RBAMS 080525 geen aanvullend voorschot, ook niet op kosten; beperkingen knieklachten en causaal verband onduidelijk; medisch dossier incompleet
- Meer over dit onderwerp:
RBAMS 080525 geen aanvullend voorschot, ook niet op kosten; beperkingen knieklachten en causaal verband onduidelijk; medisch dossier incompleet
- deelgeschilrechter dient uitdrukkelijk en zonder voorbehoud te oordelen; andere eisen aan beoordeling voorschot dan in KG of VoVo
- nodeloos ingesteld deelgeschil over voorschot; medische stukken blijven uit en medische expertise is vereist
2De feiten
2.1.
Op 3 juli 2022 raakte [verzoeker] betrokken bij een verkeersongeval terwijl hij op een scooter reed. Een bij ASR verzekerde auto kwam uit een uitrit, verleende geen voorrang en botste tegen [verzoeker] aan. ASR heeft de aansprakelijkheid voor het ongeval erkend.
2.2.
[verzoeker] was enkele maanden voor het ongeval vanuit Turkije naar Nederland verhuisd. Hij was net begonnen als zelfstandig ondernemer in de bouwsector.
2.3.
Daags na het ongeval zijn er in het ziekenhuis meerdere onderzoeken gedaan. Er zijn onder andere een MRI en CT-scan van het rechterbeen van [verzoeker] gemaakt. Daaruit bleek dat [verzoeker] een gescheurde voorste kruisband en een gescheurde buiten- en binnenmeniscus had.
2.4.
Na erkenning van de aansprakelijkheid zijn partijen begonnen met het verzamelen en delen van medische informatie om de schade vast te stellen. Vanaf januari 2023 ontstond er discussie tussen partijen over de vraag of [verzoeker] blijvende beperkingen heeft als gevolg van het ongeval en of die beperkingen door het ongeval zijn veroorzaakt.
2.5.
Op 9 januari 2023 heeft Sedgwick Nederland B.V. (hierna: Sedgwick), na een huisbezoek aan [verzoeker] , op verzoek van ASR een eerste schaderapport uitgebracht. Onder ‘medische informatie’ is in dit rapport een lijst van medische stukken benoemd met daarbij de vermelding ‘informatie opgevraagd door belangenbehartiger’. Het betreft informatie van onder meer de volgende afdelingen/behandelaars:
- -
afdeling Spoedeisende Hulp OLVG West;
- -
neuroloog OLVG West;
- -
oogarts OLVG West;
- -
cardioloog OLVG West;
- -
traumachirurg OLVG West;
- -
chirurg Acibadem;
- -
chirurg Ortho Parkkliniek Lelystad;
- -
fysiotherapeut.
2.6.
Op 6 juli 2023 heeft mr. Boone (ASR) aan mr. Akkenat ( [verzoeker] ) het volgende bericht:
“(..) Het staat wel vast dat uw cliënt als gevolg van het ons bezighoudende ongeval diverse kneuzingen heeft opgelopen en letsel aan de knie (r). Het is voorstelbaar dat als gevolg van het ongeval klachten en beperkingen van tijdelijke aard naar voren zijn gekomen.
Het is echter nog niet duidelijk of er sprake is van aanhoudende en vaststaande beperkingen waardoor uw cliënt niet meer normaal kan functioneren. Ook een causale relatie met het ons bezighoudende ongeval is nog niet komen vast te staan. In dat kader is bijvoorbeeld relevant dat vrij vlot na het ongeval chondropathie (graad 3) naar voren kwam, oftewel het voorstadium van artrose.
Verder hebben we in deze kwestie te maken met diverse andere medische problematiek: oog/zicht, longontstekingen, valpartijen en psychische klachten. Een causale relatie met het ons bezighoudende ongeval is vooralsnog niet gegeven.
Ten slotte zijn de heftige [ge]stelde klachten m.b.t. de voet (r) niet te verklaren. Uw cliënt was bekend met een hernia, iets wat tijdens het bezoek niet naar voren werd gebracht.
Het moge duidelijk zijn [dat] het medisch dossier nog verre van compleet is. Daardoor is het tevens lastig om te bepalen welke stappen gezet moeten worden. Conform afspraak zou ik na ontvangst van het medisch advies met een overzicht komen van welke medische stukken die in ieder geval nog ontbreken (en zie wat dat betreft de conceptrapportage).
