RBZWB 020725 fietsongeval; huishoudelijke hulp, verpleging en verzorging, zelfwerkzaamheid en vervoerskosten toegewezen cf richtlijn DLR
RBZWB 020725 fietsongeval, verpleging en verzorging, zelfwerkzaamheid en vervoerskosten toegewezen cf richtlijn DLR
- smartengeld enkelbreuk, mede a.d.h.v Rotterdamse Schaal,cf. vordering: € 12.500
3Hoe de kantonrechter verder oordeelt
In de hoofdzaak en in de vrijwaringszaak
3.1.
In het tussenvonnis van 19 februari 2025 (geen publicatie bekend, red. LSA LM) zijn in de beide zaken bewijsopdrachten gegeven.
3.2.
In de hoofdzaak is [slachtoffer ongeval] opgedragen om de door haar gestelde toedracht van het ongeval te bewijzen. [betrokkene ongeval] is in die zaak opgedragen om te bewijzen dat [slachtoffer ongeval] causaal heeft bijgedragen aan het ongeval door op de verkeerde weghelft te rijden.
3.3.
In de vrijwaringszaak is [betrokkene ongeval] opgedragen om de door hem gestelde toedracht van het ongeval te bewijzen. [getuige] is opgedragen om te bewijzen dat [betrokkene ongeval] geen voorrang heeft verleend en zijn snelheid onvoldoende heeft verminderd.
3.4.
[slachtoffer ongeval] heeft zichzelf en [getuige] laten horen als getuigen. [betrokkene ongeval] heeft [slachtoffer ongeval] , [getuige] en de zoon van [slachtoffer ongeval] als getuigen laten horen. [getuige] heeft zichzelf en [slachtoffer ongeval] laten horen als getuigen. Zowel [slachtoffer ongeval] als [getuige] had ook [betrokkene ongeval] als getuige opgegeven. [betrokkene ongeval] is zonder bericht van verhindering niet bij het getuigenverhoor verschenen. [slachtoffer ongeval] en [getuige] hebben vervolgens afstand gedaan van het horen van deze getuige. De kantonrechter heeft geen goede aanleiding gezien om [betrokkene ongeval] alsnog toe te staan om zichzelf te laten horen en heeft de getuigenverhoren gesloten.
Toedracht van het ongeval
3.5.
De kantonrechter is van oordeel dat [slachtoffer ongeval] (in de hoofdzaak) is geslaagd in het leveren van bewijs van de door haar gestelde toedracht van het ongeval en dat [betrokkene ongeval] (in de vrijwaringszaak) niet is geslaagd in de bewijslevering van de door hem gestelde toedracht van het ongeval. Daartoe wordt het volgende overwogen.
3.6.
[slachtoffer ongeval] heeft als getuige verklaard bij haar schriftelijke verklaring die als productie 2 bij de inleidende dagvaarding zit, te blijven. [getuige] heeft drie schriftelijke verklaringen opgesteld; de twee verklaringen die als productie 3 bij de inleidende dagvaarding zitten en de verklaring bij productie 2 bij de conclusie van antwoord in de vrijwaringszaak. [getuige] heeft verklaard bij deze verklaringen, die onderling consistent zijn, als getuige te blijven. Wat [slachtoffer ongeval] en [getuige] hebben verklaard, komt ook met elkaar overeen en met de door hen in de procedure ingenomen stellingen. Uit die verklaringen blijkt dat [slachtoffer ongeval] en [getuige] van rechts kwamen en dat [betrokkene ongeval] hun geen voorrang heeft verleend, waardoor het achterwiel van [betrokkene ongeval] het voorwiel van [slachtoffer ongeval] heeft geraakt en zij ten val is gekomen.
3.7.
De stelling van [betrokkene ongeval] dat hij uitweek naar links omdat [getuige] en [slachtoffer ongeval] de binnenbocht namen en hierdoor op de verkeerde weghelft reden, is niet komen vast te staan. [betrokkene ongeval] heeft dit (schriftelijk) verklaard maar daartegenover staan de herhaalde en consistente verklaringen van [slachtoffer ongeval] en [getuige] dat zij allebei op de rechter weghelft reden en niet de binnenbocht namen en dat [getuige] wel voor [betrokkene ongeval] langs is uitgeweken richting de binnenbocht maar dat dat was in reactie op [betrokkene ongeval] die aankwam fietsen en geen voorrang verleende.
3.8.
