Rb Utrecht 170811 oordeel over diverse weren tegen nota's mr. X; deel 2; gevorderd 10.000; toegewezen 4100,06; invloed van slachtoffer ontvangen "succes fee"
- Meer over dit onderwerp:
Rb Utrecht 170811 oordeel over diverse weren tegen nota's mr. X; deel 2; gevorderd 10.000; toegewezen 4100,06; invloed van slachtoffer ontvangen "succes fee"
2. De feiten
2.1. X heeft als advocaat in 2001 een letselschadezaak in behandeling gekregen van [A] (hierna: [A]), welke zaak was gericht tegen haar voormalige huisarts, [B]. Door nalatigheid van [B] zou [A] een herseninfarct hebben gekregen. VvAA was de aansprakelijkheidsverzekeraar van [B].
2.2. VvAA heeft aansprakelijkheid erkend voor het verwaarlozen door [B] van de hypertensie (hoge bloeddruk) van [A]. Met betrekking tot het ontstaan van het herseninfarct stelt VvAA echter dat er meer schadeoorzaken zijn aan te wijzen, zoals onder meer roken en diabetes. Partijen zijn niet tot overeenstemming gekomen over de hoogte van de schade. Op 19 februari 2007 heeft VvAA ten behoeve van [A] een bedrag overgemaakt van € 10.000,-- ter zake van schade en € 5.000,-- ter zake van buitengerechtelijke kosten.
[A] heeft voorts aan X een bedrag betaald “wegens succesfee” van € 2.970,--inclusief BTW.
X heeft aan VvAA twee declaraties op naam van [A] toegezonden ten bedrage van € 9.555,96 respectievelijk € 4.307,48, in totaal derhalve € 13.863,44. In deze declaraties zijn bedragen verwerkt van door X ingeschakelde deskundigen ten bedrage van € 1.268,94 en € 1.002,33, in totaal dus € 2.271,27.
Na aftrek van het door VvAA betaalde bedrag van € 5.000,--, is van deze declaraties een bedrag van € 8.863,44 onbetaald gelaten.
Rond mei 2007 heeft [A] zich tot een andere rechtshulpverlener gewend.
[A] heeft (het restant van) haar vorderingsrecht op VvAA ter zake van de kosten van de door X verleende rechtsbijstand ad € 8.863,44 in november 2007 aan X gecedeerd.
3. Het geschil en de beoordeling daarvan
3.1. X vordert veroordeling van VvAA om aan haar te betalen een bedrag van € 5.000,--, met veroordeling van VvAA in de proceskosten.
3.2. X legt aan haar vordering het volgende ten grondslag.
Ten onrechte heeft VvAA een bedrag van € 8.863,44 ter zake van de aan haar gecedeerde declaraties onbetaald gelaten. X beperkt haar vordering tot € 5.000,--. Zij baseert haar vordering op de artikelen 6:96 lid 2 en 7:954 BW. Volgens haar is aan de dubbele redelijkheidstoets voldaan.
3.3. VvAA heeft vele verweren gevoerd. Voor zover van belang zal de kantonrechter in het navolgende daarop ingaan.
3.4. VvAA heeft onder meer aangevoerd dat de verhouding tussen de kosten van rechtsbijstand en het onderliggende belang een belangrijke toetsingsfactor is, en dat het inmiddels door haar betaalde bedrag deze toetsing kan doorstaan.
De kantonrechter overweegt dienaangaande het volgende.
Als vergoeding voor zijn werkzaamheden heeft X van [A] ontvangen € 2.970,-- aan “succesfee” en van VvAA € 5.000, aan buitengerechtelijke kosten, in totaal dus € 7.970, , te verminderen met de door hem betaalde deskundigen ad € 2.271,27, zodat als vergoeding voor zijn werkzaamheden resteert € 5.698,73. Gelet op het door X ten behoeve van [A] geïncasseerde bedrag van € 10.000,-- acht de kantonrechter dit bedrag een redelijke vergoeding voor de door haar verrichte werkzaamheden. X heeft weliswaar nog gesteld dat het potentiële belang van de zaak veel groter is dan € 100.000, , maar X heeft deze stelling onvoldoende gemotiveerd. VvAA heeft immers inhoudelijk betwist dat alle eventueel geleden schade is toe te rekenen aan het handelen van [B]. X heeft daartegen ingebracht dat op grond van de causaliteitsleer [B] (en dus VvAA) voor de volledige schade van [A] dient op te komen, ook indien andere artsen later aan die schade hebben bijgedragen. De kantonrechter gaat daar echter aan voorbij, nu dit standpunt behoudens bijzondere omstandigheden onjuist is, en X dergelijke bijzondere omstandigheden niet heeft gesteld.
Op grond van de stellingen van X is thans onvoldoende aannemelijk dat een relevante nadere schadevergoeding met betrekking tot het nalaten van [B] zal volgen. Mocht dat op enig moment wel het geval blijken te zijn, dan zal moeten worden aangenomen dat zulks het gevolg is geweest van de inspanningen van de rechtshulpverlener(s) die [A] heeft ingeschakeld nadat zij de overeenkomst met X had opgezegd, en niet van de inspanningen van X (zelf). De enkele omstandigheid dat VvAA ten gevolge van de inspanningen van X (slechts) met betrekking tot het verwaarlozen door [B] van de hypertensie van [A] aansprakelijkheid heeft erkend maakt dit niet anders.
3.5. De slotsom is dat de vordering moet worden afgewezen.
X zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld, welke worden begroot op 2 punten x € 200,-- = € 400,--. LJN BR4741