Vriendelijk verzoek ik u om de volgende medische stukken op te vragen, te verzamelen en toe te zenden aan de medisch adviseur van cliënte:
- -
Het ongecensureerde journaal van de huisarts, vanaf het moment dat betrokkene bij de huisarts stond ingeschreven, tot heden
- -
Aanvullende informatie van de fysiotherapeut
- -
Aanvullende informatie van de orthopeed, o.a. ten aanzien van de 1e en 2e operatie en de daaropvolgende controle-afspraken
- -
Informatie van Acibadem
- -
Informatie van Ortho Parkkliniek
- -
Informatie van de oogarts
- -
De ontbrekende ambulance-ritformulieren en overige informatie t.a.v. de doorgemaakte valpartijen
Na ontvangst van het complete medische dossier zal aanvullend advies aangevraagd worden.
Schade
Los van het medisch relaas, is het ook goed om het complete schade-technische dossier aan te leveren.
(..)
Conform afspraak werd het voorschotverzoek besproken met cliënte. Zij heeft besloten een aanvullend voorschot te betalen van € 10.500,--. Het totaal komt hiermee op € 35.000,--.(..)
Voor de goede orde: pas na ontvangst van het complete medische en schade-technische dossier zal cliënte zich opnieuw buigen over de vraag of er ruimte is voor een aanvullend voorschot. (..)”
2.7.
In de periode na deze brief heeft ASR meerdere keren – zowel telefonisch als schriftelijk – aan [verzoeker] gevraagd om de ontbrekende medische informatie aan te leveren.
2.8.
Op 22 juni 2023 en 29 augustus 2023 heeft de medisch adviseur van ASR, mevrouw M.S. van der Spek, medische adviezen uitgebracht. In deze adviezen is tot uitdrukking gebracht dat het (nog altijd) wenselijk is dat de volgende medische stukken worden opgevraagd en verstrekt:
“(..)
- -
Het operatieverslag van 23-01-2023 (..)
- -
Operatieverslag kijkoperatie (verwijderen corpus liberum) waardoor betrokkene op de wachtlijst werd gezet, volgens brief d.d. 08-05-2023
- -
Informatie fysiotherapeut
- -
Voorgeschiedenis knieklachten (betrokkene was een voetballer), er was chondropatie tot focaal graad 3 mediaal aanwezig)”
2.9.
Op 10 oktober 2023 heeft de aan MediThemis verbonden medisch adviseur van [verzoeker] , de heer P.E.J. Kamstra, orthopedisch chirurg niet praktiserend (hierna: Kamstra), het volgende gerapporteerd:
“Als gevolg van het ongeval (..) heeft cliënt naar verwachting een volledige voorste kruisband scheur van de rechter knie opgelopen, alsmede een scheur in de binnen- en buitenmeniscus.
Tevens bestaan afwijkingen van het kraakbeen van het bovenbeen aan de binnenzijde, maar hiervan mag verwacht worden dat dit pre-existent is (chondropathie graad 3, hetgeen een begin van slijtage inhoudt). De ernst van het letsel houdt in dat cliënt tijdelijk geïnvalideerd is waarbij een te verwachte herstelperiode 9 tot 12 maanden is. Op termijn bestaat een verhoogde kans op vervroegde slijtage van het kniegewricht op basis van het letsel.
(..)
Het valt moeilijk te interpreteren of alle klachten van cliënt ongevalsgevolg zijn. Uit het dossier wordt duidelijk dat cliënt de nodige psychische klachten heeft als gevolg van het ongeval, maar dat er ook maatschappelijke-sociale problemen zijn die meespelen. (..) Als zodanig vallen de klachten niet goed te differentiëren, maar mag verwacht worden dat de psychische klachten voor een deel zijn te herleiden naar het ongeval.
(..)
Er is geen sprake van een consistent, consequent en samenhangend patroon van klachten. Op traumatologisch gebied mag verwacht worden dat cliënt pijn heeft gehad en functiebeperking. Na de kruisbandreconstructie zal dit aangehouden hebben, maar zou cliënt in principe een stijgende lijn in zijn revalidatie gehad moeten hebben. Dit is niet het geval geweest zoals de fysiotherapeut beschrijft. De klachten die cliënt op neurologisch en cardiaal gebied heeft gehad vallen niet direct te herleiden naar het ongeval. Ook het flauwvallen dat hij heeft ervaren kan eventueel vanuit stress worden verklaard, maar niet direct worden toegeschreven als een gevolg van het ongeval. Psychologisch evaluatie zou hierin duidelijkheid kunnen geven.