Ook is door geen van de getuigen verklaard dat [betrokkene ongeval] , zoals hij in de verzetdagvaarding stelt, naar rechts wilde gaan. Integendeel, door [slachtoffer ongeval] en [getuige] is verklaard dat zij na de aanrijding nog een tijdje ter plaatse te zijn geweest en hem niet naar rechts hebben zien gaan dus dat is niet de weg die hij uiteindelijk heeft vervolgd. Deze stelling van [betrokkene ongeval] is ook niet in lijn met zijn schriftelijke verklaring die als productie 7 bij de verzetdagvaarding zit. Daarin heeft hij het over voorrang verlenen aan verkeer van rechts wat niet aan de orde is als hij naar rechts wilde afslaan. Ook is het niet logisch dat hij naar links zou uitwijken als hij rechtsaf wilde slaan, aangezien hij daarmee zijn normale rijbaan zou verlaten.
In de hoofdzaak
Verkeersfout van [betrokkene ongeval]
3.9.
De kantonrechter acht gelet op het voorgaande bewezen dat [betrokkene ongeval] een verkeersfout heeft gemaakt door aan [slachtoffer ongeval] geen voorrang te verlenen, terwijl dat op grond van artikel 15 RVV wel had gemoeten. Daarmee heeft hij onrechtmatig jegens [slachtoffer ongeval] gehandeld. Dit handelen kan hem ook worden toegerekend. [betrokkene ongeval] is daarom in beginsel verplicht de schade van [slachtoffer ongeval] als gevolg van het ongeval te vergoeden.
Eigen schuld van [slachtoffer ongeval]
3.10.
Uit wat hiervoor is overwogen volgt dat het beroep van [betrokkene ongeval] op eigen schuld van [slachtoffer ongeval] niet slaagt.
Aansprakelijkheid van [betrokkene ongeval]
3.11.
De conclusie is dat [betrokkene ongeval] aansprakelijk is voor de geleden materiële en immateriële schade van [slachtoffer ongeval] als gevolg van het verkeersongeval van 6 september 2022. [slachtoffer ongeval] heeft haar vordering op de mondelinge behandeling van 16 januari 2025 onvoorwaardelijk en expliciet beperkt tot € 25.000,- zodat voor recht zal worden verklaard dat [betrokkene ongeval] aansprakelijk is tot dat bedrag en niet voor alle geleden schade zoals bij inleidende dagvaarding gevorderd en bij verstekvonnis toegewezen.
Schade
3.12.
[slachtoffer ongeval] vordert een schadevergoeding van € 20.744,89, te vermeerderen met de wettelijke rente. [betrokkene ongeval] voert verweer tegen de hoogte van de gevorderde schade. Hieronder worden de verschillende schadeposten beoordeeld.
Medische kosten
3.13.
[slachtoffer ongeval] vordert € 1.350,89 aan medische kosten, bestaande uit kosten voor hulpmiddelen, onverzekerde zorgkosten en daggeldvergoeding voor de ziekenhuisopnames. [betrokkene ongeval] vindt het niet redelijk dat hij voor al deze kosten aansprakelijk wordt gehouden, maar dat standpunt volgt de kantonrechter niet. [slachtoffer ongeval] heeft de kosten voor fysiotherapie voldoende onderbouwd, net als het feit dat die kosten niet zijn vergoed door de zorgverzekeraar. Verder is voldoende onderbouwd dat na het ongeval thuiszorg noodzakelijk is geweest. De tweede ziekenhuisopname heeft een oorzakelijk verband met het ongeval en is op grond van de wet ook aan [betrokkene ongeval] toerekenbaar. Het verweer ten aanzien van het eigen risico heeft [betrokkene ongeval] ingetrokken. De vordering van € 1.350,89 zal worden toegewezen.
Huishoudelijke hulp
3.14.
[slachtoffer ongeval] vordert als vergoeding voor de kosten van huishoudelijke hulp een bedrag van € 1.530,-. Zij licht toe dat sprake is geweest van een dubbele gecompliceerde enkelfractuur, die eerst in het gips is geweest en na twee weken is geopereerd. Na de operatie mocht de enkel in het geheel niet worden belast. Na vier weken kon zij starten met revalideren, maar kort daarna moest een heroperatie worden uitgevoerd omdat sprake was van een bacteriële infectie. Na de heroperatie heeft een behandeltraject bij de fysiotherapeut plaatsgevonden. [slachtoffer ongeval] heeft de vordering abstract berekend aan de hand van de Letselschade Richtlijn Huishoudelijke Hulp, uitgaande van vier uur per week in de eerste maanden en twee uur per week in de maanden daarna tegen een tarief van € 11,-. [betrokkene ongeval] betwist dat [slachtoffer ongeval] niet in staat is geweest om het huishouden te doen.
