Rb Amsterdam 300513 verzoek t.z.v. voorschot, kosten buiten rechte en kosten verkeersdeskundige leent zich niet voor deelgeschil
- Meer over dit onderwerp:
Rb Amsterdam 300513 aanrijding bromfietser en auto; beide verkeerslichten gelijktijdig op groen; auto aansprakelijk;
verzoek t.z.v. voorschot, kosten buiten rechte en kosten verkeersdeskundige leent zich niet voor deelgeschil
- gevorderd € 5.903,33; partijen mogen zich uitlaten over de vraag hoe toevoeging zich verhoudt tot de verzochte kostenbegroting
4. De beoordeling
Lenen de verzoeken zich voor behandeling in een deelgeschilprocedure?
4.1. De rechtbank zal eerst het verweer van Unigarant behandelen, samengevat inhoudende dat de verzoeken van [A] zich niet lenen voor behandeling in een deelgeschilprocedure.
4.2. Een deelgeschil is een geschil tussen partijen waarbij een persoon een ander aansprakelijk houdt voor de schade die hij of zij lijdt door dood of letsel, omtrent of in verband met een deel van hetgeen tussen hen rechtens geldt en waarvan de beëindiging kan bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst over de vordering. De deelgeschilprocedure is dus bedoeld voor de situatie waarin partijen in het buitengerechtelijke onderhandelingstraject stuiten op geschilpunten die de algehele buitengerechtelijke afwikkeling belemmeren. Partijen vragen in een deelgeschilprocedure de rechter om op die geschilpunten te beslissen, zodat zij vervolgens verder kunnen met de buitengerechtelijke onderhandelingen met als doel het sluiten van een vaststellingsovereenkomst (artikel 1019w Rv).
4.3. [A] verzoekt – naast een verklaring voor recht – veroordeling van Unigarant tot betaling van een voorschot en van buitengerechtelijke kosten en voorts om te bepalen dat Unigarant de kosten van de door [A] ingeschakelde verkeersdeskundige [C] dient te vergoeden. De rechtbank overweegt dat gesteld noch gebleken is dat onenigheid tussen partijen op deze punten aanleiding is geweest voor het vastlopen van de onderhandelingen tussen hen en dat beoordeling van deze verzoeken kan bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst over de vordering van [A]. De rechtbank is derhalve van oordeel dat deze verzoeken zich niet lenen voor behandeling in een deelgeschilprocedure als bedoeld in artikel 1019w Rv en zal deze verzoeken dan ook afwijzen.
4.4. Het verzoek van [A] om voor recht te verklaren dat Unigarant aansprakelijk is voor de schade die hij als gevolg van het ongeval van 14 november 2007 heeft geleden en nog zal lijden, valt in beginsel wel binnen de beschrijving van artikel 1019w Rv. Immers, indien zou worden vastgesteld dat Unigarant aansprakelijk is, kunnen partijen verder onderhandelen over de omvang van de schade. Unigarant voert aan dat nadere bewijslevering omtrent de toedracht van het ongeval noodzakelijk zal zijn om een beslissing te kunnen nemen over de aansprakelijkheidsvraag, zodat dit verzoek van [A] zich niet leent voor behandeling in een deelgeschilprocedure. Ter beantwoording van de vraag of in dit concrete geval nadere bewijslevering noodzakelijk is, acht de rechtbank de uitkomst van haar inhoudelijke beoordeling van dit verzoek doorslaggevend. De rechtbank zal thans dan ook eerst tot die beoordeling overgaan.
Aansprakelijkheid Unigarant
4.5. [A] stelt zich op het standpunt dat Unigarant aansprakelijk is voor de schade die hij ten gevolge van het ongeval lijdt en heeft geleden en voert daartoe aan dat de verzekerde van Unigarant artikel 18 lid 1 RVV heeft overtreden, welk artikel op de datum van het ongeval luidde: “bestuurders die afslaan, moeten het verkeer dat hen op dezelfde weg tegemoet komt of dat op dezelfde weg zich naast dan wel links of rechts dicht achter hen bevindt, voor laten gaan.” Volgens [A] is de toedracht van het ongeval duidelijk. Hij had groen licht toen hij de kruising op reed. Blijkens de registratieset van de politie (zie hiervoor onder 2.4) is de bestuurder van de auto van de verzekerde van Unigarant ook met groen licht de kruising opgereden en heeft hij, omdat hij linksaf wilde slaan, de auto op het kruispunt stil gezet om rechtdoorgaand verkeer uit tegengestelde richting voorrang te verlenen. De auto is vervolgens opgetrokken op het moment dat [A] de kruising passeerde en heeft de achterzijde van de bromfiets van [A] geraakt. Ingevolge artikel 18 lid 1 RVV had de auto [A], net als het overige rechtdoorgaande verkeer uit tegengestelde richting, voorrang moeten verlenen, aldus [A]. [A] wijst in dit kader tevens op de brieven van [B] van 2 april 2012 en 3 december 2012 (zie hiervoor onder 2.7 en 2.8). Hieruit blijkt volgens [A] dat beide stoplichten gelijktijdig groen licht uitstraalden en dat de opmerking van de VOA in haar proces-verbaal dat [A] en de auto niet beiden gelijktijdig groen licht hebben gehad (zie hiervoor onder 2.5), berust op een vergissing die het gevolg is van het feit dat eerder een verkeerd stroomschema is overgelegd aan de politie.
