RBNNE 240517 vordering op atp afgewezen omdat niet is voldaan aan klachtplicht
- Meer over dit onderwerp:
RBNNE 240517 minderjarige fietser verleende geen voorrang aan andere fietser; ouders aansprakelijk; schade huishoudelijke hulp begroot a.d.h.v. Richtlijn DLR
- vergoeding voor verplaatste schade vanwege vrije dagen partner afgewezen; voorschot immateriële schade toegewezen
- vordering op atp afgewezen omdat niet is voldaan aan klachtplicht
2De feiten
In de hoofdzaak
2.1.
Op 27 augustus 2012 heeft [eiseres hoofdzaak] , geboren op [geboortedatum] , rijdend op haar fiets een aanrijding gehad met de op het moment van het ongeval 9 jaar oude [minderjarige dochter] , dochter van [gedaagden hoofdzaak, eisers vrijwaring] . Het ongeval vond plaats op de secundaire weg die parallel loopt aan de [straatnaam] te [woonplaats] , ter hoogte van huisnummer [nummer] .
2.2.
Na het ongeval heeft [eiseres hoofdzaak] zich onder medische behandeling laten stellen in het St. Lucas ziekenhuis te [woonplaats] waar breuken in de linker schouder en linker bovenarm alsmede een gebroken rib zijn gediagnosticeerd. [eiseres hoofdzaak] is geopereerd. Zij ervaart momenteel bewegingsbeperkingen aan haar linker schouder.
2.3.
Bij brief van 4 september 2012 van haar rechtsbijstandsverzekeraar (stichting Univé Rechtsbijstand) heeft [eiseres hoofdzaak] [gedaagden hoofdzaak, eisers vrijwaring] ., in hun hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordigers van hun minderjarige dochter [minderjarige dochter] , aansprakelijk gesteld voor door haar geleden en te lijden materiële en immateriële schade als gevolg van het ongeval.
2.4.
Ingevolge de beschikking van deze rechtbank van 25 april 2013 heeft op 9 januari 2014 en 24 februari 2014 ten overstaan van de rechter-commissaris een voorlopig getuigenverhoor plaatsgevonden over de toedracht van het ongeval.
[eiseres hoofdzaak] heeft daarover verklaard (voor zover hier van belang):
(…) Ik reed met mijn man op de fiets over de [straatnaam] in [woonplaats] . Ter plaatse is naast de [straatnaam] een soort secundaire weg waar de fietsers over moeten rijden en daar reed ik.
Wij waren net overgestoken en ik verwachtte dat mijn man weer naast mij zou komen fietsen.
Ineens zag ik uit mijn ooghoek een kind pardoes de weg op rijden. Zij kwam van een oprit van links en schepte mij vol in het voorwiel. Ter plaatse is het zicht vanaf de oprit beperkt door een hoge heg.
Ik kwam door de aanrijding ten val, het meisje riep: “Sorry, ik had u niet gezien. Hebt u zich pijn gedaan”. Ze bood aan haar vader te halen en ik zei dat ik dat een goed idee vond.
Haar vader kwam van twee huizen verderop. Ik kende hem wel van gezicht. Hij zei dat het meisje haar broertje moest ophalen, die was bij de buren en moest thuiskomen om te eten.
De vader heeft 112 voor mij gebeld.
Toen kwam de ambulance. Het ambulancepersoneel vroeg of er politie bij moest komen. Toen vroeg mijn man aan de vader van het meisje of hij verzekerd was. De man zei toen dat hij inderdaad verzekerd was en dat er wat hem betreft geen politie hij hoefde te komen. hij zei ook nog dat de politie niet zijn beste vriend was. (…) Een paar dagen later kwam de man bij ons thuis. Hij vertelde toen dat hij niet verzekerd was en stelde voor dat we zouden voordoen alsof hij met zijn auto achteruit gereden was en mij toen had aangereden zodat zijn autoverzekeraar de schade zou kunnen vergoeden. Mijn man en ik lieten blijken daar niet voor te voelen, want zo was het niet gegaan. De man zou later met een schadeformulier terugkomen. Dat is uiteindelijk niet meer gebeurd. Later stelde hij zich ineens op het standpunt dat zijn dochter met de fiets aan de hand over het pad liep en dat ik haar zou hebben aangereden.
Toen de man bij ons op bezoek kwam, waren mijn zus en zwager, mevrouw en de heer [naam] bij ons. Hij stelde zich voor als “de vader van de dader”. Ik heb van mijn werkgever gehoord dat hij van de man hoorde dat zijn dochter mij het ziekenhuis ingereden had. (…)
Ik reed aan de rechterkant van de weg omdat ik mijn man links naast mij verwachtte.(…) De heg is ter plaatse zo hoog dat als je er fietst je alleen het laatste stuk van de oprit kunt zien. maar je kunt de oprit niet opkijken. Vlak voor de aanrijding heb ik het meisje in een flits gezien, maar ik kon niet meer tijdig remmen om een aanrijding te voorkomen. Ik weet niet opwat voor fiets het meisje reed.
De echtgenoot van [eiseres hoofdzaak] , [naam] , heeft (voor zover hier van belang) het volgende verklaard:
(…) Toen ik schuin linksachter mijn vrouw reed zag ik ineens in een flits een meisje op de fiets de oprit van nummer [nummer] afkomen. Ik kon nog net op tijd stoppen, maar zij reed tegen het voorwiel van mijn vrouw aan, die daardoor kwam te vallen. Zij viel op haar linkerschouder. Ter plaatse is een hoge heg waardoor ik het meisje niet eerder had gezien. Het meisje riep: “Sorrv, mevrouw, hebt u zich pijn gedaan, zal ik mijn vader halen?” Daarop fietste zij weg naar haar huis, ongeveer 100 meter verder.
Ik ben naar het huis op nummer [nummer] gerend waar de familie [naam] woont. Nadat ik aangebeld had kwamen de heer en mevrouw [naam] mee naar buiten en wij gingen naar mijn vrouw.
Kort nadien kwam ook de vader van het meisje, van wie ik inmiddels weet dat hij [gedaagde 1 hoofdzaak, eiser 1 vrijwaring] heet.
Die heeft met zijn mobiele telefoon 112 gebeld. Na vijf minuten kwam de ambulance en het eerste wat ze vroegen was of het een eenzijdig of een tweezijdig ongeval was, in verband met de politie. Ik vroeg toen aan [gedaagde 1 hoofdzaak, eiser 1 vrijwaring] of hij verzekerd was en hij zei dat dat het geval was en dat er wat hem betreft geen politie bij hoefde te komen. Hij zei ook nog letterlijk: “Politie zijn mijn vrienden niet.”
Mijn vrouw is toen door de ambulance naar het ziekenhuis gebracht. Ondertussen had ik van [naam] begrepen dat het meisje bij [naam] was geweest om haar broertje voor het eten op te halen.