De kantonrechter is van oordeel dat [slachtoffer ongeval] voldoende heeft onderbouwd dat geen sprake is geweest van een eenvoudige enkelfractuur en dat het nodig was om hulp in te schakelen voor de huishoudelijke taken. Ook de omvang acht de kantonrechter redelijk en voldoende onderbouwd. De vordering van € 1.530,- zal worden toegewezen.
Mantelzorg
3.15.
[slachtoffer ongeval] vordert € 4.182,- als vergoeding voor mantelzorg die haar kinderen hebben verleend voor persoonlijke verzorging. De vordering is abstract berekend met behulp van de Financiële Paragraaf Handreiking Zorgschade, uitgaande van vier uur per dag tegen € 17,- in de eerste periode en twee uur per dag tegen € 11,- in de tweede periode. [betrokkene ongeval] betwist dat [slachtoffer ongeval] zulke intensieve mantelzorg nodig heeft gehad. De kantonrechter oordeelt ook hier dat [slachtoffer ongeval] de noodzaak van mantelzorg voldoende heeft onderbouwd, net als de omvang ervan. De vordering van € 4.182,- zal worden toegewezen.
Vervoerskosten
3.16.
[slachtoffer ongeval] vordert € 505,- aan vervoerskosten, voor 54 maal op en neer naar het ziekenhuis en parkeerkosten. [betrokkene ongeval] betwist het aantal ziekenhuisbezoeken, de hoogte van de kilometervergoeding en de parkeerkosten. De kantonrechter overweegt dat de gevorderde vergoeding in lijn is met de Richtlijn Kilometervergoeding van de Letselschaderaad. De Letselschade Richtlijnen (die bij de voorgaande schadeposten ook al on de beoordeling zijn betrokken) zijn juist opgesteld om veel voorkomende discussies over relatief geringe bedragen te voorkomen. [slachtoffer ongeval] zoekt dus terecht aansluiting bij deze richtlijnen en [betrokkene ongeval] legt niet uit waarom dat in deze zaak onjuist zou zijn. De gevorderde kilometervergoeding is gelijk aan het in 2022 geldende normbedrag. Verder is in de richtlijn bepaald dat ook reiskosten van naaste familieleden die op bezoek komen voor vergoeding in aanmerking komen, zodat het aantal bezoeken niet onredelijk hoog voorkomt. De parkeerkosten acht de kantonrechter, ook zonder specifieke onderbouwing, redelijk. De vordering van € 505,- zal worden toegewezen.
Zelfwerkzaamheid
3.17.
[slachtoffer ongeval] vordert € 677,- als vergoeding voor zelfwerkzaamheid tot medio 2023, in aansluiting bij de Letselschade Richtlijn Zelfwerkzaamheid. [betrokkene ongeval] vindt deze post onvoldoende onderbouwd. Dat standpunt volgt de kantonrechter niet. Uit de aard van het letsel en de toelichting van [slachtoffer ongeval] volgt voldoende duidelijk dat zij niet in staat is geweest om zelf het onderhoud van (onder andere) de tuin te doen. [betrokkene ongeval] voert geen verweer tegen toepassing van de richtlijn voor deze schadepost. De kantonrechter zal daarom bij de richtlijn aansluiten en de vordering toewijzen.
Immateriële schadevergoeding
3.18.
[slachtoffer ongeval] vordert € 12.500,- aan immateriële schadevergoeding en wijst daarbij op de nummers 60, 71 en 1957 van de Smartengeldgids. Zij legt uit dat zij immense pijnklachten heeft gehad door de instabiele enkelfractuur. Zij is een langere periode volledig hulpbehoevend geweest. [slachtoffer ongeval] kan inmiddels weer lopen en fietsen, maar is in bepaalde bewegingen beperkt en het is onzeker hoe de toekomstige medische situatie van haar enkel zal zijn. Verder merkt zij op dat er vanwege haar leeftijd geen beperking is in arbeidsgeschiktheid, maar dat door haar beschikbare vrije tijd de beperkingen in mobiliteit en zelfstandigheid juist zorgen voor een derving van levensvreugde.
3.19.
