RBAMS 201224 geen letsel; resultaat niet van belang bij beoordeling oneerlijkheid beding; het gaat om de situatie bij aangaan ovk.
- Meer over dit onderwerp:
RBAMS 201224 geen letsel; resultaat niet van belang bij beoordeling oneerlijkheid beding; het gaat om de situatie bij aangaan ovk.
Beoordeling
-
In het tussenvonnis (geen publicatie bekend, red. LSA LM) is overwogen dat het prijsbeding van de tweede overeenkomst van opdracht die partijen hebben gesloten, oneerlijk was en dat daarom het voornemen bestond om dit beding te vernietigen. Daardoor zal de (tweede) opdrachtovereenkomst tussen partijen geheel vervallen. [eiseres] mocht zich hierover eerst nog uitlaten.
-
[eiseres] heeft bij akte gesteld dat door het beding het evenwicht tussen de rechten en plichten niet aanzienlijk ten nadele van [gedaagde] is verstoord omdat dankzij de rechtsbijstand van [eiseres] aan [gedaagde] een bedrag is uitbetaald van € 155.000,-. Gezien het zaakresultaat is een eventuele verstoring van het evenwicht bovendien niet in strijd met de goede trouw en het oordeel dat het prijsbeding oneerlijk is, in strijd met de redelijkheid en billijkheid.
-
De argumenten die [eiseres] naar voren brengt zijn gestoeld op het door haar behaalde resultaat. Het (uiteindelijke) resultaat van de werkzaamheden die zijn uitgevoerd speelt echter geen rol bij de beoordeling of het prijsbeding oneerlijk is of niet. Voor die beoordeling moet immers worden gekeken naar alle omstandigheden rond en ten tijde van het sluiten van de overeenkomst. Of de opdracht uiteindelijk voor de opdrachtgever een positief of negatief resultaat oplevert is daarom niet van belang bij de weging of een beding eerlijk is. Het gaat erom dat [gedaagde] bij het aangaan van de (tweede) opdracht voldoende inzicht had in de financiële verplichting die hij aanging en waaraan hij gebonden was, ongeacht of met de werkzaamheden van [eiseres] (een voor hem positief) resultaat zou worden geboekt. De toelichting van [eiseres] leidt dan ook niet tot een ander oordeel. Het prijsbeding wordt daarom vernietigd, wat tot gevolg heeft, zoals in het tussenvonnis van 26 juli 2024 is overwogen, dat de (tweede) overeenkomst van opdracht vervalt. [gedaagde] is het in rekening gebrachte bedrag voor de tweede opdracht daarom niet verschuldigd, zodat dat deel van de vordering wordt afgewezen.
-
In het tussenvonnis van 26 juli 2024 is verder overwogen dat het bedrag van de eerste opdracht wel toewijsbaar is, op de kantoorkosten van € 180,- na. In de overgelegde algemene voorwaarden, die volgens van [eiseres] van toepassing zijn op de (beide) overeenkomsten, zijn geen bedingen opgenomen die zien op rente of buitengerechtelijke kosten, zodat toetsing op eerlijkheid niet aan de orde is. De buitengerechtelijke kosten worden niettemin afgewezen nu voor een te hoog bedrag ia aangemaand. De rente over het (restant)bedrag van de eerste overeenkomst van opdracht is toewijsbaar, zij het vanaf de dag van dagvaarding nu niet is gebleken dat [eiseres] vóór 19 januari 2023 de rente op juiste wijze heeft aangezegd.
-
Gelet op de uitkomst van de procedure worden de proceskosten gecompenseerd, in die zin dat partijen elk de eigen kosten dragen. Rechtbank Amsterdam 20 december 2024, ECLI:NL:RBAMS:2024:8473