RBROT 291121 geen aanvullend voorschot schade, op punt van VAV is nader onderzoek nodig, restitutierisico
- Meer over dit onderwerp:
RBROT 291121 geen aanvullend voorschot schade, op punt van VAV is nader onderzoek nodig, restitutierisico;
- 5000,00 voorschot bgk 2e bbh; overstap niet onbegrijpelijk vanwege opstelling ass, groot belang tzv juridische bijstand
- kosten begroot op 12 uur x € 225,00 + 21% = € 3267,00
2.
De vaststaande feiten
2.1
[verzoeker] was op 25 november 2013 betrokken bij een bedrijfsongeval. Hij werkte als lasser, feitelijk bij IHC.
2.2
[verzoeker] heeft een verbrijzelde voet opgelopen. Een teen is geamputeerd.
2.3
Allianz is de aansprakelijkheidsverzekeraar van IHC. IHC en Allianz hebben aansprakelijkheid erkend voor de door [verzoeker] als gevolg van het bedrijfsongeval geleden schade.
2.4
Door Allianz is het personenschade bureau Groeneveld & Partners ingeschakeld om - kort gezegd - de door [verzoeker] gereclameerde schade te inventariseren, beoordelen en begroten.
2.5
Onder begeleiding van een door IHC en Allianz ingeschakelde (praktijk) arbeidsdeskundige is [verzoeker] inmiddels omgeschoold tot VAD tekenaar en in die functie ook werkzaam. Ook is er overeenstemming bereikt over een aanvullende opleiding tot visueel lasinspecteur op kosten van Allianz.
2.6
Allianz heeft tot op heden € 153.973,- (inclusief € 10.000,- na indiening verzoekschrift) aan voorschot aan [verzoeker] betaald.
2.7
[verzoeker] is van 7 juli 2014 tot en met 1 juli 2019 bijgestaan door mr. P. Koudstaal als belangenbehartiger. In die periode is door Allianz aan [verzoeker] een bedrag van € 20.476,66 aan buitengerechtelijke kosten betaald.
2.8
[verzoeker] laat zich sinds juli 2019 bijstaan door belangenbehartiger [persoon A] . Allianz heeft vanaf dat moment nog een bedrag van € 9.000,- aan buitengerechtelijke kosten betaald.
3.
Het geschil
3.1
[verzoeker] verzoekt om:
a. te beslissen dat Allianz en IHC een voorschot op de schade (exclusief kosten) aan [verzoeker] dienen te betalen van € 50.000,-;
b. te beslissen dat Allianz en IHC een voorschot op de buitengerechtelijke kosten dienen te betalen van € 10.000,-, en
c. de juridische kosten van [verzoeker] met betrekking tot dit deelgeschil te begroten conform artikel 6:96 BW juncto artikel 1019aa van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en Allianz en IHC te veroordelen om dat bedrag aan [verzoeker] te voldoen.
3.2
[verzoeker] voert aan dat Allianz zonder deugdelijke grond is gestopt met de bevoorschotting. Daardoor raakt [verzoeker] in de financiële problemen en wordt de discussie bemoeilijkt. Allianz voert daarmee ongeoorloofde pressie uit. Door het onbetaald laten van de kosten van de belangenbehartiger van [verzoeker] bestaat bovendien het risico dat [verzoeker] zonder belangenbehartiger komt te zitten.
3.3
[verzoeker] voert aan dat haar totale schade voorlopig € 246,688,04 bedraagt. Het verlies aan verdienvermogen is al een schadepost van € 165.799,-.
3.4
IHC en Allianz hebben verweer gevoerd. Zij voeren aan dat [verzoeker] in de eerste plaats op geen enkele wijze heeft onderbouwd dat er sprake is van een onvoldoende bevoorschotting en ook niet dat die leidt tot financiële problemen. Verder wordt er een onjuist, vertekend en grotendeels niet onderbouwde schadestaat voorgespiegeld waaruit zeker geen gestelde forse discrepantie met de bevoorschotting volgt.
4.
De beoordeling
partijen
4.1
IHC en Allianz hebben er op gewezen dat de verkeerde rechtspersonen in deze procedure zijn betrokken. Zij verbinden daar geen rechtsgevolgen aan. Tijdens de mondelinge behandeling hebben IHC en Allianz verklaard dat zij - hoewel wellicht formeel niet juist - in de hoedanigheid zoals vermeld in de kop van deze beschikking in deze procedure aansprakelijk erkennen voor de schade van [verzoeker] .