[betrokkene ongeval] vindt het gevorderde bedrag te hoog. Hij wijst op de uitspraken met nummers 42, 2135 en 1761 van de Smartengeldgids, die naar zijn mening beter vergelijkbaar zijn. Tijdens de mondelinge behandeling op 27 mei 2025 heeft zijn gemachtigde nog toegevoegd dat de immateriële schade niet volledig aan [betrokkene ongeval] toerekenbaar is, gelet op het feit dat [slachtoffer ongeval] met een zware elektrische fiets reed die zij kennelijk niet volledig onder controle heeft gehad.
3.20.
Bij de beoordeling van deze schadepost gebruikt de kantonrechter de volgende maatstaf. Immateriële schadevergoeding of smartengeld is een vergoeding voor nadeel dat niet uit vermogensschade bestaat. Het kan worden toegekend als dat nadeel is geleden door een persoon die lichamelijk letsel heeft opgelopen als gevolg van een gebeurtenis waarvoor een ander aansprakelijk is (artikel 6:106 BW), zoals hier aan de orde. De omvang moet naar billijkheid worden vastgesteld. Bij de begroting moet de rechter rekening houden met alle omstandigheden van het geval. Met name de aard, ernst en duur van het letsel, de pijn, de intensiteit van het verdriet en de gederfde levensvreugde en de gevolgen daarvan voor de betrokkene zijn bepalend. De rechter moet de zwaarte van het verdriet, de ernst van de pijn en het gemis aan levensvreugde afleiden uit min of meer objectieve factoren en concrete aanwijzingen, zoals de aard van het letsel en de (meer subjectief te duiden) gevolgen daarvan voor de concrete benadeelde. Ook moet de rechter letten op de bedragen die door Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen zijn toegekend, daaronder begrepen de maximaal toegekende bedragen, rekening houdend met een eventueel opgetreden geldontwaarding en de (gewijzigde) maatschappelijke opvattingen over de compensatie van leed. Gelet op de maatschappelijke ontwikkelingen acht de kantonrechter het redelijk bij het bepalen van de hoogte van het smartengeld, ook acht te slaan op de consultatieversie van de ‘Rotterdamse Schaal’, een ordening van smartengeldbedragen bij letsel en andere persoonsaantastingen.
3.21.
Indien die maatstaf wordt toegepast op deze zaak, is van belang dat [slachtoffer ongeval] te maken heeft gehad met een instabiele en complexe fractuur van haar enkel. Zij heeft daarbij veel pijn ervaren. Het herstel van deze breuk heeft veel tijd gekost, onder meer omdat na de eerste operatie een tweede operatie noodzakelijk was. Doordat [slachtoffer ongeval] haar enkel niet mocht belasten is zij enkele maanden zeer hulpbehoevend geweest. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [slachtoffer ongeval] goed uitgelegd dat dat haar zwaar is gevallen, omdat zij op het moment van het ongeval relatief kort weduwe was en er net aan was gewend om zelfredzaam en onafhankelijk te zijn. [slachtoffer ongeval] heeft ook uitgelegd dat zij veel dingen weer kan en geen pijn meer heeft, maar dat zij blijvend last heeft van instabiliteit, wat in het dagelijks leven beperkingen oplevert in haar zelfstandigheid. Ook heeft zij nog elke dag last van de plaat en schroeven in haar voet. De gemachtigde van [slachtoffer ongeval] heeft verder terecht opgemerkt dat de schade beperkt is omdat er geen verlies van arbeidsvermogen is, maar dat de keerzijde is dat [slachtoffer ongeval] in haar vrije tijd juist extra beperkt is geweest, wat in die zin extra zwaar weegt in de mate van gederfde levensvreugde.
3.22.
Gelet op bovenstaande omstandigheden, toegekende bedragen in (min of meer) vergelijkbare zaken met been- en voetletsel na een ongeval uit de Smartengeldgids en de bandbreedte van smartengeldbedragen bij de letselcategorie middelzwaar enkelletsel in de consultatieversie Rotterdamse Schaal, begroot de kantonrechter naar billijkheid de vergoeding voor immateriële schade op het gevorderde bedrag van € 12.500,-.
3.23.
Deze schade kan, anders dan hij betoogt, volledig aan [betrokkene ongeval] worden toegerekend. In het voorgaande is vastgesteld dat de voorrangsfout van [betrokkene ongeval] de oorzaak van het ongeval is. De schade is niet mede een gevolg van de omstandigheid dat [slachtoffer ongeval] op een elektrische fiets reed en bovendien blijkt nergens uit dat zij haar fiets niet onder controle heeft gehad. Er is dan ook geen reden om de vergoedingsplicht van [betrokkene ongeval] te verminderen, ook niet ten aanzien van deze schadepost.
Conclusie
3.24.