(..)
Getuige de meest recente informatie is bij cliënt nog sprake van beperkingen in de zin van een functiebeperking en pijn, alsmede zwelling in de knie. Naar ik heb begrepen is in juni dit jaar nog een kijkoperatie uitgevoerd, waarbij een los stukje is verwijderd. Gegevens hierover heb ik niet zodat ik hierover niet verder kan informeren. (..)
(..)
Er is kans op blijvende invaliditeit. (..) Sprake is van een mogelijke toekomstige verslechtering. Verwijzend naar mijn vorige advies bestaat een kans op vervroegde slijtage van het rechter kniegewricht. (..)
(..)
De informatie is niet geheel compleet. Graag ontvang ik een operatieverslag van de artroscopie van juni 2023 en het beloop nadien. (..)
(..)
Ik kan mij vinden in de beide adviezen van collega Van der Spek. Zij heeft overigens geen expliciete uitspraak gedaan over de prognose, omdat bepaalde informatie ontbrak (..)”
2.10.
Op 5 januari 2024 heeft Kamstra, voor zover hier van belang, aanvullend het volgende gerapporteerd:
“Van u heb ik begrepen dat cliënt het niet eens is met de diagnose chondropathie graad 3. Om die reden heeft hij zich tot een andere arts gewend. Uit het MRI-onderzoek blijkt dat cliënt chondropathie graad 2 heeft en bij een kijkoperatie wordt chondropathie graad 3 vastgesteld door de behandelaar. Enige uitleg is op zijn plaats. Het beoordelen van chondropathie ofwel kraakbeenbeschadiging is mogelijk op een MRI maar het beste oordeel kan worden gegeven als een kijkoperatie wordt uitgevoerd wat Dr. Mutsaerts heeft gedaan. Hij komt tot conclusie dat sprake is van chondropathie graad 3 in tegenstelling tot de MRI uitslag die chondropathie graad 2 herhaaldelijk noemt. (..)”
2.11.
Omdat het medisch dossier nog onvoldoende was aangevuld, zijn partijen op 8 februari 2024 wederom in overleg getreden en hebben zij opnieuw afgesproken dat - en welke - stukken [verzoeker] nog moest en zou aanleveren. Daarbij werd opnieuw verwezen naar de hiervoor geciteerde brief van 6 juli 2023 met het overzicht van ontbrekende medische stukken. ASR betaalde daarbij ook nog een extra voorschot aan [verzoeker] op zowel de persoonlijke schade als de buitengerechtelijke kosten.
2.12.
Op 26 februari 2024 heeft de medisch adviseur van ASR, mevrouw M.S. van der Spek, in een nieuw advies een overzicht gemaakt van de op dat moment beschikbare medische gegevens en verder het volgende gerapporteerd:
“ Samenvatting van wat er al bekend is
(..) Het opgelopen letsel bestond uit meerdere kneuzingen en knieletsel rechts, te weten een scheur in de voorste kruisband en meniscusletsel. Op 15-07-2022 kon de operatie worden ingepland. Deze operatie heeft uiteindelijk pas in januari 2023 plaatsgevonden. Waarschijnlijk heeft betrokkene nadien weer een kijkoperatie gehad, maar daarover hebben wij nog geen informatie. Net zo min als over het beloop. In neem aan dat betrokkene na deze kijkoperatie weer toenemend de knie mag belasten. De fysiotherapeut schreef over gele vlaggen (zie eerdere advies). De behandeling bij betrokkene gaat daardoor erg moeizaam.
Wat betreft de rechtervoet kan er vooralsnog – uitgaande van de eerder ontvangen informatie – van een kneuzing worden uitgegaan. Tijdelijke, voorbijgaande klachten zijn aannemelijk, uitgaande van een kneuzing. Het advies van de orthopedisch chirurg d.d. 18-08-2022 was de voet te gaan belasten, hij kon geen verklaring vinden voor de klachten (brief 22-08-2022). Er is aannemelijk al enige tijd sprake van een medische eindsituatie zonder BI/beperkingen.
Uit de tot op heden ontvangen medische informatie blijkt dat betrokkene steeds erg veel pijn ervaart als er wat is gebeurd (pink, oog etc.) en dat zo presenteert. Tevens diverse malen flauwvallen, zonder onderliggende oorzaak, althans geen neurologische en cardiale oorzaak beschreven. (..)”