Toen ik bij [naam] aanbelde was het broertje er nog. Ik wilde natuurlijk ook naar het ziekenhuis. Omdat [gedaagde 1 hoofdzaak, eiser 1 vrijwaring] niet weg kon omdat zijn vrouw niet thuis was en hij aan het koken was, heeft [naam] mij met het VW-busje van [gedaagde 1 hoofdzaak, eiser 1 vrijwaring] met de fietsen naar huis gebracht. [gedaagde 1 hoofdzaak, eiser 1 vrijwaring] vroeg mijtevoren of ik hem per sms op de hoogte wilde houden van de toestand van mijn vrouw.
Vervolgens hebben [gedaagde 1 hoofdzaak, eiser 1 vrijwaring] en ik diverse smsjes uitgewisseld die ik allen heb bewaard en waarvan ik weet dat mijn advocaat die als productie in het geding zal brengen. [gedaagde 1 hoofdzaak, eiser 1 vrijwaring] stelde, ik meen per sms, voor de volgende dag bij ons te komen, maar hij kwam niet opdagen. Ook later kwam hij niet en ik kon hem telefonisch niet te pakken krijgen. Uiteindelijk is hij vrijdagmiddag bij ons gekomen met een bos bloemen. Toen kwam de aap uit de mouw, want hij bleek geen WA-verzekering te hebben. [gedaagde 1 hoofdzaak, eiser 1 vrijwaring] stelde daarom voor dat wij zouden verklaren dat hij met zijn VW-busje achteruit de oprit af was komen rijden en met de bumper mijn vrouw had aangereden, zodat de schade onder de dekking van de autoverzekering zou vallen. Hij stelde voor dat we dan ook nog allerlei andere kosten zouden kunnen declareren, zoals loonderving e.d. Dit voorstel overrompelde mij. [gedaagde 1 hoofdzaak, eiser 1 vrijwaring] had immers eerder aangegeven dat hij wel verzekerd was. Wij hebben daar toen niet inhoudelijk op gereageerd.
Hij vertelde dat hij net zijn verzekeringen had gewijzigd via “ [gedaagde vrijwaring] punt NL” en zei dat zijn tussenpersoon zo stom geweest was om geen WA-verzekering af te sluiten, terwijl hij notabene zes kinderen had, samen met zijn partner. Ondertussen kwam het echtpaar [naam] bij ons op bezoek. [gedaagde 1 hoofdzaak, eiser 1 vrijwaring] stelde zich voor als ”De vader van de dader”. Wij deden daar toen wat lacherig over. Omdat wij bezoek kregen ging hij weg en zei dat hij de volgende week terug zou komen met de papieren van de autoverzekering. Wij hebben daar toen niet op gereageerd.
Later heb ik telefonisch contact met [gedaagde 1 hoofdzaak, eiser 1 vrijwaring] gehad en hem gezegd dat ik er niet voor voelde om een valse verklaring afte leggen. Hij reageerde verbolgen en zei dat we elkaar dan nog wel zouden treffen. Omdat ik, nadat [gedaagde 1 hoofdzaak, eiser 1 vrijwaring] aanvankelijk niet kwam opdagen, nattigheid begon te voelen heb ik tussen maandag en vrijdag mijn rechtsbijstandsverzekeraar ingelicht.
Van horen zeggen heb ik begrepen dat [gedaagde 1 hoofdzaak, eiser 1 vrijwaring] tegen de werkgever van mijn vrouw heeft gezegd dat zijn dochter mijn vrouw de Ziektewet had ingereden.
[naam] , zwager van [eiseres hoofdzaak] , heeft (voor zover hier van belang) het volgende verklaard:
(…) Een paar dagen na haar aanrijding zijn mijn vrouw en ik op bezoek geweest bij mijn schoonzus, [eiseres hoofdzaak] . Daar was toen nog een man die zich voorstelde als “de vader van de dader”. (…)
[naam zus] , zus van [eiseres hoofdzaak] , heeft (voor zover hier van belang) het volgende verklaard:
(…) Een paar dagen na het ongeval zijn mijn man en ik bij mijn zus op bezoek geweest. Daar was toen een man die zich voorstelde als “de vader van de dader”. Wij reageerden daar toen was lacherig op. (…)
[naam werkgever] , werkgever van [eiseres hoofdzaak] , heeft (voor zover hier van belang) het volgende verklaard:
Op een gegeven moment kwam de heer [gedaagde 1 hoofdzaak, eiser 1 vrijwaring] bij mij in de zaak. Ik ben namelijk eigenaar van een supermarkt. Hij zei: “dat is ook wat he, dat mijn dochtertje een medewerkster van jou in de ziektewet heeft gereden”. Hij zei daarbij dat zijn dochtertje van de oprit af was komen fietsen. Hij zei dat het ging om de mevrouw van de vleeswaren. Toen viel bij mij het kwartje want ik had namelijk al gehoord dat [eiseres hoofdzaak] een ongeluk had gehad. Later heb ik van haar begrepen dat [gedaagde 1 hoofdzaak, eiser 1 vrijwaring] nu wat anders over de toedracht van de aanrijding zegt, maar ik weet niet wat. (…) [gedaagde 1 hoofdzaak, eiser 1 vrijwaring] kwam spontaan naar mij toe met dit verhaal. Wij maken wel vaker een praatje. Ik heb eerder op verzoek van een gemachtigde van de familie [eiseres hoofdzaak] een verklaring op papier gesteld. Ik neem aan dat ik het toen ook over de oprit heb gehad, maar dat weet ik niet zeker. Ik heb in elk geval van [gedaagde 1 hoofdzaak, eiser 1 vrijwaring] zelf gehoord dat zijn dochtertje van de oprit kwam. Ik heb dat niet van de familie [eiseres hoofdzaak] gehoord.
[naam supermarktondernemer] , supermarktondernemer, heeft het volgende verklaard:
Het enige dat ik over een ongeval op 27 augustus 2012 in [woonplaats] kan zeggen is dat een klant, die ik inmiddels ken als [gedaagde 1 hoofdzaak, eiser 1 vrijwaring] , mijn collega [naam werkgever] en mij in de supermarkt aansprak en zei: “Sorry dat mijn dochtertje uw medewerkster in de ziektewet heeft gereden”. Hij legde uit dat het ging over de medewerkster met het brilletje van de vleeswaren. Over de toedracht van het ongeval zei hij dat zijn dochtertje de inrit uit kwam rijden. Dit gesprek vond plaats vlak na het ongeluk. In elk geval niet langer dan een week. Ik heb op verzoek van een gemachtigde van de familie [eiseres hoofdzaak] iets op papier gezet. Ik neem aan hetzelfde als wat ik zojuist verklaarde. Ik weet niet zeker of ik het toen ook over de inrit heb gehad. Ik heb met de familie [eiseres hoofdzaak] niet inhoudelijk over de zaak gesproken voorafgaand aan dit verhoor. Ik weet zeker dat [gedaagde 1 hoofdzaak, eiser 1 vrijwaring] het over de inrit heeft gehad waarop zijn dochtertje reed.
