW). Verder is van belang dat in regel 17 van de Gedragsregels Advocatuur is bepaald dat bij het vaststellen van zijn declaratie de advocaat een redelijk loon in rekening behoort te brengen. Het hof ziet hierin aanwijzingen voor het uitgangspunt dat in Nederland hooguit heeft te gelden dat het honorarium van een advocaat marktconform moet zijn. In dit geval zijn partijen een uurtarief van € 250,00 overeengekomen. Dit tarief komt het hof voor de hier aan de orde zijnde familierechtelijke procedure marktconform voor. Uit het voorgaande vloeit voort dat het kostenbeding het evenwicht tussen partijen niet aanzienlijk ten nadele van [geïntimeerde] heeft verstoord.

5.14.
Dit brengt mee dat de derde grief van SGF slaagt. Vanwege de devolutieve werking van het hoger beroep zal het hof hierna beoordelen of de vorderingen van SGF in eerste aanleg alsnog kunnen worden toegewezen. Daarbij worden ook de verweren behandeld die [geïntimeerde] in eerste aanleg heeft gevoerd maar die niet door de rechtbank zijn behandeld en de verweren die zij in hoger beroep heeft aangevoerd.

Tussen partijen bestaat een overeenkomst en SGF is daarin niet tekortgeschoten

5.15.
[geïntimeerde] heeft het standpunt ingenomen dat er geen overeenkomst was tussen partijen en voor zover die er wel was, deze vernietigbaar is en dat SGF haar zorgplicht heeft geschonden en dus is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst. Het hof overweegt hieromtrent als volgt.

5.16.
Het betoog van [geïntimeerde] dat zij geen opdracht heeft gegeven tot een voorlopige voorzieningenprocedure en een echtscheidingsprocedure, faalt. Uit de stukken blijkt duidelijk dat [geïntimeerde] wilde dat SGF aanvankelijk een voorlopige voorzieningenprocedure en vervolgens een echtscheidingsprocedure zou starten. Bij haar e-mails van 18 en 24 juni 2021 (hiervoor onder 3.3 en 3.6) heeft SGF uitgebreid uiteengezet welke werkzaamheden zij voor [geïntimeerde] zou gaan verrichten. Bij de eerstgenoemde e-mail zat een conceptbrief aan [geïntimeerde] waarop [geïntimeerde] nog diezelfde dag haar akkoord heeft gegeven. Op de e-mail van 24 juni 2021 heeft [geïntimeerde] geantwoord dat het allemaal klopte, dat ze de voorschotnota had betaald en dat ze aan de slag zou gaan met het overzicht waarom SGF had gevraagd. Vervolgens heeft SGF de werkzaamheden die in die e-mails zijn benoemd, uitgevoerd en heeft [geïntimeerde] daartegen geen bezwaar gemaakt. Uit deze feitelijke gang van zaken leidt het hof af dat [geïntimeerde] wel degelijk opdracht heeft gegeven aan SGF voor de uitgevoerde werkzaamheden. Voor zover [geïntimeerde] heeft gesteld dat zij onder invloed van een geestelijke stoornis verkeerde en zij dus niet daadwerkelijk deze opdracht had willen geven, ziet zij over het hoofd dat een geestelijke stoornis niet in de weg staat aan het aangaan van een overeenkomst, maar hoogstens ertoe kan leiden dat een overeenkomst vernietigbaar is (artikel 3:34 BW).

5.17.
Ook het betoog van [geïntimeerde] dat de overeenkomst met SGF vernietigbaar is en bij brief van 29 juli 2022 vernietigd is omdat de overeenkomst zou zijn gesloten onder invloed van een geestelijke stoornis van [geïntimeerde] , faalt. Zelfs als [geïntimeerde] haar verklaringen heeft gedaan onder invloed van een geestelijke stoornis, is een overeenkomst tot stand gekomen als SGF gerechtvaardigd heeft mogen vertrouwen op de verklaringen van [geïntimeerde] (artikel 3:35 BW). Het hof is van oordeel dat SGF er gerechtvaardigd op heeft mogen vertrouwen dat [geïntimeerde] daadwerkelijk de overeenkomst heeft willen aangaan. Dat volgt niet alleen uit de hiervoor in 5.16 beschreven feitelijke gang van zaken, maar ook uit de omstandigheid dat SGF zelf een inschatting heeft gemaakt van de geestelijke gezondheid van [geïntimeerde] door [geïntimeerde] op kantoor uit te nodigen om onder andere de inhoud van het telefoongesprek tussen SGF en [geïntimeerde] te bespreken, waarin [geïntimeerde] zijn twijfels had geuit over de geestelijke gezondheid van [geïntimeerde] . Met andere woorden: SGF heeft de signalen van [geïntimeerde] serieus genomen en heeft daarop actie ondernomen. SGF is in dat gesprek met [geïntimeerde] tot de conclusie gekomen dat [geïntimeerde] wist wat zij wilde en dat zij de gevolgen daarvan kon overzien. Daarbij speelde volgens SGF een rol hoe [geïntimeerde] communiceerde, dat zij gemaakte afspraken naleefde en op tijd kwam, en hoe snel zij reageerde. Ook speelde daarbij volgens SGF een rol dat het in echtscheidingsprocedures regelmatig voorkomt dat de ene echtgenoot van mening is dat de andere echtgenoot een geestelijke stoornis heeft. [geïntimeerde] heeft dit alles onvoldoende weersproken. Bovendien is [geïntimeerde] consistent geweest in haar wens om een echtscheidingsprocedure te starten. Tussen het moment van het verstrekken van de opdracht en de uiteindelijke indiening van het verzoekschrift zat ongeveer drie maanden. Uit niets blijkt dat [geïntimeerde] in die periode te kennen heeft gegeven dat zij het er niet mee eens was, niet wist wat ze deed of de gevolgen daarvan niet kon overzien. Uit dit alles volgt dat SGF er naar het oordeel van het hof gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat [geïntimeerde] een overeenkomst met SGF wilde aangaan. De overeenkomst is dan ook niet vernietigbaar.

