Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Midden-NL 100713 verzoek voorschot mogelijk in deelgeschil; vereist dat geleden schade de verstrekte voorschotten overstijgt; verzoek afgewezen

Rb Midden-NL 100713 verzoek voorschot mogelijk in deelgeschil; vereist dat geleden schade de verstrekte voorschotten overstijgt; verzoek afgewezen;
- geen aanvullende vergoeding kosten rechtsbijstand met het oog op causaliteitsonzekerheid
 

gevorderd € 5.752,28 + griffierecht; begroot en toegewezen 15 uren x € 220,00, totaal € 3.300,00 excl BTW, kantoorkosten en griffierecht

4 De beoordeling
4.1.
Een deelgeschil is een geschil tussen partijen waarbij een persoon een ander aansprakelijk houdt voor de schade die hij of zij lijdt door dood of letsel, omtrent of in verband met een deel van hetgeen tussen hen rechtens geldt en waarvan de beëindiging kan bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst over de vordering. De deelgeschilprocedure is dus bedoeld voor de situatie waarin partijen in het buitengerechtelijke onderhandelingstraject stuiten op geschilpunten die de algehele buitengerechtelijke afwikkeling belemmeren. Partijen vragen in een deelgeschilprocedure de rechter om op die geschilpunten te beslissen, zodat zij vervolgens verder kunnen met de buitengerechtelijke onderhandelingen met als doel het sluiten van een vaststellingsovereenkomst. Gelet daarop dient de rechtbank te beoordelen of de bijdrage van de verzochte beslissing aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst zodanig is dat dit opweegt tegen de kosten en het tijdsverloop van de procedure dan wel, indien dat niet het geval is, of het verzoek moet worden afgewezen.

4.2.
Euro Insurance is van mening dat het door[verzoeker] voorgelegde verzoek tot betaling van een nader voorschot zich niet leent voor behandeling in een deelgeschilprocedure. Volgens Euro Insurance is geen sprake van een impasse in de buitengerechtelijke onderhandelingen. Partijen zijn juist in gezamenlijk overleg bezig om onafhankelijke medische expertises in gang te zetten. Weliswaar verschillen partijen van mening of in afwachting van deze medische expertises nog een aanvullend voorschot aan[verzoeker] moet worden verstrekt, maar dit heeft niet geleid tot het vastlopen van de onderhandelingen tussen partijen. Omdat[verzoeker] enkel om een aanvullend voorschot verzoekt en niet ook een beslissing vraagt over andere geschilpunten, is Euro Insurance bovendien van mening dat de beslissing over een aanvullend voorschot niet bijdraagt aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst als bedoeld in artikel 1019z Rv.

4.3.
De rechtbank overweegt als volgt. Uit de Parlementaire Geschiedenis van de Wet deelgeschilprocedure voor letsel- en overlijdensschade (Kamerstukken II, 2007-2008, 31 518, nr. 3, p. 14 en 19 alsmede Kamerstukken II, 2008-2009, 31 518, nr. 8, p. 2) volgt dat het verzoek kan zien op vaststellingen over de materiële rechtsverhouding tussen partijen, terwijl het ook gericht kan zijn op het verkrijgen van een rechterlijk oordeel over de wijze waarop partijen zich bij het regelen van de schade dienen te gedragen. Onder deze laatste categorie, aspecten van het schaderegelingsproces, valt een beslissing over de toekenning van een (aanvullend) voorschot. 
De rechtbank is van oordeel dat, hoewel partijen over de medische expertises (wel) onderhandelen, het feit dat Euro Insurance geen nader voorschot wil uitbetalen aan[verzoeker] dit de lopende onderhandelingen wel kan bemoeilijken. In zoverre is de rechtbank van oordeel dat een dergelijk verschil van inzicht beschouwd moet worden als een impasse en dat in dit verband niet te zware eisen moeten worden gesteld aan de voorwaarde dat de verzochte beslissing een bijdrage kan leveren aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst.

4.4.
Daarmee komt de rechtbank toe aan een inhoudelijke beoordeling van het verzoek van[verzoeker]. De rechtbank stelt daarbij voorop dat de aard van de deelgeschilprocedure met zich brengt dat de deelgeschilrechter zoveel mogelijk uitdrukkelijk en zonder voorbehoud oordeelt. Dit stelt dus andere eisen aan de beoordeling van een verzoek over een (aanvullend) voorschot dan indien een voorschot in kort geding of provisionele eis in een bodemprocedure zou worden gevorderd (waarin alsdan voorlopige oordelen worden geformuleerd). Dit betekent dat op basis van de thans in het geding gebrachte stukken vastgesteld moet kunnen worden dat[verzoeker] een aanspraak heeft op schadevergoeding die de reeds door Euro Insurance betaalde voorschotten (significant) overstijgt. Voor (nadere) bewijslevering is in een deelgeschilprocedure immers in beginsel geen plaats, terwijl het in voorkomend geval ook niet zou gaan om een overzichtelijke, eenvoudige bewijskwestie op grond waarvan de rechtbank aanleiding zou zien op dat uitgangspunt een uitzondering te maken.[verzoeker]

4.5.
[verzoeker] heeft zijn schade onderbouwd aan de hand van de als productie 16 en 17 overgelegde schadeoverzichten, waarbij de belangrijkste schadepost het verlies aan verdienvermogen is. Deze schadeoverzichten en de daarachter gevoegde foto's vormen naar het oordeel van de rechtbank echter een volstrekt onvoldoende onderbouwing van de gestelde geleden (arbeidsvermogens)schade. Deze is immers geheel gebaseerd op de eigen visie van[verzoeker], zonder dat een behoorlijke objectieve benadering heeft plaatsgevonden. Bovendien lopen in het overzicht werkelijk geleden schade en verloren gegane toekomstverwachtingen door elkaar.