[gedaagde 1 hoofdzaak, eiser 1 vrijwaring] (gedaagde sub 1) heeft (voor zover hier van belang) het volgende verklaard:
Op 27 augustus 2012 aan het eind van de dag stond ik op mijn oprit te praten met een man van wie ik een hond had gekocht. Hij kwam die hond met zijn vrouw afleveren. Ik had mijn dochtertje naar de familie [naam] gestuurd om haar fiets en haar broertje op te halen. Want we moesten eten. Ik zag op een gegeven moment dat mijn dochtertje met haar fiets aan de hand over het fietspad liep en werd aangereden door een mevrouw. Later bleek dat dat [eiseres hoofdzaak] was. Ik bevond mij toen ongeveer op 40 meter van de aanrijding. Mijn zicht werd niet beperkt door bosschages of iets dergelijks. Ik kon het goed zien. Mijn dochtertje kwam naar mij toe gerend en ik rende naar haar toe. [eiseres hoofdzaak] en haar fiets lagen op de grond. [echtenoot eiseres hoofdzaak] was behoorlijk in paniek. Ik heb 112 gebeld en na een tijdje kwam de ambulance. Buurman [naam] heeft de fietsen van meneer en [eiseres hoofdzaak] met het busje van mijn vriendin naar hun huis gebracht. Ik heb vervolgens sms contact met de [echtenoot eiseres hoofdzaak] gehad. Ik ben op een avond met een bos bloemen naar hun toe gegaan. Toen heb ik niet gezegd dat ik niet verzekerd ben, maar wel dat ik de schuldvraag zou laten uitzoeken door de [gedaagde vrijwaring] . Ik heb in dat gesprek ook niet gezegd dat we beter net konden doen alsof ik met mijn auto vanaf de oprit [eiseres hoofdzaak] had aangereden. Stel nou dat mijn dochtertje of ik aansprakelijk zouden zijn voor de door [eiseres hoofdzaak] geleden schade dan ben ik daarvoor verzekerd. Bovendien zou de schade gedekt worden door de alles onder één dak polis van mijn vriendin. Die polis had ze toen ook al.
Ik heb kennis genomen van de door andere getuigen afgelegde verklaringen. Uiteraard niet van de verklaringen die vanmiddag zijn afgelegd. U vraagt mij of ik tegenover de heren van de supermarkt zou hebben gezegd dat mijn dochtertje hun werkneemster in de ziektewet zou hebben gereden. Ik sluit niet uit dat ik het woord ziektewet heb gebruikt. Ik weet niet precies meer wat ik heb gezegd. Ik bedoelde te zeggen dat mijn dochtertje en hun werkneemster betrokken zijn geweest bij een ongeval. Ik heb niet gezegd dat [eiseres hoofdzaak] mijn dochtertje heeft aangereden. Ik wist toen nog niet dat het juridisch zo is dat [eiseres hoofdzaak] schuldig was aan het ongeval.
Ik heb deze zaak niet geclaimd bij een verzekeringsmaatschappij omdat mijn dochtertje niet schuldig is aan het ongeval.
De verkoper van de hond is de heer [naam verkoper hond] . Hij keek dezelfde richting op als ik en moet dus ook het ongeval hebben gezien. Zijn vrouw heeft volgens mij het ongeval niet zien gebeuren, maar heeft wel meegekregen wat er daarna is gebeurd. (…)
2.5.
Bij brief van 22 december 2014 heeft [naam fysiotherapeut] , fysiotherapeut, verklaard:
(…) Als u met medische eindsituatie benoemd [lees: bedoelt, rechtbank] of haar mogelijkheden van haar linker schouder vergelijkbaar zijn met haar rechter schouder dan is dat nee. Als u bedoelt of zij ooit volledig herstel zal gaan zien met haar linker schouder dan zou ik zeggen dat ik dat niet meer verwacht (in termen van volledige mobiliteit). Dit vanwege de lange duur van de huidige situatie. Naar mij idee is de klacht echter wel min of meer stabiel. (…)
2.6.
Bij brief van 5 juli 2015 heeft [naam manueel therapeut] , manueel therapeut, omtrent de schouderfunctie van [eiseres hoofdzaak] verklaard:
(…) Conclusie: forse beperking in kracht en mob schouder (…)
Resultaat 12-05-2015 - mw heeft gemiddeld nog 2x per week last van hoofdpijn, de schouderfunctie is voor 85% hersteld. De eindstandige elevatie is nog niet mogelijk (155/170) graden) en ’s-nachts zijn beide schouders nog gevoelig. De klachten zijn dusdanig verbeterd en stabiel dat mw zich voldoende kan redden in haar ADL. (…)
2.7.
[naam orthopedisch chirurg] , orthopaedisch chirurg in dienst van Medithemis, heeft aan de hand van het medisch dossier van [eiseres hoofdzaak] en in haar opdracht een analyse gemaakt van de behandeling van [eiseres hoofdzaak] na haar ongeval op 27 augustus 2012. Bij brief van 21 januari 2015 schrijft [naam orthopedisch chirurg] (voor zover hier van belang):
Cliënt werd op de SEH gezien in verband met een fietsongeval, waarbij zij terecht was gekomen op het hoofd en de linker bovenarm. Er werd een (geïnclaveerde) subcapitale humerusfractuur geconstateerd, die werd behandeld met een fixatiesling (Gilchrist verband).
De breuk is genezen, maar de stand van de schouderkop bleek niet goed met daardoor een bewegingsbeperking in de linkerschouder. (…)
Op 31 maart 2013 werd de stand van de schouderkop operatief door middel van een oprichtingsosteotomie gecorrigeerd, waarna fixatie met een plaat en schroeven. De nabehandeling was met een sling en passief oefenen onder fysiotherapeutische begeleiding. De functie van de schouder is na operatief verbeterd en de pijn is fors afgenomen. Op 20 februari 2014 werd het fixatiemateriaal verwijderd. (…)
De stand van de schouderkop ten opzichte van de bovenarm is daarmee goed verbeterd. De osteotomie is voorspoedig vastgegroeid in een goede stand, maar er is geen sprake van volledige anatomische reconstructie.
De schouderfunctie is na operatief verbeterd en de pijnklachten van cliënt zijn na de operatie afgenomen.
De fysiotherapeut schrijft in zijn laatste brief van 13 mei 2014 dat het behandeldoel was behaald. De orthopedisch chirurg schrijft dat cliënte voor het laatst werd gezien op 31 oktober 2014. Cliënte was tevreden over het eindresultaat. De schouder had toen een goede beweeglijkheid. Het is nu ruim een jaar na het verwijderen van het osteosynthesemateriaal en inmiddels kan daarom van een eindtoestand worden gesproken.
(…) Bij een schouderletsel zoals cliënte heeft doorgemaakt bestaat een verhoogde kans op een doorbloedingsstoornis van de schouderkop en er bestaat een verhoogde kans op het ontstaan van slijtage van het schoudergewricht in de toekomst. Dienaangaande moet een voorbehoud worden aangenomen. (…)
in de vrijwaringszaak
2.8.
[gedaagde vrijwaring] is werkzaam als assurantietussenpersoon. Hij heeft een eenmansbedrijf onder de naam [gedaagde vrijwaring].
2.9.
