RBMNE 300725 advocaat heeft uurtarief zonder btw genoemd en vooraf geen indicatie van totale kosten gegeven; sanctie: tarief excl. btw min 20%
- Meer over dit onderwerp:
RBMNE 300725 advocaat heeft uurtarief zonder btw genoemd en vooraf geen indicatie van totale kosten gegeven; sanctie: tarief excl. btw min 20%
2De kern van de zaak
2.1.
[eiseres] heeft juridische bijstand verleend aan [gedaagde] . In conventie wil [eiseres] betaling van twee openstaande facturen. In reconventie wil [gedaagde] een schadevergoeding omdat hij ontevreden is over het geleverde werk. De kantonrechter zal de vordering in conventie deels toewijzen. Een deel wordt afgewezen omdat [eiseres] niet heeft voldaan aan precontractuele informatieverplichtingen en ten onrechte in de offerte het uurtarief exclusief btw heeft genoemd. De vordering in reconventie wordt afgewezen.
3De beoordeling
in conventie
3.1.
[gedaagde] is in de jaren 2022 en 2023 bijgestaan door mr. [A] , advocaat verbonden aan [eiseres] . Haar handelen wordt hierna toegerekend aan [eiseres] . Op 23 maart 2022 heeft [eiseres] een opdrachtbevestiging aan [gedaagde] verstuurd (hierna: de opdrachtbevestiging), met aangehecht de van toepassing verklaarde algemene voorwaarden. In 2022 betroffen de werkzaamheden het voeren van overleg over de uitvoering van de zorgregeling voor de kinderen van [gedaagde] . In 2023 ging het om het voeren van verweer in een gerechtelijke procedure. [eiseres] heeft in 2023 geen nieuwe opdrachtbevestiging gestuurd, zodat de in 2022 gemaakte afspraken tussen partijen van toepassing zijn gebleven. [eiseres] vordert betaling van twee openstaande facturen die voortkomen uit deze opdracht, voor een totaalbedrag van € 2.848,55, te vermeerderen met rente en kosten.
Ambtshalve toetsing informatieverplichtingen en oneerlijke bedingen
3.2.
Voordat daar verder op wordt ingegaan, dient de kantonrechter eerst ambtshalve te toetsen of bepalingen uit de overeenkomst tussen partijen oneerlijk zijn en of [eiseres] heeft voldaan aan de op haar rustende (pre)contractuele informatieverplichtingen. [gedaagde] is namelijk een consument (een natuurlijk persoon die niet heeft gehandeld in de uitoefening van een beroep of bedrijf) en [eiseres] een handelaar.
Het kostenbeding is niet transparant
3.3.
De kantonrechter moet ten eerste toetsen of een beding in een consumentenovereenkomst onder de richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (hierna: de richtlijn) valt en, zo ja, of dat beding oneerlijk is. Na bestudering van de opdrachtbevestiging en de algemene voorwaarden, komt de kantonrechter in deze zaak alleen toe aan inhoudelijke toetsing van het kostenbeding in de opdrachtbevestiging. De afspraken over de prijs van de werkzaamheden zijn een kernbeding. Kernbedingen hoeven alleen ambtshalve te worden getoetst op oneerlijkheid als deze niet transparant zijn (zie artikel 6:231 sub a BW en artikel 4 lid 2 van de richtlijn).
3.4.
Bij de beoordeling van de transparantie van het kostenbeding is het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJEU) van 12 januari 2023 (ECLI:EU:C:2023:14) van belang. In die zaak speelde de vraag of een beding in een overeenkomst voor het verrichten van juridische diensten, waarin over de kosten alleen een uurtarief is afgesproken, zonder verdere precisering voldoet aan het vereiste dat bedingen duidelijk en begrijpelijk moeten zijn geformuleerd in de zin van artikel 4 lid 2 van de richtlijn. Het HvJEU heeft geoordeeld dat alleen het noemen van een uurtarief de gemiddelde, normaal geïnformeerde en redelijk omzichtige en oplettende consument niet in staat stelt om alle financiële consequenties in te schatten die voor hem uit het beding voortvloeien, namelijk het totale bedrag dat hij voor de diensten zal moeten betalen. Verder is overwogen dat de advocaat, vóórdat de overeenkomst wordt gesloten, informatie moet verstrekken die de consument in staat stelt om met de nodige voorzichtigheid zijn beslissing te nemen. Die informatie moet aanwijzingen bevatten die de consument in staat stellen bij benadering de totale kosten van de diensten te schatten, zoals een raming van het voorzienbare of minimale aantal uren dat nodig is om een bepaalde dienst te verlenen, of een afspraak om met redelijke tussenpozen tussentijdse facturen of verslagen te bezorgen waarin het aantal al gepresteerde werkuren wordt vermeld.