Het rapport vermeldt tot slot (exact) hetzelfde lijstje aan nader aan te leveren benodigde stukken als het rapport van 29 augustus 2023 (zie 2.8).
2.13.
Op 26 februari 2024 stuurde ASR een aanvullende lijst met ontbrekende medische stukken. Op 17 juni 2024 kwam er een reactie van [verzoeker] , maar zonder extra medische gegevens. Op 1 juli 2024 stuurde [verzoeker] een voorlopige schadestaat. ASR deelde toen mee dat zij geen extra voorschotten zou uitkeren zolang de besproken aan te leveren medische informatie niet werd verstrekt.
2.14.
Op 1 oktober 2024 deelde [verzoeker] enkele medische gegevens. Na beoordeling van die stukken op 7 oktober 2024 concludeerde ASR dat het medische dossier nog steeds niet volledig was. Volgens ASR, die dit ook met [verzoeker] heeft gecommuniceerd, ontbraken op dat moment nog altijd onder meer de volgende stukken:
- -
alle verslagen van de operaties,
- -
het volledige dossier van de arts die een second opinion gaf (UMC),
- -
het complete fysiotherapiedossier,
- -
informatie over eerdere trauma’s en valpartijen van [verzoeker] ,
- -
aanvullende informatie van de orthopedisch chirurg.
2.15.
Terwijl ASR wachtte op deze gegevens, bleef mr. Akkanat namens [verzoeker] om aanvullende voorschotten vragen. Zij gaf daarbij aan dat er pas verder gewerkt kon worden aan het aanleveren van de gevraagde medische informatie als er weer een voorschot (op de buitengerechtelijke kosten) zou worden betaald. ASR herhaalde daarop haar mededeling dat zij, zonder de verstrekking van aanvullende medische informatie, geen extra voorschotten zou uitkeren, omdat volgens haar - kort samengevat - op basis van de nu beschikbare gegevens, slechts geconcludeerd kan worden dat er in relatie tot het ongeval sprake is van tijdelijke beperkingen, dat de schade die daaruit voortvloeit reeds met de verstrekte voorschotten is gedekt en dat de daarmee in redelijkheid gemaakte kosten buiten rechte reeds zijn vergoed.
2.16.
Bij e-mail van 17 oktober 2024 heeft mr. Akkanat, na mislukte schikkingsonderhandelingen, voor zover hier van belang, het volgende aan mr. Boone (ASR) bericht:
“(..) Mijns inziens is sprake van een impasse. (..) Over de graad van chondropathie worden verschillende uitspraken gedaan door verschillende behandelaren, zoals mijn medisch adviseur terecht heeft aangegeven dat dat voor verwarring zorgt. Er is geen medische voorgeschiedenis bekend bij de huisarts.
Zoals uw medisch adviseur ook te kennen geeft, is er aanvullende medische informatie noodzakelijk. Daarenboven wenst cliënt ook medisch advies in te winnen. Voorts ziet het ernaar uit dat er een medische expertise zal moeten plaatsvinden. Gezien er niet aan cliënt wordt bevoorschot en ook niet op de kosten van rechtsbijstand, kan ik de werkzaamheden niet op verantwoorde wijze voortzetten. (..)”
2.17.
Bij e-mail van 18 oktober 2024 heeft mr. Boone, voor zover hier van belang, hierop het volgende geantwoord:
“(..) Uw cliënt wenst toe te werken naar een onafhankelijke orthopedische expertise. Ik denk dat partijen het eens zijn over het feit dat dan het complete dossier aangeleverd moet worden, waarna de expertise kan worden opgestart. Voor een overzicht van de ontbrekende informatie verwijs ik gemakshalve naar eerdere correspondentie. (..)”
2.18.
Op 27 november 2024 heeft [verzoeker] onderhavig deelgeschil aanhangig gemaakt, ter verkrijging van een nader voorschot en vergoeding van buitengerechtelijke kosten.
2.19.
Tot op heden heeft ASR in totaal € 42.500,- aan voorschotten op de persoonlijke schade en € 10.500,- aan buitengerechtelijke kosten, waaronder medische verschotten, aan [verzoeker] betaald.
3Het deelgeschil
3.1.
