Rb Leeuwarden 060208 vordering van cliënt op aansprakelijkheidsverzekeraar advocaat is verjaard
- Meer over dit onderwerp:
Rb Leeuwarden 060208 vordering van cliënt op aansprakelijkheidsverzekeraar advocaat is verjaard
4.1. Mr. [x] heeft de verjaringstermijn van de door [eiseres] op Meubelfabriek Oisterwijk gestelde vordering laten verstrijken. Deze omstandigheid leidt in beginsel tot een verplichting van mr. [x] tot vergoeding van de door [eiseres] geleden schade. Mr. [x] heeft echter beroep gedaan op verjaring van de rechtsvordering van [eiseres].
[eiseres] heeft dit beroep op verjaring betwist. Volgens haar blijkt uit producties 43, 44 en 47 bij dagvaarding dat zij in onderhandeling was met de verzekeraar van mr. [x], dat zij zich haar recht op nakoming uitdrukkelijk voorbehield en dat uit de antwoorden namens de verzekeraar bleek dat deze namens en in overleg met mr. [x] sprak.
De enkele omstandigheid dat [eiseres] in onderhandeling was met de verzekeraar van mr. [x] is niet voldoende voor stuiting van de verjaring. Dit is door de Hoge Raad bij herhaling bevestigd. Zie onder andere HR 1 februari 2002, NJ 2002, 195. Ook ingeval partijen in onderhandeling zijn, geldt nog steeds dat voor stuiting van de verjaring een schriftelijke aanmaning of een schriftelijke verklaring is vereist waarin de schuldenaar zich ondubbelzinnig zijn recht op nakoming voorbehoudt.
De hierboven genoemde brieven waarop [eiseres] zich beroept kunnen naar het oordeel van de rechtbank niet als stuitingshandelingen worden aangemerkt. Enerzijds omdat daaruit onvoldoende blijkt dat [eiseres] zich het recht op nakoming voorbehield en anderzijds omdat de brieven zijn gericht aan de verzekeraar van mr. [x] en niet rechtstreeks aan hem zelf. Dat de verzekeraar namens en in overleg met mr. [x] sprak maakt dit niet anders.
De vordering van [eiseres] moet daarom worden afgewezen.
4.2. Ten overvloede overweegt de rechtbank nog het volgende. Als veronderstellenderwijs wordt aangenomen dat de vordering van [eiseres] op mr. [x] niet zou zijn verjaard heeft het volgende te gelden. Het door [eiseres] gevorderde bedrag van € 11.344,50 (de helft van fl. 50.000,--) is gebaseerd op de brief van mr. [x] van 6 januari 1998. Mr. [x] heeft bij conclusie van antwoord en ter comparitie over het bedrag verklaard dat het enkel was bedoeld om de verzekeraar tot vergoeding van een bedrag te bewegen maar dat het bedrag als zodanig nergens op was gebaseerd. [eiseres] had – mede gezien de betwisting zijdens mr. [x] – niet kunnen volstaan met het overnemen van het in de brief van 6 januari 1998 genoemde bedrag en de door haar gestelde schade middels verifieerbare gegevens dienen te onderbouwen. Nu een concrete onderbouwing van de vordering zijdens [eiseres] ontbreekt had de vordering ook hierom moeten worden afgewezen. LJN BC6058
4.1. Mr. [x] heeft de verjaringstermijn van de door [eiseres] op Meubelfabriek Oisterwijk gestelde vordering laten verstrijken. Deze omstandigheid leidt in beginsel tot een verplichting van mr. [x] tot vergoeding van de door [eiseres] geleden schade. Mr. [x] heeft echter beroep gedaan op verjaring van de rechtsvordering van [eiseres].
[eiseres] heeft dit beroep op verjaring betwist. Volgens haar blijkt uit producties 43, 44 en 47 bij dagvaarding dat zij in onderhandeling was met de verzekeraar van mr. [x], dat zij zich haar recht op nakoming uitdrukkelijk voorbehield en dat uit de antwoorden namens de verzekeraar bleek dat deze namens en in overleg met mr. [x] sprak.
De enkele omstandigheid dat [eiseres] in onderhandeling was met de verzekeraar van mr. [x] is niet voldoende voor stuiting van de verjaring. Dit is door de Hoge Raad bij herhaling bevestigd. Zie onder andere HR 1 februari 2002, NJ 2002, 195. Ook ingeval partijen in onderhandeling zijn, geldt nog steeds dat voor stuiting van de verjaring een schriftelijke aanmaning of een schriftelijke verklaring is vereist waarin de schuldenaar zich ondubbelzinnig zijn recht op nakoming voorbehoudt.
De hierboven genoemde brieven waarop [eiseres] zich beroept kunnen naar het oordeel van de rechtbank niet als stuitingshandelingen worden aangemerkt. Enerzijds omdat daaruit onvoldoende blijkt dat [eiseres] zich het recht op nakoming voorbehield en anderzijds omdat de brieven zijn gericht aan de verzekeraar van mr. [x] en niet rechtstreeks aan hem zelf. Dat de verzekeraar namens en in overleg met mr. [x] sprak maakt dit niet anders.
De vordering van [eiseres] moet daarom worden afgewezen.
4.2. Ten overvloede overweegt de rechtbank nog het volgende. Als veronderstellenderwijs wordt aangenomen dat de vordering van [eiseres] op mr. [x] niet zou zijn verjaard heeft het volgende te gelden. Het door [eiseres] gevorderde bedrag van € 11.344,50 (de helft van fl. 50.000,--) is gebaseerd op de brief van mr. [x] van 6 januari 1998. Mr. [x] heeft bij conclusie van antwoord en ter comparitie over het bedrag verklaard dat het enkel was bedoeld om de verzekeraar tot vergoeding van een bedrag te bewegen maar dat het bedrag als zodanig nergens op was gebaseerd. [eiseres] had – mede gezien de betwisting zijdens mr. [x] – niet kunnen volstaan met het overnemen van het in de brief van 6 januari 1998 genoemde bedrag en de door haar gestelde schade middels verifieerbare gegevens dienen te onderbouwen. Nu een concrete onderbouwing van de vordering zijdens [eiseres] ontbreekt had de vordering ook hierom moeten worden afgewezen. LJN BC6058