Overslaan en naar de inhoud gaan

Conclusie A-G P. Vlas d.d 030513, Srebrenica; aansprakelijkheid staat voor moord op van compound gezonden medewerkers

Conclusie A-G P. Vlas d.d 030513Srebrenica. aansprakelijkheid staat voor moord op van compound gezonden medewerkers 
1. Inleiding 

1.1 De dramatische gebeurtenissen van de val van de enclave Srebrenica op 11 juli 1995 hebben eerder aanleiding gegeven tot een arrest van de Hoge Raad. Op 13 april 2012 heeft Uw Raad beslist dat aan de Verenigde Naties (hierna: VN) immuniteit van jurisdictie toekomt, zodat de Nederlandse rechter niet bevoegd is kennis te nemen van de door de Stichting Mothers of Srebrenica c.s. tegen de VN ingestelde vorderingen.(1) Deze vorderingen waren gericht op het verkrijgen van een verklaring voor recht dat de VN onrechtmatig heeft gehandeld wegens het niet nakomen van vóór de val van de enclave Srebrenica door de VN gedane toezeggingen en van schending van op de VN rustende (verdrags)verplichtingen. Thans wordt Uw Raad opnieuw geconfronteerd met de trieste gevolgen van de val van Srebrenica en in het bijzonder met de door (paramilitaire) eenheden van het Bosnisch-Servische leger gepleegde massaexecuties van voornamelijk weerbare moslimmannen in de dagen die volgden op de val van de enclave. Bij deze massaexecuties is Rizo Mustafic vermoord. Mustafic c.s. hebben de Staat in rechte aangesproken en onder meer een verklaring voor recht gevorderd dat de Staat aansprakelijk is voor de schade als gevolg van de jegens hen gepleegde onrechtmatige daad door Rizo Mustafic - de echtgenoot van Mehida Mustafic-Mujic en de vader van Damir en Alma - op 13 juli 1995 weg te sturen van de compound en hem niet mee te nemen toen Dutchbat op 21 juli 1995 werd geëvacueerd. In cassatie staat de vraag centraal of het niet beschermen van Rizo Mustafic door Dutchbat tegen de genoemde eenheden van het Bosnisch-Servische leger heeft te gelden als een handelen of nalaten van de Staat en of dit een onrechtmatige overheidsdaad oplevert. Gelijktijdig met deze zaak wordt heden geconcludeerd in een parallelle zaak (nr. 12/03324), waarin dezelfde vragen aan de orde komen. 

1.2 Na een uiteenzetting van de feiten die voor de onderhavige zaak van belang zijn (nr. 2), wordt een korte weergave van het procesverloop gegeven (nr. 3). Alvorens de cassatiemiddelen te bespreken, wijd ik enige algemene beschouwingen aan de kwestie van toerekening van internationaalrechtelijke aansprakelijkheid (nr. 4). Daarna volgt in nr. 5 de bespreking van het cassatieberoep en in nr. 6 de conclusie. LJN BZ9228 zie ook LJN BZ9225