3.5.
De opdrachtbevestiging van [eiseres] vermeldt een uurtarief en de afspraak om maandelijks te declareren met daarbij een specificatie van bestede tijd. De kantonrechter is van oordeel dat hiermee niet is voldaan aan het transparantievereiste van artikel 6:231 sub a BW en artikel 4 lid 2 van de richtlijn. Wat er van een advocaat verwacht kan worden aan informatieverstrekking, hangt af van de aard van de werkzaamheden. Hoe concreter de opdracht is, hoe preciezer de totale kosten door de advocaat kunnen worden geschat. In dit geval was eerst sprake van een ruim geformuleerde opdracht (overleg over het ouderschapsplan), maar in 2023 werd duidelijk dat er verweer moest worden gevoerd in een gerechtelijke procedure. Gelet op het hiervoor genoemde arrest van het HvJEU diende [eiseres] [gedaagde] voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst, dan wel in ieder geval toen duidelijk werd dat er een procedure gevoerd moest worden, informatie te verstrekken met aanwijzingen om de totale kosten bij benadering te ramen. Die informatie is niet gegeven. [gedaagde] wist voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst alleen wat het uurtarief was, dat er tijd werd geschreven in eenheden van zes minuten en dat er maandelijks werd gedeclareerd. Daarmee viel geen inschatting (zelfs geen grove) te maken van de totale kosten die [gedaagde] kon verwachten. [gedaagde] was aldus niet in staat met de nodige voorzichtigheid te beslissen of hij met [eiseres] in zee wilde gaan (zie ook gerechtshof Amsterdam, 26 november 2024, ECLI:NL:GHAMS:2024:3269).
Het kostenbeding is niet oneerlijk
3.6.
De kantonrechter dient daarom te toetsen of het kostenbeding naar maatstaven van de richtlijn ook oneerlijk is. Hoewel de richtlijn niet rechtstreeks van toepassing is, brengt een richtlijnconforme uitleg mee dat de kantonrechter een oneerlijk beding op grond van artikel 6:233 BW moet vernietigen (zie het arrest van de Hoge Raad van 13 september 2013, gepubliceerd onder ECLI:NL:HR:2013:691). Artikel 6:233 onder a van het Burgerlijk Wetboek (BW) bepaalt dat een beding onredelijk bezwarend (oneerlijk) is wanneer het, gelet op de aard en de overige inhoud van de overeenkomst, de wijze waarop de overeenkomst tot stand is gekomen, de wederzijds kenbare belangen van partijen en de overige omstandigheden van het geval, onredelijk bezwarend is voor de wederpartij (de consument). Het HvJEU heeft uitdrukkelijk geoordeeld dat een niet-transparant beding niet meteen een oneerlijk beding is, maar het gebrek aan transparantie wel meeweegt bij de beoordeling van de (on)eerlijkheid.
3.7.
Ten eerste moet worden nagegaan of de consument het beding ook zou hebben aanvaard als er op eerlijke en billijke wijze over was onderhandeld. Daarnaast moet er sprake zijn van een aanzienlijke verstoring in het evenwicht van de uit de overeenkomst voortvloeiende rechten en verplichtingen van partijen, ten nadele van de consument. Ook zijn alle andere omstandigheden rond het sluiten van de overeenkomst relevant.
3.8.
De kantonrechter stelt voorop dat het in de praktijk ongebruikelijk is dat over een uurtarief van een advocaat wordt onderhandeld en ook in dit geval is dit niet gebleken. Op dit punt is er daarom in ieder geval geen sprake van een oneerlijke of onbillijke onderhandeling. Verder heeft [gedaagde] niet gesteld dat hij het kostenbeding van [eiseres] niet had aanvaard als [eiseres] wel had voldaan aan het transparantievereiste door meer informatie over de totaal te verwachten kosten te geven. Bijvoorbeeld doordat [gedaagde] niet meer dan een bepaald bedrag wilde uitgeven voor de werkzaamheden of door een vergelijking van de totaal geraamde kosten met een ander kantoor. [eiseres] mocht er daarom redelijkerwijs van uitgaan dat [gedaagde] in dat geval ook had ingestemd met het kostenbeding.
3.9.