4.6.
Teneinde te kunnen beoordelen of de gestelde (arbeidsvermogens)schade het gevolg is van het ongeval moet beoordeeld worden of en in hoeverre[verzoeker] arbeidsongeschikt is (geweest). Hierbij is van belang dat Euro Insurance heeft aangevoerd dat uit de medische documentatie blijkt dat[verzoeker] voorafgaand aan het ongeval al diverse klachten had waarvan onduidelijk is of die de arbeidsongeschiktheid veroorzaken dan wel dat dit het ongeval is. Hiertoe zal onderzoek verricht moeten worden, te beginnen met medisch onderzoek, waarna een verzekeringsgeneeskundige aan de hand van de uitkomsten van dat onderzoek een belastbaarheids- en beperkingenprofiel zal moeten opstellen, waarna eventueel een arbeidsdeskundige geraadpleegd moet worden over de - kort gezegd - verdiencapaciteiten van[verzoeker]. Partijen bereikten eerst kort geleden overeenstemming over het te verrichten neurologisch (en plastisch chirurgisch) onderzoek, zodat nog geenszins het stadium is bereikt dat duidelijkheid bestaat over de klachten en beperkingen die kunnen worden toegeschreven aan het[verzoeker] overkomen ongeval. Aldus bestaat te weinig duidelijkheid over de omvang van de aan het ongeval toe te rekenen schade. Het voorgaande betekent dat de rechtbank thans niet kan vaststellen dat[verzoeker] een vorderingsrecht heeft dat de reeds verstrekte voorschotten overstijgt. Het enkele feit dat de financiële situatie waarin[verzoeker] zich bevindt nijpend is, rechtvaardigt in het licht van het vooroverwogene niet het toekennen van een aanvullend voorschot. Het verzoek (sub 1) wordt afgewezen.

4.7.
[verzoeker]vraagt vergoeding van de tot aan de onderhavige procedure (21 mei 2013) gemaakte buitengerechtelijke kosten ter hoogte van € 20.280,28 (na aftrek van het bevoorschotte bedrag van € 19.713,03 ter zake van buitengerechtelijke kosten). Euro Insurance voert aan dat tot dusver een bedrag van € 19.713,03 aan buitengerechtelijke kosten is vergoed. Zeker wanneer dat wordt gerelateerd aan de tot dusver geleden schade (als die al ongevalsgevolg is) en het stadium waarin de schaderegeling zich bevindt, is dat een hoge vergoeding. Euro Insurance vindt het niet geloofwaardig dat de werkelijke buitengerechtelijke kosten nog ruim € 20.000,00 meer zouden bedragen. 
De rechtbank oordeelt als volgt. Deze extra kosten voldoen niet aan de dubbele redelijkheidstoets van artikel 6:96 lid 2 onder b BW. Hoewel het op zichzelf genomen redelijk is dat[verzoeker], gezien het hem overkomen ongeval, kosten maakt, waaronder kosten van rechtsbijstand is de rechtbank van oordeel dat in verband met de thans nog bestaande onduidelijkheid over het causaal verband en daarmee over de omvang van de schade, verweerster niet gehouden is tot het voldoen van het thans gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke kosten. Het verzoek (sub 2) wordt afgewezen.

4.8.
De rechtbank dient op grond van artikel 1019aa lid 1 Rv de kosten van de procedure te begroten en daarbij de redelijke kosten als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 BW in aanmerking te nemen, ook indien een verzoek niet wordt toegewezen. Bij de begroting van de kosten dient de rechtbank de redelijkheidstoets te hanteren; zowel het inroepen van de rechtsbijstand als de daarvoor gemaakte kosten moeten redelijk zijn. Dit betekent dat indien een deelgeschilprocedure volstrekt onnodig of onterecht is ingesteld, de kosten daarvan niet voor vergoeding in aanmerking komen.[verzoeker]
[verzoeker] maakt aanspraak op een bedrag van € 5.752,28 (te vermeerderen met het griffierecht). Euro Insurance stelt zich kort gezegd op het standpunt dat slechts zeer beperkte kosten dit deelgeschil rechtvaardigen. Zij heeft geen (afzonderlijk) verweer gevoerd tegen het aantal uren en het uurtarief. De onderhavige zaak betreft naar het oordeel van de rechtbank een voor wat betreft de omvang en complexiteit ervan beperkt deelgeschil. Het aan het deelgeschil bestede en opgegeven aantal uren is daarmee naar het oordeel van de rechtbank niet in overeenstemming. De met de opstelling van het verzoekschrift en de verdere behandeling van de zaak gemoeide, redelijke kosten als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 BW zullen door de rechtbank worden begroot op 15 uren x € 220,00 exclusief BTW en kantoorkosten, derhalve op € 3.300,00 exclusief BTW en kantoorkosten, te vermeerderen met het door[verzoeker] betaalde griffierecht van € 842,00. Euro Insurance zal tot betaling daarvan aan[verzoeker] worden veroordeeld. 
De door[verzoeker] over deze kosten verzochte wettelijke rente zal de rechtbank toewijzen, een en ander op grond van het bepaalde in artikel 6:119 BW gelezen in samenhang met artikel 6:83 aanhef en onder a BW.

4.9.
Omdat tegen een beschikking op een verzoek inzake een deelgeschil op grond van artikel 1019bb Rv geen hogere voorziening open staat, zal de rechtbank de verzochte uitvoerbaar bij voorraadverklaring afwijzen. ECLI:NL:RBMNE:2013:2704