ontvankelijk
4.2
Artikel 1019w RV biedt de persoon die een ander aansprakelijk houdt voor zijn/haar letselschade de mogelijkheid, ook voordat de zaak ten principale aanhangig is, de rechter te verzoeken te beslissen over een geschil omtrent of in verband met een deel van hetgeen ter zake tussen hen rechtens geldt en waarvan de beëindiging kan bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst over de vordering in de hoofdzaak. In de parlementaire geschiedenis voorafgaand aan de invoering van dit artikel is bepaald dat een verzoek in een deelgeschilprocedure (ook) gericht kan zijn op het verkrijgen van een rechterlijk oordeel over de wijze waarop partijen zich bij het regelen van de schade dienen te gedragen. Uitdrukkelijk is bepaald dat ook de vraag of een (aanvullend) voorschot (van de buitengerechtelijke kosten) geëigend is in een deelgeschilprocedure kan worden voorgelegd. Dat kan zowel ten opzichte van de verzekerde als de verzekeraar, alsook ten opzichte van allebei tegelijk.1
overzicht onderhandelingen ontbreekt
4.3
De wet schrijft voor dat een verzoekschrift in een deelgeschilprocedure een zakelijk overzicht vermeldt van de inhoud en het verloop van de onderhandelingen over de vordering.2 Dat overzicht ontbreekt. Daar worden in deze procedure geen gevolgen aan verbonden. Het vermelden van een overzicht zoals is voorgeschreven is echter in algemene zin wel van groot belang voor een goede voorbereiding en behandeling van de zaak. Daarom wordt dit voorschrift onder de aandacht gebracht.
geen voorschot op schade
4.4
Dit onderdeel van het verzoek wordt afgewezen.
4.5
Ten eerste betwisten IHC en Allianz de hoogte van de schade zoals die volgt uit de door [verzoeker] in het geding gebrachte schadepost. Dat doen zij op verschillende punten en uitgebreid gemotiveerd. Daar tegenover staan op dit moment onvoldoende objectieve gegevens om te kunnen beoordelen of er meer voorschot geïndiceerd is dan dat er nu is betaald. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat het grootste gedeelte van de schadeopstelling zoals die voorligt bestaat uit verlies van verdienvermogen. Partijen zijn het er over eens dat juist op dat punt nader onderzoek nodig is om de hoogte daarvan vast te stellen. Inmiddels is er een medisch expert ingeschakeld.
4.6
Bij een verzoek tot toekenning van een voorschot moet bovendien rekening worden gehouden met het restitutierisico. Onder deze omstandigheden kan niet worden beoordeeld of het verzochte voorschot de geleden schade niet overstijgt.
4.7
Ten tweede hebben IHC en Allianz betwist dat [verzoeker] als gevolg van het uitblijven van nadere bevoorschotting in de financiële problemen is gekomen. Daartoe wijzen zij er op dat de bevoorschotting al vrijwel de gehele opgevoerde schadepost van het verlies van verdienvermogen dekt. De andere posten zien niet op schade in de zin van gemaakte kosten. Er is ook al een aanzienlijk bedrag uitgekeerd. [verzoeker] heeft onvoldoende onderbouwd dat er desondanks sprake is van (dreigende) financiële problemen door het uitblijven van een nader voorschot. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat de reeds uitbetaalde bedragen gemiddeld genomen een maandbedrag belopen waarvan kan worden gezegd dat [verzoeker] daar van rond zou moeten kunnen komen.
4.8
Ten derde geldt dat niet is gesteld of gebleken dat het uitblijven van nadere bevoorschotting de reden is geweest voor het vastlopen van de onderhandelingen tussen partijen. Onder de gegeven omstandigheden valt ook niet in te zien dat een nadere bevoorschotting ten aanzien van de schade bijdraagt aan het bereiken van een minnelijke regeling.3
voorschot op buitengerechtelijke kosten van € 5.000,-
4.9
Dit deel van het verzoek ziet op de kosten van belangenbehartiging. Die kosten zijn onderdeel van de schade van [verzoeker] . Er is aansprakelijkheid vastgesteld, zodat [verzoeker] deze kosten kan verhalen op IHC en Allianz, mits de kosten redelijk zijn. Enerzijds moet het redelijk zijn dat de [verzoeker] een belangenbehartiger heeft ingeschakeld en anderzijds moet de hoogte van de kosten redelijk zijn.
4.10
IHC en Allianz vinden - kort gezegd - dat ze al genoeg aan buitengerechtelijke kosten hebben betaald.
4.11
[verzoeker] heeft na een buitengerechtelijk traject van ongeveer vijf jaar gekozen voor een nieuwe belangenbehartiger. Het klopt dat Allianz al een flink bedrag aan buitengerechtelijke kosten aan [verzoeker] heeft betaald voor de eerste belangenbehartiger. Dat betekent echter niet dat Allianz mag weigeren om in redelijkheid gemaakte kosten van de nieuwe belangenbehartiger te betalen. Het is van groot belang dat [verzoeker] zich deugdelijk kan laten bijstaan in de onderhandelingen zonder dat hij daar zelf financieel nadeel van ondervindt. Achteraf kan worden geconcludeerd dat er met betrekking tot de schadeafhandeling in de eerste vijf jaar na het ongeval weinig stappen zijn gemaakt. Dat [verzoeker] zich genoodzaakt voelde om over te stappen op een andere belangenbehartiger is onder die omstandigheden niet onbegrijpelijk of onredelijk. Mede gelet op de inhoud van de Gedragscode Behandeling Letselschade dient het belang van [verzoeker] centraal te staan bij de schadeafhandeling. Dat leidt in bepaalde gevallen - zoals de onderhavige - tot de ongelukkige situatie dat de aansprakelijke partij in feite dubbele buitengerechtelijke kosten moet betalen. Maar daar staat tegenover dat de aansprakelijke partij ook de middelen in huis heeft om vooruitgang in de schadebepaling te bevorderen. Dat initiatief heeft Allianz in dit geval onvoldoende genomen.