Van een aanzienlijke verstoring in het evenwicht ten nadele van [gedaagde] van de uit de overeenkomst voortvloeiende verbintenissen is ook geen sprake. Daarbij weegt mee dat er geen wettelijke bepalingen zijn die uurtarieven voor advocaten voorschrijven en het kostenbeding [gedaagde] dus niet in een minder gunstige positie plaatst dan die welke voortvloeit uit het Nederlandse recht. Een opdrachtgever is namelijk in ieder geval een redelijk loon verschuldigd (artikel 7:405 lid 2 BW). Een advocaat moet volgens de voor de beroepsgroep geldende gedragsregels ook een redelijk loon in rekening brengen. Het is de kantonrechter niet gebleken dat het kostenbeding afwijkt van deze beginselen.
3.10.
Het kostenbeding is daarmee niet oneerlijk en [gedaagde] is dus in beginsel gehouden om de daaruit voortvloeiende facturen te betalen.
[eiseres] heeft haar (pre)contractuele informatieverplichting geschonden
3.11.
De opdracht is naar aanleiding van een bespreking op het kantoor van [eiseres] gegeven, zodat de kantonrechter moet toetsen of de opdrachtbevestiging voldoet aan de informatieverplichtingen uit artikel 6:230l BW. In dit kader is het [eiseres] wel te verwijten dat zij niet transparant is geweest over de totale prijs van de door haar uit te voeren diensten. Zoals hiervoor al overwogen had [eiseres] , zeker nadat in 2023 duidelijk werd dat er verweer moest worden gevoerd in een gerechtelijke procedure, [gedaagde] een indicatie moeten geven hoeveel uren aan werkzaamheden daarvoor benodigd waren.
3.12.
Door dat niet te doen is er sprake van een schending van de informatieverplichting zoals opgenomen onder artikel 6:230l onder c BW. Daarin staat dat informatie moet worden gegeven over de totale prijs van de dienst, met inbegrip van alle belastingen, of, als door de aard van de zaak of de dienst de prijs redelijkerwijs niet vooraf kan worden berekend, de manier waarop de prijs moet worden berekend.
Het noemen van het uurtarief exclusief btw is een oneerlijke handelspraktijk
3.13.
De kantonrechter begrijpt verder de stellingen van [gedaagde] over het onterecht benoemen van het uurtarief exclusief btw in de opdrachtbevestiging als een beroep op een oneerlijke, misleidende handelspraktijk. In de opdrachtbevestiging staat: “Ik zal een uurtarief hanteren van € 250 exclusief belaste en onbelaste verschotten en 21%
BTW.”
3.14.
Een handelaar handelt volgens de wet onrechtmatig richting een consument als hij een oneerlijke handelspraktijk verricht (art. 6:193b BW). Een misleidende handelspraktijk vindt volgens de wet plaats als de consument informatie over een product wordt verschaft die onjuist is, of – weliswaar strikt genomen juist – de consument op het verkeerde been zet, waardoor de gemiddelde consument een besluit neemt of kan nemen dat hij anders niet had genomen (art. 6:193c BW).
3.15.
De kantonrechter is van oordeel dat er sprake is van een misleidende handelspraktijk door het vermelden van het uurtarief exclusief btw in de opdrachtbevestiging. Artikel 6:193c BW lid 1 onder d vermeldt dat hiervan sprake kan zijn door het verstrekken van mogelijk voor de consument misleidende informatie over de prijs of de wijze waarop de prijs wordt berekend. Hiervan is in dit geval sprake door een lager uurtarief te communiceren dan dat de consument daadwerkelijk zal moeten betalen. Weliswaar benoemt [eiseres] het btw-percentage in de opdrachtbevestiging, maar het is niet aan de consument om dat zelf op te tellen bij het overeengekomen tarief om de werkelijke prijs te berekenen. De handelswijze van [eiseres] kan ervoor zorgen dat de gemiddelde consument een besluit over een overeenkomst neemt, die hij anders niet had genomen. Dit betekent dat sprake is van een oneerlijke handelspraktijk en dat moet worden aangenomen dat [eiseres] onrechtmatig richting [gedaagde] heeft gehandeld.
Sancties schending regelgeving oneerlijke handelspraktijk en informatieverplichtingen: geen btw en verdere vermindering met 20%
3.16.
Als sanctie voor een oneerlijke handelspraktijk schrijft de wet vernietigbaarheid van de overeenkomst voor (art. 6:193j lid 3 BW). De kantonrechter gaat, gelet ook op de vordering, uit van een gedeeltelijke vernietiging van de overeenkomst ten aanzien van de vermeerdering met 21% btw over de overeengekomen prijs. [eiseres] heeft in totaal voor € 6.982,72 aan honorarium inclusief btw aan [gedaagde] gedeclareerd en € 314,00 exclusief btw aan verschotten. De btw zal door de gedeeltelijke vernietiging van het honorarium worden afgetrokken, zodat in totaal € 5.770,84 + € 314,00 = € 6.084,84 resteert.