Met ingang van 23 juli 2012 heeft [gedaagde vrijwaring] voor [gedaagde 2 hoofdzaak, eiser 2 vrijwaring] een autoverzekering gesloten. Op of omstreeks 24 juli 2012 heeft [gedaagde vrijwaring] [gedaagde 2 hoofdzaak, eiser 2 vrijwaring] een Alles onder 1 dak polisblad toegezonden. Op het voorblad is onder het kopje modules het volgende verklaard:
Verkeer 47,03
Wonen Niet verzekerd
Aansprakelijkheid en recht Niet verzekerd
Ongevallen Niet verzekerd
Vrije tijd Niet verzekerd
Uitvaart Niet verzekerd
Dienstverlening Niet verzekerd
2.10.
Op of omstreeks 5 september 2012 heeft [gedaagde vrijwaring] [gedaagde 2 hoofdzaak, eiser 2 vrijwaring] een gewijzigd Alles onder 1 dak polisblad toegezonden. Op het voorblad is onder het kopje modules het volgende verklaard:
Verkeer 43,27
Wonen 29,22
Aansprakelijkheid en recht 4,11
Ongevallen Niet verzekerd
Vrije tijd Niet verzekerd
Uitvaart Niet verzekerd
Dienstverlening Niet verzekerd
2.11.
Bij brief van 15 oktober 2015 heeft de advocaat van [gedaagden hoofdzaak, eisers vrijwaring] . aan [gedaagde vrijwaring] geschreven (voor zover hier van belang):
Tot mij hebben zich gewend [gedaagde 1 hoofdzaak, eiser 1 vrijwaring] en [gedaagde 2 hoofdzaak, eiser 2 vrijwaring] ter zake de kwestie van het ongeval waar hun dochter bij betrokken is geweest, voor de financiële gevolgen waarvan cliënten thans aansprakelijk worden gesteld in een procedure bij de rechtbank Groningen.
Client [gedaagde 1 hoofdzaak, eiser 1 vrijwaring] heeft, naar hij mijn mededeelde, u ook al over deze kwestie benaderd en gevraagd hoe het toch mogelijk is dat indien cliënt al zijn verzekeringen bij u onderbrengt er niet een aansprakelijkheidsverzekering voor de kinderen blijkt te zijn gesloten.
Cliënt is er van uitgegaan dat hij met het onderbrengen van al zijn verzekeringen bij u nu juist wel voor deze kwestie zou zijn verzekerd, c.q. voor de kosten zou zijn gedekt.
Naar het oordeel van cliënt is er sprake van verzuim aan uw zijde, c.q. aan de zijde van de verzekeraar, aangezien u jegens cliënt niet met de vereiste zorgplicht heeft gehandeld.
Middels deze stel ik u, c.q. de verzekeraar dan ook aansprakelijk voor alle kosten en schade die cliënt geleden heeft, lijdt en nog zal lijden. (…)
3Het geschil
in de hoofdzaak
3.1.
[eiseres hoofdzaak] vordert bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
I. te verklaren voor recht dat [gedaagden hoofdzaak, eisers vrijwaring] . hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de door [eiseres hoofdzaak] ten gevolge van het ongeval op 27 augustus 2012 geleden en te lijden materiële en immateriële schade;
II. [gedaagden hoofdzaak, eisers vrijwaring] . hoofdelijk te veroordelen, des dat de één betalende de ander zal zijn bevrijd, te veroordelen binnen veertien dagen na dagtekening vonnis tot betaling van een schadevergoeding betreffende de reeds geleden schade welke wordt vastgesteld op € 31.000,00, althans een in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot de dag der algehele voldoening;
III. te verklaren voor recht dat toekomstige materiële en immateriële schade nader zal worden opgemaakt bij staat en vereffend volgens de wet;
IV. [gedaagden hoofdzaak, eisers vrijwaring] . hoofdelijk te veroordelen, des dat de één betalende de ander zal zijn bevrijd, in de kosten van het geding, inclusief de nakosten.
3.2.
[eiseres hoofdzaak] heeft het volgende aan haar vordering ten grondslag gelegd.
3.2.1.
Op 27 augustus 2012 heeft de minderjarige [minderjarige dochter] , dochter van [gedaagden hoofdzaak, eisers vrijwaring] ., [eiseres hoofdzaak] aangereden. [minderjarige dochter] kwam fietsend vanaf een oprit bij de woning [adres] te [woonplaats] en reed plotseling de parallelbaan op zonder de eveneens fietsende [eiseres hoofdzaak] daarbij voorrang te verlenen. De toedracht van het ongeval volgt uit de door [eiseres hoofdzaak] in het geding gebrachte getuigenverklaringen. [eiseres hoofdzaak] betwist dat [minderjarige dochter] met de fiets aan de hand op de parallelbaan liep en dat zij [minderjarige dochter] van achter heeft aangereden.
3.2.2.
Het handelen van [minderjarige dochter] is onrechtmatig en [gedaagden hoofdzaak, eisers vrijwaring] . zijn als wettelijk vertegenwoordigers hoofdelijk aansprakelijk voor de dientengevolge geleden en te lijden schade. Als gevolg van de aanrijding heeft [eiseres hoofdzaak] een fractuur in haar bovenarm en schouder opgelopen. [eiseres hoofdzaak] is meerdere keren geopereerd. [eiseres hoofdzaak] ervaart thans bewegingsbeperkingen die - zo volgt uit de verklaringen van de behandelend fysiotherapeut en manueeltherapeut - blijvend zullen zijn. De schouderfunctie is 85% hersteld. Vanwege de beperkingen is [eiseres hoofdzaak] niet in staat zwaarder huishoudelijk werk te verrichten. Haar werkgever - [eiseres hoofdzaak] werkt 17 uur per week in een supermarkt - draagt zorg voor passende arbeid.
3.2.3.
