Overslaan en naar de inhoud gaan

RBNHO 190225 ambtshalve toetsing kostenbeding en informatieplicht nav advocatendeclaratie; 25% korting

RBNHO 190225 ambtshalve toetsing kostenbeding en informatieplicht nav advocatendeclaratie; 25% korting

2 De beoordeling

2.1.

De eisende partij vordert veroordeling van de gedaagde partij tot betaling van € 1.877,55, te vermeerderen met de buitengerechtelijke incassokosten, de wettelijke rente en de proceskosten.

Kostenbeding

2.2.

In de door de eisende partij overgelegde opdrachtbevestiging is onder meer opgenomen dat de werkzaamheden in rekening worden gebracht tegen een uurtarief van € 190,00 per uur exclusief btw en 5% kantoorkosten. De kantonrechter is van oordeel dat dit kostenbeding een kernbeding is. Kernbedingen worden in beginsel niet getoetst op oneerlijkheid in de zin van de richtlijn, behalve als ze niet transparant zijn.

2.3.

In lijn met het arrest van het gerechtshof Amsterdam van 26 november 2024 is de kantonrechter van oordeel dat het kostenbeding niet transparant is (omdat uitsluitend een uurtarief wordt genoemd). Omdat echter het tussen partijen overeengekomen uurtarief marktconform is, verstoort het kostenbeding niet in strijd – met de goede trouw – het evenwicht ten nadele van de gedaagde partij.1 Het beding is daardoor niet oneerlijk en de gedaagde partij is in beginsel gehouden tot betaling van de openstaande facturen.

Ambtshalve toetsing van de (pre)contractuele informatieplichten

2.4.

De kantonrechter dient vervolgens te beoordelen of bij het sluiten van de overeenkomst is voldaan aan de (pre)contractuele informatieverplichtingen. Dat aan deze plichten is voldaan, moet gemotiveerd worden gesteld en onderbouwd. De kantonrechter moet er ambtshalve op toezien dat die voorschriften worden nageleefd, dus ook als er geen verweer is gevoerd.

2.5.

De eisende partij heeft voldoende toegelicht en onderbouwd dat is voldaan aan de (pre)contractuele informatieplichten met uitzondering van het bepaalde in artikel 6:230m lid 1 onder e BW. Uit dat artikel vloeit voort dat ten aanzien van de totale prijs van diensten ook het transparantievereiste geldt. Omdat de kantonrechter van oordeel is dat het in de overeenkomst opgenomen kostenbeding niet transparant is, levert dat ook een schending van dit artikel op. Hiervoor zal een sanctie worden toegepast.

Welke sanctie hoort hierbij?

2.6.

Gelet op de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ EU) en het hiervoor genoemde arrest van de Hoge Raad moet de kantonrechter aan de schending van de informatieplichten gevolgen verbinden door passende maatregelen te nemen die de consument effectieve rechtsbescherming bieden. Die maatregelen moeten doeltreffend, afschrikwekkend en evenredig zijn. Met het oog op voornoemde Europeesrechtelijke beginselen en jurisprudentie van het HvJ EU en de Hoge Raad, zal de kantonrechter de overeenkomst gedeeltelijk te vernietigen, te weten voor 25% van de door de gedaagde partij verschuldigde hoofdsom. Daarbij wordt (mede) toepassing gegeven aan de artikelen 3:40 lid 2 en 3:41 BW, en aan de artikelen 6:193b, 6:193d, 6:193f en 6:193j BW, omdat de schending van de informatieplichten ook een oneerlijke handelspraktijk is.

Ambtshalve toetsing algemene voorwaarden

2.7.

De kantonrechter is, gelet op het Dexia-arrest2, gehouden om onderzoek te doen naar (mogelijk) oneerlijke bedingen in de toepasselijke algemene voorwaarden. Volgens Richtlijn 93/13/EEG betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten is een beding oneerlijk wanneer dit het evenwicht tussen de wederzijdse rechten en verplichtingen ten nadele van de consument aanzienlijk verstoort. De kantonrechter moet in iedere procedure over ieder onderdeel van de vordering beoordelen of daarover in de algemene voorwaarden afspraken zijn gemaakt en of die afspraken al dan niet oneerlijk zijn ten opzichte van de consument. Als de kantonrechter oordeelt dat een contractuele afspraak oneerlijk is, moet het beding worden vernietigd en moet de vordering op dat onderdeel worden afgewezen (ook als de eisende partij in de procedure een beroep doet op wettelijke bepalingen in plaats van op die contractuele afspraak).

2.8.

Uit de overgelegde stukken blijkt dat op de overeenkomst(en) de volgende algemene voorwaarden van de eisende partij van toepassing zijn verklaard: Algemene Voorwaarden Legalitas B.V. (hierna: de algemene voorwaarden).

2.9.

Het in artikel 7 opgenomen incassokostenbeding, is door de kantonrechter getoetst en niet oneerlijk bevonden, omdat het beding aansluit bij de wettelijke regeling voor het in rekening brengen van incassokosten.

2.10.

De kantonrechter oordeelt dat artikel 7 wel een oneerlijk rentebeding bevat. Op basis van het beding kan aan consumenten zodra zij in verzuim verkeren wettelijke handelsrente in rekening worden. Dat is meer dan de wettelijke rente die op basis van de wet bij een consument in rekening kan worden gebracht. Het rentebeding is daarom oneerlijk, wat betekent dat het beding wordt vernietigd.

Wat is toewijsbaar?

2.11.

Gelet op het voorgaande is een bedrag van € 1.408,16 (1.877,55 x 0,75) aan hoofdsom toewijsbaar.

2.12.

Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten zal worden toegewezen volgens het wettelijke tarief dat hoort bij de hoofdsom waartoe de gedaagde partij zal worden veroordeeld, te weten € 211,22.

2.13.

De gevorderde rente zal worden afgewezen, omdat dit is gebaseerd op een oneerlijk beding.

2.14.

De gedaagde partij wordt overwegend in het ongelijk gesteld en zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. De gevorderde rente over de proceskosten zal worden toegewezen ingaande de 15e dag na de datum van betekening van dit vonnis.

1ECLI:NL:GHAMS:2024:3269, r.o. 2.5 e.v.

2HvJ EU 27 januari 2021, C‑229/19 en C‑289/19, ECLI:NL:EU:C:68 (Dexia).

Rechtbank Noord-Holland 19 februari 2025, ECLI:NL:RBNHO:2025:1420