[verzoeker] verzoekt de rechtbank - samengevat - om, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren beschikking, ASR te veroordelen tot betaling aan [verzoeker] van:
I. een aanvullend voorschot van € 25.000,- op de persoonlijke schade;
II. een aanvullend voorschot van € 12.099,35 op de buitengerechtelijke kosten;
III. de kosten van dit deelgeschil, aan de zijde van [verzoeker] begroot op € 6.861,91, te vermeerderen met de door [verzoeker] betaalde griffierechten.
3.2.
[verzoeker] legt het volgende aan zijn verzoek ten grondslag. Als gevolg van het ongeval heeft hij blijvende beperkingen opgelopen. Hij is bij het ongeval gevallen, ook op zijn voet, en heeft hierbij zijn knie verdraaid. Hierdoor heeft hij onder meer knieletsel opgelopen en heeft hij nu klachten aan het rechterbeen en de rechtervoet alsook psychologische klachten. Door deze klachten is hij volledig en blijvend arbeidsongeschikt geworden. Hij is in elk geval niet langer in staat om zijn werkzaamheden in de bouw voort te zetten. Er is aldus sprake van verlies van verdienvermogen.
[verzoeker] betwist dat sprake is van pre-existentiële problematiek. Hij realiseert zich dat er in het kader van de schadeafwikkeling nog de nodige medische stukken moeten worden verstrekt aan ASR, maar dit kan gedurende het schadeafwikkelingsproces worden gedaan en dit kan en mag er niet aan in de weg staan dat ASR in de tussentijd overgaat tot het verstrekken van voorschotten, ook op de buitengerechtelijke kosten. [verzoeker] , die heeft gedaan wat hij kon om het dossier te completeren, heeft om die voorschotten bij herhaling gevraagd, maar heeft deze maar mondjesmaat gekregen, terwijl genoegzaam is onderbouwd dat zijn schade aanzienlijk is. Door het uitblijven van nadere voorschotten ontstonden er enorme betalingsachterstanden. [verzoeker] had immers plotsklaps geen inkomen meer, terwijl het inkomen van zijn vrouw, een uitkering, tegelijkertijd ook tijdelijk wegviel. Als gevolg van deze financiële problematiek staat inmiddels ook zijn verblijfsvergunning op het spel en kan hij de vereiste medische hulp, waaronder de benodigde fysiotherapeutische behandelingen, ook niet meer betalen. Zodoende stagneert zijn herstel. Nu ook de buitengerechtelijke kosten niet meer worden bevoorschot, stagneert ook de schadeafwikkeling, met alle gevolgen van dien, aldus [verzoeker] .
3.3.
ASR voert het volgende tot haar verweer aan. Uit de beschikbare medische informatie, zoals die tot op heden is verstrekt, blijkt dat sprake is van orthopedisch letsel, met onder andere kruisbandletsel, zodat tijdelijke beperkingen aan de knie kunnen worden aangenomen. Bewijs dat sprake is van (andere en) blijvende beperkingen is tot op heden niet geleverd. Gezien het standpunt van [verzoeker] dat hij door het ongeval volledig en blijvend arbeidsongeschikt is geworden, ligt het op zijn weg om - door verstrekking van de veelvuldig opgevraagde medische stukken - te onderbouwen welke (blijvende) beperkingen hij nu precies heeft en of deze beperkingen in causaal verband staan met het ongeval. ASR wijst erop dat een eventueel causaal verband ter discussie staat, nu uit de beschikbare medische gegevens blijkt van pre-existente klachten, waaronder chondropathie graad 3 en meniscopathie. Chondropathie betekent dat sprake is van diepere kraakbeenslijtage, wat kan wijzen op een begin van artrose, en meniscopathie houdt in dat er schade is aan de meniscus, die niet door een ongeluk is veroorzaakt; de schade ontstaat door slijtage aan de meniscus door langdurige overmatige belasting. Genoemde aandoeningen zijn volgens ASR zeer korte tijd na het ongeval geconstateerd en kunnen, gelet op hun aard en ontstaansoorzaken, niet het gevolg zijn van het ongeval. Ook de eigen medisch adviseur van [verzoeker] onderkent dit. Daarnaast voert ASR aan dat er aanwijzingen zijn dat bij [verzoeker] ook sprake is van ongevalsvreemde medische problematiek. Ook in de hypothetische situatie zonder ongeval, zou [verzoeker] te maken hebben gehad met de nodige medische problemen, aldus ASR.