5.18.
Tot slot heeft [geïntimeerde] betoogd dat SGF haar zorgplicht heeft geschonden door zich er niet van te vergewissen dat [geïntimeerde] de uitgevoerde werkzaamheden kon overzien en daadwerkelijk wilde. Ook dit betoog faalt. Uit het voorgaande vloeit immers voort dat SGF de op haar rustende zorgplicht heeft nageleefd. Van een schending van de zorgplicht is dus geen sprake. Het beroep van [geïntimeerde] op ontbinding faalt daarom eveneens.

Het hof vernietigt de overeenkomst gedeeltelijk

5.19.
[geïntimeerde] heeft – bij wijze van verweer tegen de vordering van SGF – aangevoerd dat SGF niet heeft voldaan aan de (pre)contractuele informatieplichten van artikel 6:230l, onder c, BW omdat [geïntimeerde] niet juist is geïnformeerd over de totale prijs van de diensten. Dit verweer slaagt. Het kostenbeding is – zoals hiervoor in 5.8 overwogen – niet transparant en dit levert een schending op van artikel 6:230l, onder c, BW. Het hof acht een gedeeltelijke vernietiging op zijn plaats als sanctie voor deze schending. In lijn met vaste rechtspraak op dit punt (HR 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:861) en het bijgewerkte Sanctiemodel ziet het hof daarom aanleiding om het totale door SGF aan [geïntimeerde] gefactureerde bedrag te verminderen met 20%, hetgeen neerkomt op een bedrag van (€ 30.747,49 x 80% =) € 24.597,99. Daarop wordt in mindering gebracht het reeds door [geïntimeerde] betaalde bedrag van € 5.598,00. Dat betekent dat een bedrag van € 18.999,99 in beginsel toewijsbaar is.

5.20.
Verder heeft [geïntimeerde] betoogd dat het niet vermelden van de totale kosten door SGF een oneerlijke handelspraktijk is (artikel 6:193c BW) en een misleidende omissie (artikel 6:193d BW). Daarom zou de overeenkomst tussen SGF en [geïntimeerde] vernietigbaar zijn, aldus [geïntimeerde] . Het hof volgt [geïntimeerde] niet in dit betoog. Een handelspraktijk is pas oneerlijk en een omissie is pas misleidend als de consument als gevolg daarvan een besluit over de overeenkomst neemt of kan nemen, dat hij anders niet had genomen. Daarvan is in dit geval geen sprake. Zoals overwogen in 5.13, is aannemelijk dat [geïntimeerde] de overeenkomst ook zou zijn aangegaan als zij wél voldoende was voorgelicht over de totale kosten.