In productie 6 bij dagvaarding heeft [eiseres hoofdzaak] de volgende schadeposten benoemd:
reiskosten € 622,92
medische kosten (eigenrisico/bijdrage) 2.262,91
overige kosten 591,25
huishoudelijke hulp 16.628,90
verplaatste schade (vrije dagen echtgenoot) 3.500,00
voorschot immateriële schade 7.500,00
totaal € 31.105, 98
De schade uiteengezet onder de post huishoudelijke hulp is gebaseerd op de Richtlijn Huishoudelijke Hulp van de Letselschade Raad. Het schadebedrag is als volgt opgebouwd:
- 27/08/12 t/m 25/11/12 13 weken volledig beperkt: 13 x 160,00 € 2.080,00
- 26/11/12 t/m 30/06/13 31 weken 6 uren a € 8,50 per week € 1.581,00
- 01/07/13 t/m 02/02/14 31 weken 3 uren a € 8,50 per week € 790,50
- 03/02/14 t/m 04/05/14 13 weken 6 uren a € 8,50 per week € 702,00
- 05/05/14 t/m 02/11/14 26 weken 3 uren a € 8,50 per week € 702,00
- 03/11/14 t/m 27/12/15 60 weken 1,5 uur a € 8,50 per week € 810,00
- 2016 tot en met 2025 (75e levensjaar) € 650,00 € 9.963,40
Conform de richtlijn maakt [eiseres hoofdzaak] aanspraak op schadevergoeding in verband met de beperkte belastbaarheid van haar schouder en haar verlies van arbeidsvermogen. Weliswaar neemt haar echtgenoot een deel van de huishoudelijke taken over maar dat sluit een aanspraak op die vergoeding niet uit. Op basis van de richtlijn is het gebruikelijk een abstracte schadevergoeding toe te kennen voor de verleende mantelzorg. Ingevolge de richtlijn kan zij tot en met 2014 aanspraak maken op een vergoeding van € 8,50 per uur. Na 2014 is dat bedrag vastgesteld op € 9,00 per uur. Indien gebruik zou zijn gemaakt van externe hulp zou het bedrag aan schadevergoeding aanmerkelijk hoger uitvallen. In het overzicht fluctueren de uren waarvan vergoeding wordt gevorderd in enige mate. Dit is het gevolg van de verschillende operaties die [eiseres hoofdzaak] heeft moeten ondergaan. In de periode na de operaties was [eiseres hoofdzaak] in sterkere mate aangewezen op mantelzorg. Na herstel van de operatie is zij er in geslaagd steeds meer werkzaamheden zelf te verrichten. Als gevolg van de blijvende beperking is zij thans nog aangewezen op 1,5 uur mantelzorg per week. Die berekening is gezien haar beperking reëel. Deze 1,5 uur ziet met name op het niet zelf kunnen verrichten van zwaarder huishoudelijk werk (ramenlappen, stofzuigen).
3.2.4.
Het letsel en de daaruit voortvloeiende beperkingen rechtvaardigen een passende immateriële schadevergoeding. Op basis van de ernst van het letsel en de thans resterende beperkingen acht [eiseres hoofdzaak] een bedrag van € 7.500,00 als voorschot op het smartengeld voor toewijzing vatbaar.
3.2.5.
[eiseres hoofdzaak] vordert te verklaren voor recht dat [gedaagden hoofdzaak, eisers vrijwaring] . hoofdelijk aansprakelijk zijn voor door haar ten gevolge van het ongeval geleden en te lijden schade. Voorts vordert zij hen hoofdelijk te veroordelen tot een vergoeding van de door haar geleden materiële en immateriële schade. Daarnaast vordert zij voor wat betreft eventuele bijkomende toekomstige schade te verklaren voor recht dat materiële en immateriële schade nader zal worden opgemaakt bij staat en vereffend volgens de wet. Bij de onderhavige schadeberekening is geen rekening gehouden met de kwade kans dat de schouderfunctie in de toekomst kan verslechteren.
3.3.
[gedaagden hoofdzaak, eisers vrijwaring] . hebben het volgende verweer gevoerd.
3.3.1.
[gedaagden hoofdzaak, eisers vrijwaring] . betwisten de door [eiseres hoofdzaak] gestelde toedracht van het ongeval. [gedaagde 1 hoofdzaak, eiser 1 vrijwaring] is er getuige van geweest dat [minderjarige dochter] van achteren door [eiseres hoofdzaak] is aangereden terwijl zij met de fiets aan de hand over de parallelweg liep. [eiseres hoofdzaak] reed tegen de fiets en het been van [minderjarige dochter] . Een zekere [naam verkoper hond] - hij stond naast [gedaagde 1 hoofdzaak, eiser 1 vrijwaring] op de oprit - kan dat bevestigen. [naam verkoper hond] kwam niet opdagen bij het getuigenverhoor. Hij zal niet eenvoudig te traceren zijn, want [gedaagde 1 hoofdzaak, eiser 1 vrijwaring] is door hem opgelicht (ter zake de verkoop van een hond). Het ongeval en de gevolgen ervan zijn in overwegende mate te wijten aan [eiseres hoofdzaak] en de gevolgen ervan horen derhalve voor haar rekening te blijven. [gedaagden hoofdzaak, eisers vrijwaring] . beroepen zich op eigen schuld van [eiseres hoofdzaak] .
[gedaagden hoofdzaak, eisers vrijwaring] . betwisten dat in de woning van [eiseres hoofdzaak] door [gedaagde 1 hoofdzaak, eiser 1 vrijwaring] is verklaard dat hij ‘de vader van de dader was’. [gedaagden hoofdzaak, eisers vrijwaring] . betwisten voorts dat [gedaagde 1 hoofdzaak, eiser 1 vrijwaring] aan de heer [naam werkgever] (manager van de supermarkt en werkgever van [eiseres hoofdzaak] ) heeft verklaard dat zijn dochter verantwoordelijk was voor het letsel van [eiseres hoofdzaak] . In de verklaringen van [naam supermarktondernemer] , [naam werkgever] en het echtpaar [naam] worden de feiten verdraaid. [gedaagden hoofdzaak, eisers vrijwaring] . betwisten de inhoud van deze verklaringen. Ook de dochter [minderjarige dochter] kan een en ander verklaren.
3.3.2.
[eiseres hoofdzaak] heeft de gevorderde schade onvoldoende onderbouwd. Niet duidelijk is of de gestelde gebreken het gevolg zijn van het ongeval dat zich op 27 augustus 2012 heeft voorgedaan of dat sprake is van letsel door een ander ongeval. [gedaagden hoofdzaak, eisers vrijwaring] . betwisten de gevorderde schade met betrekking tot de huishoudelijke hulp, de kosten van derden (verplaatste schade) en de immateriële schade. Niet gebleken is van zodanige beperkingen dat [eiseres hoofdzaak] voor de uitvoering van (een deel van) haar huishoudelijke taken is aangewezen op mantelzorg. Zo er al sprake is van enige beperking dan kan haar echtgenoot deze huishoudelijke taken op zich nemen. De rolverdeling voor wat betreft de uitvoering van de huishoudelijke taken is onderbelicht gebleven. De gevorderde vergoeding voor het opnemen van vrije dagen door de echtgenoot van [eiseres hoofdzaak] dient te worden afgewezen omdat die vergoeding reeds in de gevorderde vergoeding voor huishoudelijke hulp ligt besloten. [gedaagden hoofdzaak, eisers vrijwaring] . betwisten dat [eiseres hoofdzaak] immateriële schade heeft geleden. Zij betwisten voorts de hoogte van de gestelde immateriële schade.
De gevorderde reiskosten, de medische kosten en de overige kosten worden niet betwist.
in de vrijwaringszaak
3.4.
[gedaagden hoofdzaak, eisers vrijwaring] . vorderen - samengevat - dat [gedaagde vrijwaring] wordt veroordeeld om aan [gedaagden hoofdzaak, eisers vrijwaring] . te betalen al hetgeen waartoe [gedaagden hoofdzaak, eisers vrijwaring] . in de hoofdzaak mochten worden veroordeeld, inclusief de proceskosten van de hoofdzaak, met veroordeling van [gedaagde vrijwaring] in de kosten van de vrijwaring.
3.5.
[gedaagde vrijwaring] voert verweer.
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4De beoordeling
in de hoofdzaak
Aansprakelijkheid
4.1.