3.4.
Gelet op het voorgaande en op de omstandigheid dat het schade-technisch bewijs van de gestelde ongevalsgerelateerde schade ook nog grotendeels ontbreekt, kan volgens ASR bij de huidige stand van zaken niet worden vastgesteld dat [verzoeker] aanspraak heeft op een schadevergoeding die het totaal aan betaalde voorschotten (in aanzienlijke mate dan wel significant) overstijgt. De deelgeschilprocedure leent zich niet voor het uitspreken van een voorlopig oordeel hierover en voor bewijslevering is in deze procedure geen plaats. Als en zodra het medisch dossier alsnog wordt aangevuld, zal, nu daarop wordt aangestuurd, aan een onafhankelijke orthopedisch chirurg de vraag moeten worden voorgelegd of sprake is van blijvende beperkingen die in causaal verband staan met het ongeval en zal beoordeeld moeten worden wat dit betekent voor de omvang van de schade, aldus nog steeds ASR.
3.5.
De rechtbank zal hierna, indien en voor zover nodig, nader ingaan op de standpunten van partijen.
4De beoordeling
4.1.
Op grond van artikel 1019w Rv is een deelgeschil bedoeld voor een geschil waarbij een persoon een ander aansprakelijk houdt voor de schade die hij of zij lijdt door dood of letsel, over of in verband met een deel van dat wat tussen hen rechtens geldt en waarvan de beëindiging kan bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst over de vordering. De deelgeschilprocedure is dus bedoeld voor de situatie waarin partijen in het buitengerechtelijke onderhandelingstraject stuiten op geschilpunten die de algehele buitengerechtelijke afwikkeling belemmeren. Partijen vragen in een deelgeschilprocedure de rechter om op die geschilpunten te beslissen, zodat zij vervolgens verder kunnen met de buitengerechtelijke onderhandelingen met als doel het sluiten van een vaststellingsovereenkomst. Dit geschil spitst zich toe op de vraag of er aanvullende voorschotten moeten worden verstrekt.
4.2.
De rechtbank stelt daarbij voorop dat de aard van de deelgeschilprocedure met zich brengt dat de deelgeschilrechter in die deelbeslissingen zoveel mogelijk uitdrukkelijk en zonder voorbehoud oordeelt. Dit stelt dus andere eisen aan de beoordeling van een verzoek over een (aanvullend) voorschot dan indien een voorschot in kort geding of een provisionele eis in een bodemprocedure zou worden gevorderd (waarin alsdan voorlopige oordelen worden geformuleerd). Dit betekent dat op basis van de op dit moment in het geding gebrachte stukken vastgesteld moet kunnen worden dat [verzoeker] een aanspraak heeft op schadevergoeding die de reeds door ASR betaalde voorschotten (significant) overstijgt. Voor (nadere) bewijslevering is in een deelgeschilprocedure immers in beginsel geen plaats.
4.3.
De rechtbank concludeert dat, op basis van de op dit moment beschikbare medische gegevens, niet kan worden vastgesteld dat [verzoeker] blijvende beperkingen heeft en, in het geval daarvan wel sprake zou zijn, dat met zekerheid kan worden gezegd dat deze beperkingen in causaal verband staan met het ongeval. Hierbij wordt in aanmerking genomen dat, voor wat betreft de duur van de beperkingen, in de tot op heden uitgebrachte medische adviezen, ook in het medisch advies van de eigen adviseur van [verzoeker] , vooralsnog lijkt te worden uitgegaan van herstel van het ontstane letsel en dat, voor wat betreft het causaal verband, de overgelegde stukken wijzen op de mogelijkheid van pre-existente aandoeningen, zoals chondropathie graad 3 en meniscopathie, die op zichzelf bezien ook (blijvende) knieproblematiek kunnen veroorzaken. Dat [verzoeker] vóór het ongeval zelf niet bekend was met die problematiek, zoals hij stelt, maakt dit niet anders. Overigens lijkt uit het dossier afgeleid te kunnen worden dat [verzoeker] al in Turkije last had van zijn knie (chondropathie) en om die reden was gestopt met (amateur)voetballen.
4.4.