Bezwaren tegen de omvang van de facturen gaan niet op

5.21.
[geïntimeerde] heeft verschillende bezwaren naar voren gebracht tegen de omvang van de facturen. Het hof bespreekt hierna waarom deze bezwaren niet opgaan. Ten eerste heeft [geïntimeerde] aangevoerd dat de facturen ook uren bevatten van medewerkers van SGF terwijl in de opdrachtbevestiging slechts het uurtarief van mr. Schoots was vermeld. Dat uitsluitend het uurtarief van mr. Schoots in de opdrachtbevestiging staat, doet er niet aan af dat SGF op grond van haar algemene voorwaarden ook andere medewerkers mocht inschakelen voor de uitvoering van de opdracht. Voorts heeft [geïntimeerde] als bezwaar aangevoerd dat een deel van de werkzaamheden niets van doen heeft met advisering over de juridische mogelijkheden om [geïntimeerde] te laten bijdragen in de kosten van de huishouding. Daarmee ziet [geïntimeerde] eraan voorbij dat de opdracht hiertoe niet beperkt was; de opdracht omvatte (ook) het voeren van een echtscheidingsprocedure (zie 5.16-5.17 hiervoor). Ten slotte is [geïntimeerde] het niet eens met bepaalde posten die SGF in rekening heeft gebracht, waaronder bepaalde correspondentie, overleg met een derde en tijd voor het verweerschrift van [geïntimeerde] . SGF heeft daar het volgende tegenover gesteld. SGF heeft gedurende elf maanden werkzaamheden uitgevoerd voor [geïntimeerde] rondom de echtscheiding. De werkzaamheden die SGF heeft uitgevoerd, zijn eigen aan een echtscheidingsprocedure en daaraan voorafgaande voorlopige voorzieningen bij vermogende particulieren waarbij meerdere ondernemingen een complicerende factor vormen die zich uit in meer te besteden uren. Dit alles blijkt uit de overgelegde producties. [geïntimeerde] heeft zelf de opvolging van de werkzaamheden geïnitieerd, aldus SGF. [geïntimeerde] heeft dit alles onvoldoende weersproken en daarmee de facturen van SGF onvoldoende gemotiveerd betwist. Bovendien komen de facturen van SGF het hof – gelet op de aard en omvang van de verrichte werkzaamheden – niet onredelijk voor.

[geïntimeerde] hoeft geen contractuele rente en buitengerechtelijke kosten te betalen

5.22.
Naast het bedrag van de facturen heeft SGF op grond van haar algemene voorwaarden aanspraak gemaakt op contractuele rente en buitengerechtelijke kosten.

5.23.
[geïntimeerde] heeft zich op het standpunt gesteld dat de algemene voorwaarden van SGF niet van toepassing zijn omdat zij zich daarmee niet akkoord heeft verklaard en omdat de algemene voorwaarden niet van toepassing zijn verklaard op de overeenkomst van opdracht van 18 juni 2021. Het hof verwerpt dit standpunt. SGF heeft de algemene voorwaarden meegestuurd met de opdrachtbevestiging van 15 juni 2021. [geïntimeerde] heeft vervolgens geen bezwaar gemaakt tegen de toepasselijkheid van de algemene voorwaarden. Daaruit mocht SGF in redelijkheid afleiden dat [geïntimeerde] de gelding van de algemene voorwaarden heeft aanvaard. Daarnaast is in de opdrachtbevestiging van 15 juni 2021 uitdrukkelijk vermeld dat de algemene voorwaarden van toepassing zijn op alle werkzaamheden van SGF. Als gevolg hiervan zijn de algemene voorwaarden ook van toepassing op de latere overeenkomst tussen SGF en [geïntimeerde] .

5.24.
De vordering van SGF tot vergoeding van de contractuele rente is gegrond op artikel 6, onder c, van de algemene voorwaarden. [geïntimeerde] heeft betoogd dat dit beding onredelijk bezwarend is. Dit betoog slaagt. Het contractuele rentepercentage is (veel) hoger dan de wettelijke (handels)rente ten tijde van het aangaan van de overeenkomst. Daarmee leidt dit beding op zichzelf tot een aanzienlijke verstoring van het evenwicht tussen de uit de overeenkomst voortvloeiende rechten en verplichtingen van partijen ten nadele van [geïntimeerde] . Dit leidt ertoe dat het hof artikel 6, onder c, van de algemene voorwaarden vernietigt voor zover daarin is opgenomen dat de consument contractuele rente moet vergoeden. De daarop gegronde vordering van SGF zal worden afgewezen.

5.25.
Ook de door SGF gevorderde vergoeding van buitengerechtelijke kosten is niet toewijsbaar. In dit geval is het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing. Dat betekent dat SGF slechts aanspraak kan maken op het conform het Besluit gemaximeerde bedrag. In de brief van 3 oktober 2022, waarin SGF de buitengerechtelijke kosten aan [geïntimeerde] heeft aangezegd, heeft SGF echter aanspraak gemaakt op een hoger bedrag. SGF heeft ter zitting in hoger beroep, bij monde van mr. Schoots, erkend dat dit niet correct is. Als gevolg hiervan kan SGF geen aanspraak meer maken op vergoeding van buitengerechtelijke kosten.

Slotsom

5.26.
De slotsom is dat de grieven 1 en 2 falen, maar dat grief 3 slaagt. Dit laatste leidt ertoe dat het bestreden vonnis wordt vernietigd. Van de door SGF gevorderde hoofdsom zal € 18.999,99 worden toegewezen, namelijk 80% van het in totaal door SGF aan [geïntimeerde] gefactureerde bedrag, minus het al door [geïntimeerde] aan SGF betaalde bedrag. De vorderingen van SGF tot betaling van contractuele rente en van buitengerechtelijke kosten zullen worden afgewezen. ECLI:NL:RBAMS:2025:5829