Overslaan en naar de inhoud gaan

GHSHE 251022 Toekenning van shockschade moeder na identificatie zoon in mortuarium

GHSHE 251022 Toekenning van shockschade moeder na identificatie zoon in mortuarium

In vervolg op:
GHSHE 170522 hoger beroep ex 421 lid 4 SV; toekenning shockschade vader na identificatie in mortuarium; bewijsopdracht tzv schockschade broer
- afwijzing affectieschade broer en zus;
- artikel 36f Sr staat geen schadevergoedingsmaatregel toe in civiele procedure

2
De motivering van de beslissing in hoger beroep

2.1.
Bij tussenarrest van 17 mei 2022 is [appellant 2] in de gelegenheid gesteld om aan te tonen dat bij haar psychisch letsel is ontstaan als gevolg van de confrontatie met het letsel van [persoon A]. Bij hetzelfde tussenarrest is [appellant 3] in de gelegenheid gesteld om het causaal verband tussen zijn psychisch letsel, de PTSS, en de confrontatie met het letsel van [persoon A] aan te tonen.

Vordering van [appellant 2]

2.2.
[appellant 2] heeft een verklaring van haar huisarts overgelegd waarin wordt verklaard dat [appellant 2] “langdurig en veelvuldig onder behandeling is ivm stemmingsstoornissen en posttraumische stressstoornis als gevolg van gebeurtenissen maart 2020 en indentificatie van haar zoon”. Het hof is van oordeel dat [appellant 2] hiermee voldoende heeft bewezen dat bij haar psychisch letsel is ontstaan als gevolg van de confrontatie met het letsel van [persoon A]. Hiervoor is niet noodzakelijk dat een psychische stoornis door een psycholoog is vastgesteld, zoals [geïntimeerde] onterecht stelt (Hoge Raad 28 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:958); een verklaring van een huisarts kan ook voldoende zijn.

2.3.
Het hof zal, met verwijzing naar r.o. 2.9 van het tussenarrest van 17 mei 2022, de vordering tot betaling van shockschade van € 15.000,00 daarom alsnog toewijzen. De gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 19 maart 2020 zal als onbetwist en op de wet gebaseerd worden toegewezen. [appellant 2] vordert tevens dat wordt beslist dat de schadevergoedingsmaatregel wordt toegepast bij de betaling van de nog niet toegewezen bedragen. Het hof begrijpt dat hiermee een beroep wordt gedaan op artikel 36f Sr. Uit dit artikel volgt echter dat een dergelijke maatregel niet kan worden opgelegd in een civiele procedure. Deze vordering zal daarom worden afgewezen.

Vordering van [appellant 3]

2.4.
[appellant 3] heeft geen nadere stukken in het geding gebracht. Hij stelt dat zijn GZ-psycholoog nog geen aanvullende verklaring heeft kunnen verstrekken en hij ook geen ander bewijsmiddel voorhanden heeft om het causaal verband tussen zijn psychisch letsel en de confrontatie met het letsel van [persoon A] aan te tonen. [appellant 3] heeft daarbij niet aangegeven dat en wanneer hij daarover wel zou kunnen beschikken en heeft ook niet gevraagd om uitstel. Het causaal verband tussen zijn psychisch letsel, de PTSS, en de confrontatie met het letsel van [persoon A] is dus niet aangetoond. De vordering van [appellant 3] tot betaling van shockschade zal daarom niet alsnog worden toegewezen. ECLI:NL:GHSHE:2022:3691