3.17.
Verder is de sanctie, volgens de Richtlijn Sanctiemodel essentiële informatieplichten, bij één tot drie voldoende ernstige schendingen van de essentiële informatieplichten dat de prijs met 20% verminderd wordt. In dit geval is sprake van één schending en dus een verdere vermindering van het totale honorarium met 20%. Dit betekent dat [eiseres] ten hoogste recht heeft op een bedrag van € 4.616,67 (0,8 x € 5.770,84) + € 314,00 = € 4.930,67. Omdat [gedaagde] al € 4.448,17 heeft betaald aan [eiseres] , staat er nog een bedrag van € 482,50 aan hoofdsom open.
[gedaagde] dient het resterende bedrag te betalen
3.18.
[gedaagde] zal dit bedrag moeten betalen. [gedaagde] heeft het aantal gemaakte uren betwist, en heeft daartoe aangevoerd dat [eiseres] deze onzorgvuldig zou hebben geregistreerd. [gedaagde] verwijst naar twee kantoorbesprekingen op 17 mei en 12 september 2023. Beide keren zou [eiseres] ongeveer 20% te veel minuten hebben geregistreerd. Om die reden betwist hij 20% van alle gemaakte uren.
3.19.
Dat verweer gaat niet op. [eiseres] heeft betwist dat zij onjuist uren heeft geregistreerd. [gedaagde] heeft iedere maand een urenoverzicht ontvangen als bijlage bij de facturen. De kantonrechter stelt vast dat [gedaagde] slechts één keer een opmerking bij de urenoverzichten heeft geplaatst: over de bespreking van 17 mei 2023 en dat hebben partijen afgehandeld. [gedaagde] heeft tegenover de betwisting van [eiseres] onvoldoende onderbouwd dat [eiseres] bij de registratie van al haar uren 20% te veel heeft bijgehouden. [gedaagde] had daarvoor per post op de urenregistraties gemotiveerd moeten stellen waarom deze onjuist is en dat heeft hij niet gedaan. Verder blijkt uit de overgelegde correspondentie juist dat [gedaagde] over het algemeen tevreden was over de dienstverlening, met uitzondering van wat hierna in reconventie zal worden besproken. [gedaagde] zal dus worden veroordeeld tot betaling van € 482,50. De gevorderde wettelijke rente over het toegewezen bedrag zal worden toegewezen vanaf de vervaldatum van factuur 20230981 (18 oktober 2023). De kantonrechter kan namelijk vanwege de gedeeltelijke afwijzing van de hoofdsom niet afgaan op de berekening van de verschenen rente door [eiseres] . Verder is de gevorderde rente op de wet gegrond en deze is ook niet door [gedaagde] weersproken.
[gedaagde] moet ook buitengerechtelijke incassokosten betalen
3.20.
[eiseres] vordert ook vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De vordering moet worden beoordeeld op grond van artikel 6:96 BW en het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). De kantonrechter stelt vast dat [gedaagde] een consument is (een natuurlijk persoon die niet heeft gehandeld in de uitoefening van een beroep of bedrijf). Daarom moet de kantonrechter controleren of is voldaan aan de dan geldende extra eisen voor de verschuldigdheid van buitengerechtelijke incassokosten. [eiseres] heeft aan [gedaagde] een of meer aanmaningen gestuurd die voldoen aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW. Daarom zal een bedrag van € 72,38 worden toegewezen, berekend op basis van het Besluit en gecorrigeerd voor het toegewezen bedrag aan hoofdsom. De gevorderde rente over de buitengerechtelijke incassokosten zal worden toegewezen.
3.21.
Hoewel een groot deel van de vordering van [eiseres] is afgewezen, zal [gedaagde] toch worden veroordeeld in de proceskosten (inclusief nakosten). Door de facturen [eiseres] niet te betalen, heeft [gedaagde] haar genoodzaakt een procedure te starten. De procesk
osten van [eiseres] , gecorrigeerd voor het toe te wijzen bedrag, worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding |
€ |
120,78 |
|
- griffierecht |
€ |
514,00 |
|
- salaris gemachtigde |
€ |
270,00 |
(2 punten × € 135,00) |
- nakosten |
€ |
62,50 |
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing) |
Totaal |
€ |
967,28 |
. |
Rechtbank Midden-Nederland 30 juli 2025, ECLI:NL:RBMNE:2025:3820