Partijen zijn in de kern verdeeld over de toedracht van het ongeval dat zich op 27 augustus 2012 ter hoogte van huisnummer [nummer] op een rijbaan die parallel loopt langs de [straatnaam] te [woonplaats] tussen [eiseres hoofdzaak] en [minderjarige dochter] heeft voorgedaan. [eiseres hoofdzaak] stelt dat zij over de paralelbaan langs de [straatnaam] fietste en dat [minderjarige dochter] vanaf de oprit van een woning plotseling de weg op kwam gefietst waarna een aanrijding onvermijdelijk was. [gedaagden hoofdzaak, eisers vrijwaring] . voeren aan dat [eiseres hoofdzaak] al fietsend [minderjarige dochter] van achteren heeft aangereden terwijl zij met de fiets aan de hand over de paralelweg liep.
4.2.
De rechtbank is van oordeel dat ingevolge de hoofdregel van artikel 150 Rv op [eiseres hoofdzaak] de bewijslast rust met betrekking tot het door haar gestelde onrechtmatig handelen van [minderjarige dochter] . Voor het bewijs van de door [eiseres hoofdzaak] gestelde toedracht van het ongeval zijn de verschillende getuigenverklaringen van doorslaggevend belang.
4.3.
De rechtbank overweegt dienaangaande het volgende. De stelling van [eiseres hoofdzaak] dat [minderjarige dochter] komende vanaf de oprit plotseling de parallelbaan op is gefietst en een aanrijding met haar heeft veroorzaakt, vindt steun in de verklaringen van [eiseres hoofdzaak] en die van haar echtgenoot. Aan de verklaring van partijgetuige [eiseres hoofdzaak] komt op grond van artikel 164 lid 2 Rv slechts beperkte bewijskracht toe. De rechtbank overweegt dat een door een partijgetuige afgelegde verklaring enkel als bewijs in haar voordeel kan werken, indien deze verklaring worden ondersteund door voldoende sterk steunbewijs. De verklaringen van [eiseres hoofdzaak] wordt ondersteund door de verklaring van haar echtgenoot, die bij het ongeval aanwezig was. In beide verklaringen wordt er gewag van gemaakt dat [minderjarige dochter] komende vanaf een oprit de parallelbaan is opgereden waar zij met de fietsende [eiseres hoofdzaak] in aanraking is gekomen. Naar het oordeel van de rechtbank is ook overigens sprake van zodanig sterk en op essentiële punten betreffend steunbewijs, dat de verklaringen van [eiseres hoofdzaak] en die van haar echtgenoot geloofwaardig moeten worden geacht. Uit de verklaringen van [naam] en [naam zus] , zwager en zus van [eiseres hoofdzaak] , volgt dat [gedaagde 1 hoofdzaak, eiser 1 vrijwaring] zich enkele dagen na het ongeval aan hen als “de vader van de dader” heeft gepresenteerd. Uit verklaringen van [naam werkgever] (werkgever van [eiseres hoofdzaak] ) en [naam supermarktondernemer] , ondernemer, volgt dat [gedaagde 1 hoofdzaak, eiser 1 vrijwaring] tijdens zijn bezoek aan de supermarkt aan hen heeft medegedeeld dat zijn dochter [minderjarige dochter] komende vanaf de oprit [eiseres hoofdzaak] heeft aangereden en dat hij zijn excuses aan hen heeft gemaakt voor het feit dat [minderjarige dochter] [eiseres hoofdzaak] (medewerkster van de supermarkt) “in de Ziektewet heeft gereden”.
4.4.
In het licht van de hiervoor aangehaalde overtuigende verklaringen acht de rechtbank de verklaring van [gedaagde 1 hoofdzaak, eiser 1 vrijwaring] dat [minderjarige dochter] zich lopend met de fiets aan haar hand op de rijbaan bevond toen zij door [eiseres hoofdzaak] van achteren werd aangereden niet geloofwaardig. [gedaagde 1 hoofdzaak, eiser 1 vrijwaring] heeft weliswaar verklaard dat een zekere [naam verkoper hond] die lezing zou kunnen bevestigen maar deze getuige is niet bij het voorlopig getuigenverhoor verschenen terwijl - zo volgt uit de eigen stellingen van [gedaagden hoofdzaak, eisers vrijwaring] . - het niet eenvoudig zal zijn hem te traceren. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het verweer van [gedaagden hoofdzaak, eisers vrijwaring] . als onvoldoende onderbouwd dient te worden verworpen. Voor zover [gedaagden hoofdzaak, eisers vrijwaring] . heeft aangeboden bewijs te leveren door het horen van [minderjarige dochter] overweegt de rechtbank dat dit tardief is, immers niet valt in te zien dat zij niet reeds in het kader van het voorlopig getuigenverhoor had kunnen worden gehoord. Overigens acht de rechtbank het gelet op alle reeds afgelegde verklaringen erg belastend voor [minderjarige dochter] , die nog minderjarig is, om een verklaring af te leggen. Aan (tegen)bewijslevering wordt dan ook niet toegekomen. Dit betekent dat rechtens vast staat dat [minderjarige dochter] komende van de oprit de rijbaan is opgereden alwaar zij de aanrijding met [eiseres hoofdzaak] - die zij voorrang had dienen te verlenen - heeft veroorzaakt. De rechtbank concludeert dat de toen negenjarige [minderjarige dochter] een aan haar toerekenbare onrechtmatige daad jegens [eiseres hoofdzaak] heeft gepleegd, zodat [gedaagden hoofdzaak, eisers vrijwaring] . op de voet van het bepaalde in artikel 6:162 BW juncto 6:169 BW verplicht zijn daaruit voortvloeiende schade aan [eiseres hoofdzaak] te vergoeden.
Causaal verband
4.5.
Uit de overgelegde medische rapportage van [naam orthopedisch chirurg] volgt dat [eiseres hoofdzaak] zich direct na het ongeval onder medische behandeling heeft moeten laten stellen in het ziekenhuis te [woonplaats] alwaar een schouderfractuur is geconstateerd. Uit de medische rapportage volgt voorts dat de thans door [eiseres hoofdzaak] ondervonden beperkte belastbaarheid/functionaliteit van haar schouder het gevolg is van het ongeval op 27 augustus 2012. Hiermee staat het causaal verband tussen het ongeval en de letselschade vast.
Eigen schuld
4.6.
De rechtbank verwerpt het beroep van [gedaagden hoofdzaak, eisers vrijwaring] . op eigen schuld. Niet gemotiveerd gesteld of gebleken is dat schade die [eiseres hoofdzaak] stelt te hebben geleden het gevolg is van omstandigheden die aan haar moeten worden toegerekend.
Materiële schade
4.7.
De gevorderde reiskosten (€ 622,92), medische kosten (€ 2.262,91) en overige kosten (€ 591,25) zijn niet betwist. Deze bedragen liggen derhalve voor toewijzing gereed.
4.8.