Met ASR is de rechtbank van oordeel dat voor een eventueel andersluidend oordeel, éérst de cruciale documenten - waaronder de operatieverslagen van de drie knieoperaties, voor zover die nog ontbreken, en de aanvullende verslagen van de behandelend fysiotherapeut, de orthopeed en de second opinion arts van het UMC - beschikbaar moeten komen. Dat die stukken er uiteindelijk zullen moeten komen, is overigens ook niet in geschil. Bij de huidige stand van zaken en de ontstane impasse zal zich over het geheel van (aangevulde) medische stukken vervolgens een op gezamenlijk verzoek in te schakelen orthoptisch chirurg moeten uitlaten. Op de vraag of deze in te schakelen deskundige, indien beschikkend over het volledige dossier, tot de conclusie zal komen dat [verzoeker] in verband met letsel aan zijn knie, voet en been (blijvend) beperkt zal zijn en dat die beperkingen ook in causaal verband staan met ongeval, kan niet worden vooruitgelopen.
4.5.
Bij deze stand van zaken laat de schade zich niet, ook niet bij benadering, begroten en kan evenmin worden vastgesteld of [verzoeker] als gevolg van het ongeval (in de door hem gestelde omvang) materiële en immateriële schade heeft geleden en lijdt, die het reeds betaalde voorschot van € 42.500,- overschrijdt, zodat geen grond bestaat ASR te veroordelen tot nadere voorschotbetalingen.
4.6.
Door [verzoeker] is tot slot onvoldoende onderbouwd dat partijen in een zo zeer bijzondere verhouding tot elkaar staan dat - ondanks dat de omvang en duur van de beperkingen en ondanks dat het causaal verband nog niet is vastgesteld - een aanvullend voorschot reeds op zijn plaats is. Daarbij komt dat enkel geldnood onvoldoende is om in een deelgeschil, gelet op het hiervoor genoemde doel daarvan, een voorschot toe te kennen. Het verzoek zal in zoverre dan ook worden afgewezen.
De integrale buitengerechtelijke kosten
4.7.
[verzoeker] vordert ook een nader voorschot op de buitengerechtelijke kosten van € 12.099,35. ASR betwist de redelijkheid van de gevorderde kosten buiten rechte en betoogt dat zij op een adequate en redelijke wijze heeft bevoorschot op die kosten, een schadepost van [verzoeker] zelf.
4.8.
De rechtbank overweegt dat uitgangspunt is dat een slachtoffer van een ongeval jegens de partij die aansprakelijk is voor de gevolgen van dat ongeval, recht heeft op vergoeding van de door hem gemaakte redelijke kosten van buitengerechtelijke rechtsbijstand. Of gevorderde buitengerechtelijke kosten van rechtsbijstand voor vergoeding in aanmerking komen, wordt uiteindelijk bepaald door het antwoord op de vraag of is voldaan aan de dubbele redelijkheidstoets als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 BW: vereist is dat, in de gegeven omstandigheden, het maken van de kosten redelijk is en de omvang van de verrichte werkzaamheden redelijkerwijs noodzakelijk is (geweest) om vergoeding van de schade te verkrijgen. Ook indien uiteindelijk niet komt vast te staan dat schade is geleden, kan aanspraak op vergoeding van deze kosten bestaan.
4.9.
Uit de door mr. Akkenat overgelegde urenspecificatie blijkt dat zij in het kader van de schaderegeling veel werkzaamheden heeft verricht. De kosten daarvan komen neer op € 22.599,35, inclusief medische verschotten. Zoals uit het voorgaande volgt (zie 2.19) is tot op heden door ASR een bedrag van € 10.500,- aan buitengerechtelijke kosten betaald. [verzoeker] vordert dus de betaling van het restant van de feitelijk gemaakte buitengerechtelijke kosten middels de verstrekking van een nader voorschot van € 12.099,35. De urenspecificatie laat zien dat de werkzaamheden sinds juli 2022 met name zien op het voeren van overleg met [verzoeker] , het corresponderen met de verzekeraar, onder andere over het verkrijgen van nadere voorschotbetalingen, en het in kaart brengen van de betalingsachterstanden en schuldenproblematiek. Nu echter al vanaf januari 2023 - en nogmaals duidelijk uiteengezet in een brief van 6 juli 2023 (zie 2.6) - helder was wat het heikele punt in deze zaak is (zie hiervoor onder 4.3), had van de belangenbehartiger mogen worden verlangd