4.12
Aan de eerste voorwaarde is voldaan: het is redelijk dat [verzoeker] een (nieuwe) belangenbehartiger heeft ingeschakeld.
4.13
Tegen de hoogte van de kosten van de nieuwe belangenbehartiger is geen expliciet afzonderlijk verweer gevoerd. IHC en Allianz hebben wel in algemene zin aangevoerd dat dit een eenvoudige zaak betreft: aansprakelijkheid is direct erkend en de medische toestand is niet complex. Het door [verzoeker] gevraagde bedrag van € 10.000,- is bijna gelijk aan de hoogte van de openstaande declaraties van de nieuwe belangenbehartiger en daarom nauwelijks een voorschot te noemen. In dit deelgeschil ontbreken voldoende gegevens om de verschuldigdheid van alle door de nieuwe belangenbehartiger gefactureerde kosten te kunnen beoordelen. Onder deze omstandigheden en in deze fase van de procedure moet wel worden voorkomen dat [verzoeker] door het ontbreken aan voldoende financiële middelen geen belangenbehartiger meer heeft om hem in de onderhandelingen bij te staan. In die zin draagt het toekennen van een aanvullend voorschot bij aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst. De hoogte van het voorschot wordt gelet op alle omstandigheden van het geval bepaald op een bedrag van € 5.000,-.
veroordeling tot betaling van buitengerechtelijke kosten van € 3.549,-
4.14
Artikel 1019aa Rv bepaalt dat de rechter de kosten bij de behandeling van het verzoek aan de zijde van de persoon die schade door dood of letsel lijdt, in de beschikking begroot, waarbij alle redelijke kosten als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 BW in aanmerking worden genomen. Bedoelde kosten komen voor vergoeding in aanmerking als zij voldoen aan de hiervoor reeds genoemde dubbele redelijkheidstoets.
4.15
IHC en Allianz hebben zich afgevraagd waarom het noodzakelijk is dat [verzoeker] in deze procedure wordt vertegenwoordigd door een derde belangenbehartiger. Over de wisseling van de eerste naar de tweede belangenbehartiger is hiervoor al het een en ander overwogen. Met betrekking tot het inschakelen van de gemachtigde als derde belangenbehartiger geldt dat het algemeen aanvaard is dat voor het voeren van een juridische procedure bijstand van een jurist wordt ingeschakeld. Dat is redelijk te noemen.
4.16
Bij de beoordeling van de redelijkheid van de kosten worden alle omstandigheden van het geval betrokken. In deze zaak wordt in aanmerking genomen dat het verzoek slechts ziet op het verstrekken van nadere voorschotten. Er zijn geen inhoudelijke geschilpunten voorgelegd. De gemachtigde is slechts voor een zeer korte duur betrokken (geweest) bij het dossier. Het gehele achterliggende schadetraject is overzichtelijk. Aansprakelijkheid is direct erkend. De medische toestand is niet complex.
4.17
In verband met voornoemde omstandigheden wordt het uurtarief, inclusief kantoorkosten, gematigd tot € 225,-.
4.18
Het aantal uur dat in redelijkheid is gemaakt tot het moment van het indienen van het verzoekschrift wordt vastgesteld op 8 uur, het aantal uur voor de zitting inclusief voor- en nawerk op 4 uur. Dat leidt tot een bedrag van € 2.700,-. Dat bedrag wordt vermeerderd met 21% btw en € 282,- aan griffierecht.
4.19
IHC en Allianz worden veroordeeld tot betaling van het bedrag van € 3.549,-, nu de aansprakelijkheid vast staat en er geen feiten of omstandigheden zijn aangevoerd die zich tegen een veroordeling verzetten.
vervolgtraject
4.20
Het belang van [verzoeker] dient bij de schadeafhandeling centraal te staan. Het is belangrijk dat de belangenbehartigers van beide partijen zich dat voortdurend blijven realiseren.
4.21
Partijen zijn het er over eens dat het een redelijk eenvoudige zaak betreft, maar toch duurt de afhandeling al vrij lang. Tijdens de mondelinge behandeling is duidelijk naar voren gekomen dat dat een zware wissel trekt op [verzoeker] . Dat is ook volkomen begrijpelijk. Het is aan de belangenbehartigers van beide partijen om het vervolg van de schadeafhandeling voortvarender aan te pakken dan tot nu toe is gebeurd.
4.22
Concreet is tijdens de mondelinge behandeling besproken dat er - naast de medisch expert - een arbeidskundig expert moet worden ingeschakeld. Ook is de optie besproken dat die expert mogelijk al tijdens het medisch onderzoek een aanvang kan maken met het arbeidskundig (veld)onderzoek, maar in ieder geval direct nadat het definitieve medisch rapport beschikbaar is. ECLI:NL:RBROT:2021:11702