4.6. Unigarant heeft de verklaring van de bestuurder van de auto, zoals die is opgenomen in de registratieset van de politie, als zodanig niet betwist, maar weerspreekt wel dat de toedracht van het ongeval duidelijk is. Zo is volgens Unigarant niet duidelijk of [A] door rood of groen licht is gereden, met welke snelheid [A] reed en waarom in eerste instantie van een verkeerd stroomschema is uitgegaan door de VOA. Er zijn vele scenario’s denkbaar en om vast te kunnen stellen dat de auto ten onrechte geen voorrang heeft verleend aan [A] is nadere bewijslevering noodzakelijk, aldus Unigarant.
4.7. De rechtbank overweegt dat (ook) volgens Unigarant vast staat dat de auto van haar verzekerde met groen licht de kruising op is gereden. Dit strookt met de verklaring van de bestuurder van de auto, zoals die is opgenomen in de registratieset van de politie. De rechtbank overweegt dat uit de brieven van [B] volgt dat beide verkeerslichten ten tijde van het ongeval gelijktijdig groen licht uitstraalden. Unigarant heeft de juistheid van de inhoud van deze brieven van [B] naar het oordeel van de rechtbank niet althans onvoldoende gemotiveerd weersproken. Dat de brieven geen antwoord geven op de vragen waarom in eerste instantie van het verkeerde stroomschema is uitgegaan en waarom dat stroomschema maar zo’n korte periode toepasselijk was, zoals Unigarant tijdens de mondelinge behandeling heeft gesteld, maakt dat niet anders. Gelet op het feit dat de auto van de verzekerde van Unigarant met groen licht de kruising op is gereden, kan er naar het oordeel van de rechtbank vanuit worden gegaan dat [A], zoals hij zelf ook heeft verklaard, eveneens groen licht had toen hij de kruising op reed.
4.8. Evenmin is in geschil dat de bestuurder van de auto, nadat hij met groen licht de kruising was opgereden, de auto even stil heeft gezet op de kruising om rechtdoorgaand verkeer vanuit tegengestelde richting voorrang te verlenen. De verklaring van de bestuurder van de auto in de registratieset van de politie dat hij linksaf wilde slaan en opeens recht voor zich een scooter zag, is door Unigarant niet weersproken. Uit deze verklaring kan naar het oordeel van de rechtbank worden afgeleid dat de bestuurder van de auto is opgetrokken om linksaf te slaan en daarbij [A], die op dat moment op zijn brommer de kruising op reed, over het hoofd heeft gezien. Aangezien [A] door groen licht was gereden en de auto op dezelfde weg tegemoet kwam, concludeert de rechtbank dat de bestuurder van de auto [A] ingevolge artikel 18 lid 1 RVV voorrang had dienen te verlenen. Het beroep van Unigarant op artikel 64 RVV gaat gelet op het voorgaande niet op. Voor de andere scenario’s waar Unigarant op doelt, bestaan geen concrete aanwijzingen. Gesteld noch gebleken is dat [A] zich zodanig heeft gedragen dat hij moet worden geacht zelf te hebben bijgedragen aan het ontstaan van het ongeval. Unigarant heeft naar het oordeel van de rechtbank dan ook onvoldoende gemotiveerd weersproken dat de auto van haar verzekerde voorrang had moeten verlenen aan [A]. Door geen voorrang te verlenen aan [A] heeft de verzekerde van Unigarant artikel 18 lid 1 RVV overtreden en daarmee onrechtmatig gehandeld jegens [A]. Ingevolge artikel 6 WAM kan [A] Unigarant hiervoor rechtstreeks aanspreken.
4.9. De rechtbank concludeert dat de toedracht van het ongeval voldoende duidelijk is, zodat nadere bewijslevering niet noodzakelijk is om een beslissing te kunnen nemen over de aansprakelijkheidsvraag. Daarmee leent het verzoek van [A] zich voor behandeling in een deelgeschilprocedure. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de door [A] verzochte verklaring voor recht dat Unigarant aansprakelijk is voor de schade die hij als gevolg van het ongeval van 14 november 2007 heeft geleden en nog zal lijden, toewijzen.
De kosten
4.10. [A] verzoekt om begroting door de rechtbank van alsmede veroordeling van Unigarant in de kosten van rechtsbijstand ten behoeve van deze deelgeschilprocedure op de voet van artikel 1019aa Rv. [A] begroot zijn kosten op EUR 5.903,33 inclusief 6% kantoorkosten en 19% BTW, te vermeerderen met het griffierecht en de kosten die in het kader van de zitting zijn gemaakt.
4.11. De rechtbank overweegt dat [A] bij zijn verzoekschrift een kopie van een aan hem verleende toevoeging in het geding heeft gebracht. De rechtbank zal [A] in de gelegenheid stellen zich bij akte uit te laten over de vraag hoe deze toevoeging zich verhoudt tot de verzochte begroting van de kosten alsmede de verzochte veroordeling van Unigarant in deze kosten. Unigarant zal hier bij antwoordakte op mogen reageren.
4.12. Iedere verdere beslissing zal derhalve worden aangehouden. LJN CA3729