Om de vorderingen van [eiseres hoofdzaak] betreffende huishoudelijke hulp te kunnen begroten, is noodzakelijk vast te stellen wat de behoefte van [eiseres hoofdzaak] is aan huishoudelijke hulp en hulp bij het onderhoud van haar huis en tuin. Als die behoefte is vastgesteld, dient vervolgens te worden vastgesteld welke kosten gemoeid zijn met de vastgestelde behoefte aan hulp. Partijen verschillen zowel van mening over de vraag wat de omvang is van de behoefte aan hulp als over de vraag welke kosten daarmee zijn gemoeid. Stelplicht en bewijslast ten aanzien van de behoefte en de kosten van de hulp rusten op [eiseres hoofdzaak] .
4.9.
Vastgesteld kan worden dat [eiseres hoofdzaak] geen betaling vordert van de bedragen die zij daadwerkelijk heeft betaald aan derden die huishoudelijke hulp aan haar hebben verleend en/of hebben geholpen met het onderhoud van haar huis en tuin. Indien de door haar geleden schade vanwege huishoudelijke hulp en verlies zelfwerkzaamheid concreet zou worden begroot, zou dan ook geen schadebedrag kunnen worden vastgesteld. [eiseres hoofdzaak] opteert dan ook voor abstracte schadevergoeding en zoekt voor wat betreft de hoogte ervan aansluiting bij de Letselschade Richtlijn Huishoudelijke Hulp. [gedaagden hoofdzaak, eisers vrijwaring] . verzetten zich op zichzelf niet tegen deze wijze van begroting van de schade. Gelet op de rechtspraak van de Hoge Raad over de schade vanwege de kosten van huishoudelijke hulp (vgl. onder meer Hoge Raad 5 december 2008, ECLI:NL:HR:2008:BE9998), komen de kosten van huishoudelijke hulp voor vergoeding in aanmerking voor zover het gaat om werkzaamheden waarvan het in de situatie waarin de benadeelde verkeert normaal en gebruikelijk is dat zij worden verricht door professionele, voor hun diensten gehonoreerde hulpverleners. Dat is niet anders indien de werkzaamheden in werkelijkheid zijn verricht door personen (lees: de echtgenoot van [eiseres hoofdzaak] ) die daarvoor geen kosten in rekening (kunnen) brengen. De schade wordt dan begroot op maximaal het bedrag dat in rekening was gebracht indien wel professionele hulp zou zijn verleend.
4.10.
Uit de in het geding gebrachte verklaringen volgt dat de echtgenoot van [eiseres hoofdzaak] een fulltime baan als regiomanager vervult terwijl [eiseres hoofdzaak] een parttime functie van 17 uur per week in de supermarkt heeft. Onder die omstandigheden dient er in rechte van worden uitgegaan dat de uitvoering van de huishoudelijke taken tot de dag van het ongeval in belangrijke mate door [eiseres hoofdzaak] zullen zijn verricht. Als gevolg van het ongeval heeft [eiseres hoofdzaak] schouderletsel opgelopen en is zij operatief behandeld. Dat zij direct na het ongeval en de operatieve ingrepen zeer beperkt was in de uitoefening van die huishoudelijke taken volgt genoegzaam uit de aard en ernst van het letsel.
Uit de overgelegde medische rapportage van fysiotherapeut [naam fysiotherapeut] en manueel therapeut [naam manueel therapeut] volgt voorts dat dat de schouder van [eiseres hoofdzaak] goed is hersteld maar dat sprake is van krachtsverlies en een blijvende beperking van de functionaliteit van 15 %. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uitgaande van deze eigen verklaring van [eiseres hoofdzaak] , afgezet tegen de vast staande medische beperkingen genoegzaam dat [eiseres hoofdzaak] 1,5 uur per week hulp nodig heeft voor de uitvoering van het zwaardere huishoudelijke werk. De dientengevolge te lijden schade heeft [eiseres hoofdzaak] conform de normbedragen die zijn bepaald in de Letselschade Richtlijn Huishoudelijk Hulp begroot. [eiseres hoofdzaak] hanteert daarbij een eindleeftijd van 75 jaar.
Voor zover echter aangenomen moet worden dat [eiseres hoofdzaak] het huishoudelijk werk zelf was blijven doen, is de rechtbank van oordeel dat de gehanteerde eindleeftijd van 75 jaar in acht dient te worden genomen (vergelijk rechtbank ’s-Hertogenbosch, 16 februari 2011 (ECLI:NL:RBSHE:2011:BP9059)). Vanaf die leeftijd is het niet ongebruikelijk hulp in te schakelen voor zwaarder huishoudelijk werk. Derhalve ligt de voor toewijzing gereed het ter zake gevorderde bedrag van € 16.628,90. De totale materiële schade die voor toewijzing gereed ligt bedraagt derhalve (€ 16.628,90 + € 622,92 + € 2.262,91 + € 591,25) = € 20.105, 98 .
4.11.
De door [eiseres hoofdzaak] gevorderde en [gedaagden hoofdzaak, eisers vrijwaring] . betwiste verplaatste schade (ad € 3.500,00) in verband met het feit dat haar echtgenoot een negental vrije dagen heeft opgenomen in verband met haar persoonlijke verzorging zal worden afgewezen omdat met betrekking tot deze stelling geen stukken zijn overgelegd waaruit een en ander kan blijken.
Immateriële schade
4.12.
Ter vergoeding van immateriële schade heeft [eiseres hoofdzaak] - bij wijze van voorschot - een bedrag van € 7.500,00 gevorderd. De rechtbank stelt vast dat [gedaagden hoofdzaak, eisers vrijwaring] . verweer hebben gevoerd tegen de hoogte van deze vordering.
4.13.
Voor de bepaling van de hoogte van smartengeld zijn omstandigheden van belang als de aard van de aansprakelijkheid, de aard en de ernst van het letsel, de (eventuele) ontwikkeling ervan, de mate waarin betrokkene wordt belemmerd een normaal leven te leiden en de mate waarin betrokkene daaronder lijdt. Vast staat dat [eiseres hoofdzaak] als gevolg van het ongeval letsel heeft opgelopen. De eerste tijd na het ongeval heeft [eiseres hoofdzaak] veel pijn geleden en was zij ernstig beperkt in haar doen en laten. Bovendien volgt uit de medische rapportage dat dat sprake is van krachtsverlies en een blijvende beperking van de functionaliteit van haar schouder van 15 %. De rechtbank neemt bij de bepaling van de hoogte van het toe te kennen smartengeld voorts in aanmerking bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen aan smartengeld hebben toegekend. Op grond van voorgaande acht de rechtbank toewijzing van het gevorderde voorschot van € 7.500,00 aan smartengeld passend.
Rente
4.14.
[eiseres hoofdzaak] vordert tevens de wettelijke rente over genoemde bedragen vanaf de dag der dagvaarding (9 september 2015). De rechtbank stelt vast dat [gedaagden hoofdzaak, eisers vrijwaring] . hiertegen op zichzelf geen verweer heeft gevoerd. De rechtbank zal deze vordering toewijzen nu daartegen geen verweer is gevoerd.
Schadestaatprocedure
4.15.