dat zij in dit stadium met name tijd zou steken in het boven tafel krijgen van de vereiste medische stukken. Door [verzoeker] is erkend en ook uit het advies van de eigen medisch adviseur kan worden afgeleid dat een aanvulling van het medisch dossier noodzakelijk is om een daadwerkelijk sluitende beoordeling te kunnen maken (zie 2.9). De urenspecificatie van mr. Akkenat laat echter zien dat zij over geheel 2023 nog geen twee uur (in totaal 108 minuten) heeft besteed aan het opvragen van medische informatie en dat zij in dat kader nog geen € 200,- aan medische verschotten aan de behandelend sector heeft voldaan. Daar komt bij dat de informatieverzoeken, voor zover die zijn gedaan, slechts zijn gericht aan de huisarts en de fysiotherapeut. Uit de specificatie blijkt niet van verzoeken gericht aan de andere (in de correspondentie) benoemde hulpverleners en instanties om het medisch dossier te completeren, bijvoorbeeld het UMC voor de second opinion en het OLVG West voor de ontbrekende operatieverslagen. In 2024 heeft zij, ook nadat het gesprek van 8 februari 2024 had plaatsgevonden en er op dit punt duidelijke afspraken waren gemaakt (zie 2.11), in totaal slechts 18 minuten (en wel pas in september 2024) besteed aan het opvragen van stukken bij (uitsluitend) de huisarts en heeft zij in dat kader slechts een bedrag van € 53,07 aan medische verschotten voldaan. Dat zij, ook na het gesprek van 8 februari 2024, geen middelen had om deze werkzaamheden te verrichten, gaat niet op. Naar aanleiding van het gesprek van 8 februari 2024 is immers in overleg door ASR een nader voorschot aan [verzoeker] betaald op zowel de persoonlijke schade (€ 7.500,-) als de buitengerechtelijke kosten (€ 3.000,-). Andere redenen waarom het niet is gelukt de benodigde stukken te vergaren (anders dan dat de huisarts aanvankelijk niet zou hebben gereageerd), zijn niet genoemd.
4.10.
Zolang een onderbouwing van de stelling van [verzoeker] dat hij door het ongeval blijvende beperkingen heeft, die ook tot volledige arbeidsongeschiktheid leiden, uitblijft, kan ook het gestelde verlies aan verdienvermogen, met name de duur ervan, niet worden vastgesteld. In zoverre is de tijd die mr. Akkenat heeft gestoken in het in kaart brengen van de schade die [verzoeker] door volledige, blijvende arbeidsongeschiktheid stelt te lijden en de voorschotverzoeken die met het oog daarop zijn gedaan, dan ook enigszins prematuur geweest.
4.11.
Het voorgaande leidt de rechtbank tot de conclusie dat op basis van de op dit moment in het geding gebrachte stukken niet kan worden vastgesteld dat alle door mr. Akkenat opgevoerde buitengerechtelijke kosten de dubbele redelijkheidstoets van artikel 6:96 lid 2 BW kunnen doorstaan en evenmin dat de in redelijkheid gemaakte kosten het reeds door ASR betaalde voorschot van € 10.500,- (significant) overstijgen. Het verzoek zal in zoverre dan ook worden afgewezen.
Kosten deelgeschil
4.12. Op grond van artikel 1019aa lid 1 Rv dient de rechtbank, ook als het verzoek wordt afgewezen, de kosten die gemoeid zijn met de behandeling van het verzoek aan de zijde van de persoon die schade door dood of letsel lijdt, te begroten, tenzij dit verzoek volstrekt onnodig of onterecht is ingesteld. Van dit laatste is naar het oordeel van de rechtbank sprake. Voor dit deelgeschil had [verzoeker] , althans zijn gemachtigde, namelijk in redelijkheid al kunnen voorzien dat het ook bij de beoordeling van vorderingen tot nadere voorschotten zou aankomen op bewijslevering, waarvoor deze procedure zich naar haar aard niet leent. Hierbij wordt (opnieuw) in aanmerking genomen dat de rode draad in deze zaak het uitblijven van het aanleveren van de vereiste stukken (door [verzoeker] ) is en dat een medische expertise vereist zal zijn om partijen verder te brengen in het tot stand laten komen van een schaderegeling. Dit betekent dat het verzoek van [verzoeker] nodeloos is ingesteld. De kosten van deze deelgeschilprocedure komen daarom niet voor vergoeding in aanmerking en hoeven niet te worden begroot.Rechtbank Amsterdam 8 mei 2025, ECLI:NL:RBAMS:2025:2942