Overslaan en naar de inhoud gaan

Hof 's-Hertogenbosch 040214 eigen schuld bromfietser obv verkeersgedrag 60%; ook aan regresnemend ass. komt beroep op billijkheidcorrectie toe

Hof 's-Hertogenbosch 040214 regres; taxibusje remt abrupt; onrechtmatig jegens achteropkomende bromfietser; wel eigen schuld 
- eigen schuld bromfietser obv verkeersgedrag 60%; ook aan regresnemend ass. komt beroep op billijkheidcorrectie toe; 35% eigen schuld

vervolg op: rb-m-burg-030310-achteropaanrijding-bromfietser-botst-op-zonder-verkeersnoodzaak-remmend-taxibusje-invloed-eigen-schuld

7.12.1.
Het hof stelt voorop dat [getuige 1.] in de onderhavige zaak geen partij is. Dit betekent dat het hof bij de beantwoording van de vraag of Menzis een beroep op de billijkheidscorrectie toekomt, uit dient te gaan van de door rechtbank ten opzichte van [getuige 1.] in aanmerking genomen omstandigheden, die op zichzelf door Achmea niet zijn bestreden. Dienaangaande oordeelt het hof als volgt.
7.12.2.
Menzis beroept zich in dit verband op HR 2 juni 1995, NJ 1997, 700-702 en HR 5 december 1997, NJ 1998, 400. Op grond van deze vaste jurisprudentie geldt dat ook een regresnemend verzekeraar een beroep kan doen op de billijkheidscorrectie van artikel 6:101 BW. Daarbij moeten alle relevante omstandigheden van het geval in aanmerking worden genomen, zowel aan de zijde van de bestuurder als aan de zijde van het verkeersslachtoffer. Menzis is van oordeel dat de door de rechtbank ten opzichte van [getuige 1.] in aanmerking genomen omstandigheden ook ten opzichte van haar tot toepassing van de billijkheidscorrectie moeten leiden.
7.12.3.
Voor alle duidelijkheid merkt het hof op dat het in deze zaak niet gaat om de zogenaamde 50 c.q. 100% regel die geldt ingeval van een aanrijding van een voetganger respectievelijk een kind jonger dan 14 jaar. Voor die gevallen heeft de Hoge Raad uitdrukkelijk geoordeeld dat voor deze standaardisering bij regresvorderingen van verzekeraars geen plaats is.
Op grond van het arrest van de Hoge Raad van 5 december 1997, NJ 1998, 400, waarin de Hoge Raad heeft geoordeeld dat de billijkheidscorrectie ook bij een regresvordering mogelijk is en niet is beperkt tot bijzondere omstandigheden, is er naar het oordeel van het hof gelet op de omstandigheden aan de kant van [getuige 1.] hier geen aanleiding om de billijkheidscorrectie ten aanzien van Menzis niet toe te passen. Anders dan Achmea stelt, kan uit HR 24 september 2004, NJ 2005, 466 niet worden afgeleid dat een onderscheid moet worden gemaakt tussen het slachtoffer zelf en zijn ziektekostenverzekeraar. In die zaak was in cassatie namelijk niet geklaagd over het niet toepassen door het hof van de billijkheidscorrectie ten opzichte van de ziektekostenverzekeraar. De Hoge Raad heeft zich daarover in dat arrest dan ook niet uitgelaten.
Menzis heeft derhalve terecht een beroep gedaan op de subjectieve omstandigheden aan de zijde van [getuige 1.], te weten de ernst van het letsel ten gevolge waarvan hij zijn hele leven rolstoelafhankelijk zal zijn, waardoor [getuige 1.] gelet op zijn jeugdige leeftijd zwaar is getroffen. Het hof past ten aanzien van Menzis dezelfde correctie toe als de rechtbank ten aanzien van [getuige 1.] heeft toegepast, dus 25%. Dit betekent dat 65% (40% + 25 %) van de schade voor rekening van [chauffeur van het taxibusje], dus Achmea, komt en 35% ten laste van Menzis blijft.
In zoverre slaagt de grief.
7.12.4.
Voor zover de grief betoogt dat het hof naast de door de rechtbank in aanmerking genomen omstandigheden tevens in aanmerking dient te nemen dat [getuige 1.] een kwetsbare verkeersdeelnemer is, faalt de grief. Dit is immers al verdisconteerd in de omstandigheid dat [getuige 1.] als bromfietser een veel groter risico liep op aanzienlijke schade, dus kort gezegd de ernst van het letsel.ECLI:NL:GHSHE:2014:206