De conclusie is dat in totaal € 20.744,89 aan verschenen schade zal worden toegewezen.
Rente
3.25.
[slachtoffer ongeval] vordert de wettelijke rente over het toegewezen bedrag. Dat is toewijsbaar, waarbij de ingangsdatum wordt bepaald op de datum van de dagvaarding omdat niet alle schade is geleden op de datum van het ongeval en de vordering op dit punt niet nader is toegelicht.
Buitengerechtelijke incassokosten
3.26.
Omdat de aansprakelijkheid van [betrokkene ongeval] voor de gevolgen van het ongeval is komen vast te staan, is hij een vergoeding verschuldigd voor de door (de gemachtigde van) [slachtoffer ongeval] verrichte buitengerechtelijke werkzaamheden. [slachtoffer ongeval] maakt aanspraak op een bedrag van € 1.082,- (in aansluiting op de staffel bij het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten) en heeft ter onderbouwing daarvan een specificatie overgelegd. De kantonrechter is van oordeel dat de gestelde kosten redelijk zijn en dat deze in redelijkheid zijn gemaakt. De vordering aan buitengerechtelijke incassokosten zal daarom worden toegewezen. De daarover gevorderde wettelijke rente zal ook worden toegewezen.
Conclusie ten aanzien van het verstekvonnis
3.27.
In de verzetprocedure wordt de verklaring voor recht anders toegewezen dan in het verstekvonnis van 6 maart 2024. Het verstekvonnis wordt daarom vernietigd.
Proceskosten
3.28.
[betrokkene ongeval] is, ook na vernietiging, in het ongelijk gesteld en moet daarom zowel in de verstek- als de verzetprocedure de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [slachtoffer ongeval] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding |
€ |
129,86 |
|
- griffierecht |
€ |
706,00 |
|
- salaris gemachtigde |
€ |
2.172,00 |
(4 punten × € 543,00) |
- nakosten |
€ |
135,00 |
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing) |
Totaal |
€ |
3.142,86 |
3.29.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
In de vrijwaringszaak
Aansprakelijkheid van [getuige]
3.30.
Hiervoor is geoordeeld dat [betrokkene ongeval] niet is geslaagd in de bewijslevering van de door hem gestelde toedracht van het ongeval. Uit de toedracht van het ongeval zoals deze wel is komen vast te staan, volgt dat geen sprake is van aansprakelijkheid van [getuige] . De vordering van [betrokkene ongeval] wordt daarom afgewezen.
Proceskosten
3.31.
[betrokkene ongeval] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) in de vrijwaringszaak betalen. De proceskosten van [getuige] worden begroot op:
- salaris gemachtigde |
€ |
2.172,00 |
(4 punten × € 543,00) |
- nakosten |
€ |
135,00 |
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing) |
Totaal |
€ |
2.307,00 |
3.32.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
4Hoe de kantonrechter beslist
De kantonrechter
In de hoofdzaak
4.1.
vernietigt het vonnis van 6 maart 2024 van de kantonrechter te Tilburg, met zaaknummer 10864896 CV EXPL 24-119,
en opnieuw rechtdoende:
4.2.
verklaart voor recht dat [betrokkene ongeval] aansprakelijk is voor de geleden materiële en immateriële schade van [slachtoffer ongeval] als gevolg van het verkeersongeval van 6 september 2022 met een maximum van € 25.000,-,
4.3.
veroordeelt [betrokkene ongeval] tot betaling aan [slachtoffer ongeval] , binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis, van € 20.744,89 aan verschenen schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 december 2023, tot de dag van volledige betaling,
4.4.
veroordeelt [betrokkene ongeval] tot betaling aan [slachtoffer ongeval] , binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis, van € 1.082,- aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 december 2023, tot de dag van volledige betaling,
4.5.
veroordeelt [betrokkene ongeval] in de proceskosten van [slachtoffer ongeval] in de verstek- en de verzetprocedure van € 3.142,86, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [betrokkene ongeval] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
4.6.
veroordeelt [betrokkene ongeval] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
4.7.
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
In de vrijwaringszaak
4.8.
wijst de vordering van [betrokkene ongeval] af,
4.9.
veroordeelt [betrokkene ongeval] in de proceskosten van € 2.307,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [betrokkene ongeval] niet tijdig aan deze veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
4.10.
veroordeelt [betrokkene ongeval] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
4.11.verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad. Rechtbank Zeeland-West-Brabant 2 juli 2025, ECLI:NL:RBZWB:2025:4209