hof arnhem 180406 val door dak
- Meer over dit onderwerp:
Hof Arnhem 18-04-2006 ( in regresprocedure)
4.5 Tussen partijen is niet in debat dat op [geïntimeerde] ingevolge artikel 7:658 lid 4 BW jegens [A.] de verplichtingen van lid 1 rustten en dat [geïntimeerde] op de voet van lid 2 jegens werknemer [A.] aansprakelijk is voor de schade die [A.] in de uitoefening van zijn werkzaamheden heeft geleden, tenzij [geïntimeerde] aantoont dat zij de in lid 1 genoemde verplichtingen is nagekomen (of, hier niet aan de orde, dat de schade in belangrijke mate het gevolg is van opzet of bewuste roekeloosheid van de werknemer). De werkgever kan zich ingevolge deze bepaling, voor zover thans van belang, van deze aansprakelijkheid bevrijden door te stellen en zonodig te bewijzen dat hij de maatregelen heeft getroffen die redelijkerwijs nodig waren om te voorkomen dat de werknemer schade zou lijden. Dit laatste houdt in dat de werkgever in ieder geval al die veiligheidsmaatregelen diende te treffen welke vereist waren met het oog op de gevaren die hem bekend waren of behoorden te zijn (vergelijk recent HR 17 februari 2006, C04/199HR, LJN: AU6927 (link EJD)).
4.6 Van het Arbeidsomstandighedenbesluit (Aob) bepaalt artikel 3.16 met het opschrift “Voorkomen valgevaar”:
1. Bij het verrichten van arbeid waarbij valgevaar bestaat is zo mogelijk een veilige steiger, stelling, bordes of werkvloer aangebracht of is het gevaar tegengegaan door het aanbrengen van doelmatige hekwerken, leuningen of andere dergelijke voorzie-ningen.
2. (...)
3. Indien de in het eerste lid genoemde voorzieningen niet of slechts ten dele kunnen worden aangebracht of indien het aanbrengen of wegnemen daarvan grotere gevaren meebrengt dan de arbeid ter beveiliging waarvan zij zouden moeten dienen, zijn ter voorkoming van het gevaar voldoende sterke en voldoende grote vangnetten op doelmatige plaatsen en wijze aangebracht of worden doelmatige veiligheidsgordels met vanglijnen van voldoende sterkte gebruikt dan wel worden andere technische middelen toegepast, die ten minste een zelfde mate van beveiliging van de in het eerste lid bedoelde arbeid geven. Daarbij hebben maatregelen gericht op collectieve bescherming de voorrang boven maatregelen gericht op individuele bescherming.
4.7 Geen van deze veiligheidsvoorzieningen werd bij de opening gebruikt.
4.8 Volgens [geïntimeerde] had eerder op die dag (’s ochtends) wel een (grote) hoogwerker met een bak, groter dan de opening, als valbeveiliging onder de opening gestaan, welke hoogwerker vóór de val kennelijk door een derde was verplaatst, en had zij ’s ochtends de werknemers van Roofing Service Nederland B.V. geïnstrueerd om de hoogwerker niet te verrijden en meegedeeld dat deze onder de opening diende te blijven staan.
4.9 Nog afgezien van het feit dat niet valt in te zien waarom geen deugdelijk hek om het gat kon worden aangebracht, zoals voormeld artikel 3.16 Aob vereist, kan de bak van een hoogwerker niet worden aangemerkt als een vangnet dat op een doelmatige plaats en wijze is aangebracht in de zin van artikel 3.16 lid 3 Aob. Volgens de verklaring van [geïntimeerde] (rapport GAB d.d. 13 januari 2000, p. 8) diende deze hoogwerker om materiaal vanuit de hal naar boven te brengen. Volgens het verweer van [geïntimeerde] was de hoogwerker verrijdbaar. Niet iedereen op de werkvloer zal zich realiseren dat de hoogwerker ter plaatse onder de 12 m hoger gelegen opening in de lichtstraat (tevens) een vangnetfunctie heeft, zodat het gemakkelijk kan voorkomen dat een der arbeiders, niet bewust van of bedacht op die veiligheidsfunctie, de hoogwerker voor een ander doel verrijdt en daarmee de vangnetfunctie ongedaan maakt met alle gevaren van dien voor op het dak werkzaam personeel.
Van de door [geïntimeerde] ingeroepen instructies en mededelingen aan het personeel van Roofing Service Nederland B.V. om de hoogwerker te laten staan, heeft [geïntimeerde] niet gesteld dat deze [A.] hebben bereikt. Daarnaast kunnen zodanig instructies de in artikel 3.16 Aob neergelegde verplichtingen niet vervangen. Ten slotte behoorde [geïntimeerde] zich het ervaringsfeit te realiseren dat personeel in de praktijk van de dagelijkse werksituatie de ter voorkoming van ongelukken raadzame voorzichtigheid minder in acht zal nemen en gemakkelijk en onbedachtzaam bij voorbeeld hulpmaterieel zal grijpen dat voor de hand ligt, zodat dergelijke instructies en mededelingen in de praktijk onvoldoende effect zullen sorteren. LJN AX1012