[eiseres hoofdzaak] vordert ter vaststelling van eventuele bijkomende toekomstige materiële en immateriële schade verwijzing naar de schadestaatprocedure. Voor verwijzing naar de schadestaatprocedure is vereist dat de door [eiseres hoofdzaak] gestelde bijkomende/toekomstige schade voldoende aannemelijk wordt gemaakt. Naar het oordeel van de rechtbank is dat het geval. Uit de verklaring van orthopedisch chirurg [naam orthopedisch chirurg] volgt dat bij het schouderletsel van [eiseres hoofdzaak] een verhoogde kans op een doorbloedingsstoornis van de schouderkop aanwezig is en dat er een verhoogde kans bestaat op het ontstaan van slijtage van het schoudergewricht in de toekomst. In het licht van die verklaring acht de rechtbank deze toekomstige schade voldoende aannemelijk. De gevorderde verwijzing naar de schadestaatprocedure zal derhalve worden toegewezen.
Proceskosten
4.16.
[gedaagden hoofdzaak, eisers vrijwaring] . zullen als de in overwegende mate in het ongelijk gestelde partij hoofdelijk in de proceskosten in de hoofdzaak en in het vrijwaringsincident worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiseres hoofdzaak] worden begroot op:
- dagvaarding € 96,50
- vast recht 876,00
- salaris advocaat 1.610,00 (2 punten × tarief € 579,00 en 1 punt x € 452,00)
Totaal € 2.582,50
in de vrijwaringszaak
4.17.
In deze vrijwaringsprocedure vorderen [gedaagden hoofdzaak, eisers vrijwaring] . [gedaagde vrijwaring] te veroordelen tot betaling van al hetgeen waartoe zij in de hoofdzaak jegens [eiseres hoofdzaak] veroordeeld mochten worden. Aan deze vordering hebben [gedaagden hoofdzaak, eisers vrijwaring] . het volgende ten grondslag gelegd: (1) [gedaagde vrijwaring] heeft op of omstreeks 23 juli 2012 niet voldaan aan de opdracht van [gedaagden hoofdzaak, eisers vrijwaring] . om een aansprakelijkheidsverzekering ten behoeve van het gezin tot stand te brengen en (2) [gedaagde vrijwaring] heeft bij contacten met [gedaagden hoofdzaak, eisers vrijwaring] . niet voldaan aan de op hem rustende verplichting een bij de persoonlijke situatie van [gedaagden hoofdzaak, eisers vrijwaring] . passende verzekering te adviseren.
4.18.
Het meest verstrekkende verweer is het beroep dat [gedaagde vrijwaring] heeft gedaan op de schending van de in artikel 6:89 BW geregelde klachtplicht, die zich - zo oordeelt de rechtbank - ook in gevallen als het onderhavige doet gelden (vergelijk Hoge Raad 11 juni 2010, LJN BL8297). Op [gedaagden hoofdzaak, eisers vrijwaring] . rust in verband met het bepaalde in dat artikel de verplichting om te stellen, en bij gemotiveerde betwisting te bewijzen, op welk moment zij op een voor [gedaagde vrijwaring] kenbare wijze hebben geklaagd over de schending van de zorgplicht. Het antwoord op de vraag of zij dat tijdig hebben gedaan, is afhankelijk van alle omstandigheden van het geval (HR 23-11-2007, LJN: BB3733 en HR 8 februari 2013, LJN BY4600). Daartoe behoren onder meer de aard en inhoud van de rechtsverhouding, de aard en inhoud van de betrokken prestatie en de aard van het gestelde gebrek.
Op grond van artikel 6:89 BW gaat de klachttermijn pas lopen op het moment dat [gedaagden hoofdzaak, eisers vrijwaring] . deze schendingen van de op [gedaagde vrijwaring] rustende verplichtingen redelijkerwijs had moeten ontdekken. Daarover, en over de vraag of zij vervolgens tijdig hebben geklaagd, oordeelt de rechtbank als volgt.
4.19.
Vast staat dat [gedaagden hoofdzaak, eisers vrijwaring] ., als wettelijk vertegenwoordigers van hun minderjarige dochter [minderjarige dochter] , bij brief van 4 september 2012 aansprakelijk zijn gesteld voor door [eiseres hoofdzaak] op 27 augustus 2012 geleden schade als gevolg van haar aanrijding met [minderjarige dochter] . Onweersproken gebleven is voorts dat [gedaagden hoofdzaak, eisers vrijwaring] . zich kort na het ongeval op of omstreeks 3 september 2012 tot [gedaagde vrijwaring] hebben gewend met het verzoek een aansprakelijkheidsverzekering voor het gezin te bewerkstelligen. De conclusie moet daarom luiden dat de klachttermijn is gaan lopen op het moment dat [gedaagden hoofdzaak, eisers vrijwaring] er op of omstreeks 3 september 2012 op de hoogte van zijn geraakt dat zij niet verzekerd waren voor de schade waarvoor [eiseres hoofdzaak] hen aansprakelijk heeft gesteld.
4.20.
In het licht van de hiervoor geschetste uitgangspunten komt de klacht die [gedaagde 1 hoofdzaak, eiser 1 vrijwaring] op 15 oktober 2015 heeft gedaan te laat. Vanwege het tijdsverloop vanaf begin september 2012 heeft [gedaagde vrijwaring] nadeel geleden omdat hij in zijn bewijspositie is geschaad. Ten eerste wordt het door het verstrijken van de tijd immers moeilijk voor [gedaagde vrijwaring] om zich de gang van zaken ten aanzien van de contacten tussen hem en [gedaagden hoofdzaak, eisers vrijwaring] . exact te herinneren; ten tweede is aannemelijk dat [gedaagde vrijwaring] na verloop van meer dan drie jaar sinds 23 juli 2012 (het moment waarop de autoverzekering tot stand kwam) niet meer beschikt (of hoeft te beschikken) over daartoe gevoerde e-mailcorrespondentie en/of app-berichten.
Onder randnummer 10 van de dagvaarding stellen [gedaagden hoofdzaak, eisers vrijwaring] . weliswaar dat zij naast de schriftelijke door hen op 15 oktober 2015 geuite klacht [gedaagde vrijwaring] ook mondeling aansprakelijk hebben gesteld, maar niet gemotiveerd is toegelicht wanneer dit zou hebben plaatsgevonden en welke verwijten [gedaagde vrijwaring] op dat moment concreet zijn gemaakt. Gezien de gemotiveerde betwisting door [gedaagde vrijwaring] had het op de weg van [gedaagden hoofdzaak, eisers vrijwaring] . gelegen hun stellingen dienaangaande nader te adstrueren. [gedaagden hoofdzaak, eisers vrijwaring] . hebben naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende gesteld om in het bewijs van de beweerdelijke mondelinge ingebrekestelling te worden toegelaten. Dat betekent dat het beroep op schending van de klachtplicht moet worden gehonoreerd. Het is de rechtbank niet gebleken van feiten of omstandigheden die meebrengen dat een dergelijke conclusie naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn. De vordering zal derhalve worden afgewezen. Rechtbank Noord-Nederland 24 mei 2017, ECLI:NL:RBNNE:2017:5303