Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Den Haag 200716 vordering vanwege afzetting deel linkerbeen door lange procedure verblijfsrecht Oegandese; geen onrechtmatige overheidsdaad; grote vraagtekens bij causaal verband

Rb Den Haag 200716 vordering vanwege afzetting deel linkerbeen door lange procedure verblijfsrecht Oegandese; geen onrechtmatige overheidsdaad; grote vraagtekens bij causaal verband

2 De feiten
2.1.
[eiseres] heeft de Oegandese nationaliteit. Zij heeft met ingang van 22 mei 2010 in Nederland verbleven op basis van een visum voor kort verblijf van maximaal 90 dagen.

2.2.
[eiseres] verbleef in Nederland bij haar dochter (hierna: de dochter) die de Oostenrijkse nationaliteit heeft, die in Nederland woont en werkt. Op of omstreeks 17 november 2010 is bij [eiseres] baarmoederhalskanker gediagnostiseerd. [eiseres] verbleef toen niet legaal (meer) in Nederland. In verband hiermee was ten aanzien van haar een zogenoemde SIS-melding gedaan.

2.3.
Op 19 november 2010 heeft de dochter namens [eiseres] schriftelijk een machtiging tot voorlopig verblijf aangevraagd (MVV) met als beoogd verblijfsdoel “verblijf ouder bij kind”. Bij de aanvraag was een brief van een gynaecoloog gevoegd waarin – voor zover hier van belang – het volgende staat:
“Hispopathology showed a squamous cell cancer of the cervix.
Unfortunately Mw. [eiseres] is due to fly back to Uganda on 21.11.2010. before that, we are planning to de a CT head, chest, abdomen to exclude distant metastases. Depending on the outcome of the CT, she will decide weather she will have further investigations and treatment.”

2.4.
Op 21 november 2010 heeft [eiseres] Nederland verlaten. Zij is teruggegaan naar Oeganda. Daar heeft zij op 2 december 2010 bij de ambassade in Kampale (hierna: de ambassade) een aanvraag MVV met als doel van verblijf “ouder bij kind” ingediend. Haar dochter was referent.

2.5.
Bij brief van 3 december 2010 heeft de visadienst van de IND, locatie ’s-Hertogenbosch, bevestigd dat [eiseres] op 2 december 2010 een MVV-aanvraag heeft ingediend. In deze brief verzocht de IND [eiseres] om de daarin genoemde gegevens en bescheiden toe te zenden.

2.6.
Naar aanleiding van de MVV-aanvraag heeft een medewerker van de ambassade op eigen initiatief op 2 december 2010 telefonisch contact opgenomen met de dochter. Het (interne) verslag daarvan vermeldt onder meer:
“HEB GEBELD MET REF., WAARUIT BLIJKT DAT REF. EN (-) EEN DIP-PROCEDURE VERKIEZEN BOVEN EEN ADVIESPROCEDURE. REF. WERKT ALS DOKTER IN EEN ZIEKENHUIS, MAAR (-) KAN WERKZAAMHEDEN VAN REF. NIET NADER DUIDEN (DENK AAN DE NAAM VAN HET ZIEKENHUIS EN DE SPECIALISATIE VAN REF.) (-) IS OFFICIEEL GETROUWD, MAAR WOONT NIET LANGER SAMEN MET HAAR ECHTGENOOT. ECHTGENOOT WOONT IN EEN DORP MET EEN TWEEDE VROUW. (...) (-) HEEFT TWEE VOLWASSEN ZONEN DIE INMIDDELS GETROUWD ZIJN. ZIJ KUNNEN NIET VOOR (-) ZORGEN, OMDAT ZE DE HANDEN VOL HEBBEN AAN HUN EIGEN GEZINNEN. (-) IS IN NL GEDIAGNOSTISEERD MET VAGINALE KANKER.”
2.7.
Op 6 december 2010 en vervolgens op 24 december 2010 heeft [eiseres] om verlenging gevraagd van de aan haar gegunde termijn om gegevens en bescheiden toe te zenden.

2.8.
In januari 2011 is [eiseres] in een privé ziekenhuis in Kampala geopereerd. Daarbij is haar baarmoeder verwijderd. Zij heeft vervolgens in een ander ziekenhuis bestraling ondergaan.

2.9.
Bij beschikking van 24 maart 2011 is de MVV-aanvraag van [eiseres] afgewezen.

2.10.
Bij e-mail van 21 april 2011 heeft de toenmalige advocaat van [eiseres] aan de ambassade te Kampala laten weten dat hij meent dat [eiseres] enkel een zogenoemd Schengenvisum nodig heeft om te worden toegelaten in Nederland omdat de dochter EU-onderdaan is. De advocaat vraagt welke bescheiden nodig zijn om te beoordelen of dit gunstige visumbeleid nodig is en – in het verlengde daarvan – hoe de visumdienst handelt in gevallen zoals door de advocaat geschetst.

2.11.
Daarna heeft de toenmalige advocaat van [eiseres] per e-mail met medewerkers van de ambassade gecorrespondeerd over het indienen van een Schengenvisumaanvraag. De berichten van de ambassade zijn informatief van aard. Samengevat laat de ambassade aan de advocaat weten dat [eiseres] , als zij voldoet aan de geldende Schengenvoorwaarden een Schengenvisum kan aanvragen op de ambassade en dat wanneer [eiseres] op lange termijn in Nederland wenst te verblijven een MVV-procedure zal moeten worden opgestart. Nadat de toenmalig advocaat op 15 juni 2011 had gevraagd [eiseres] uit te nodigen voor een afspraak zodat zij een visum kan krijgen en had verzocht laten weten aan welke voorwaarden zij moet voldoen zodat zij ervoor kan zorgdragen dat zij aan de voorwaarden voldoet en slechts een keer naar de ambassade hoeft te komen, heeft een medewerker van de ambassade geantwoord:
“Helaas begrijp ik uw vraag niet goed. Mevrouw [eiseres] heeft namelijk al een DIP-aanvraag (voor een MVV, toevoeging rechtbank) ingediend op onze ambassade, welke in behandeling is bij de IND. De ambassade wacht nu op terugkoppeling van de IND, waarna betrokkene kan worden geïnformeerd over de stand van zaken.”

2.12.
Daarna blijkt dat de ambassade geen bericht van niet-inwilliging van de MVV-aanvraag (zie r.o. 2.9) had ontvangen van de IND. De ambassade heeft laten weten dat [eiseres] een aanvraag kort verblijf kon indienen, na ontvangst van de bevestiging van de afgewezen aanvraag MVV, waarbij de ambassade zich het recht voorbehield om de aanvraag af te wijzen omdat [eiseres] middels een MMV-aanvraag kenbaar had gemaakt om op lange termijn in Nederland te willen verblijven.

2.13.
Hierop heeft de toenmalig advocaat van [eiseres] op 17 juni 2011 de IND verzocht een bevestiging van afwijzing van de MVV-aanvraag te sturen aan de ambassade en heeft hij op 12 juli 2011 documenten toegezonden aan de ambassade met het verzoek deze zo snel mogelijk te beoordelen zodat helder is op welke wijze de visumaanvraag in behandeling wordt genomen.

2.14.
Op 18 juni 2011 is [eiseres] , die sinds 1988 diabetespatiënt is, enige dagen opgenomen in het ziekenhuis vanwege een “diabetesvoet”. In de daaropvolgende maanden is zij om die reden nog een paar keer opgenomen in het ziekenhuis. Toen zijn eerst twee tenen afgezet en is vervolgens een deel van haar voet afgezet.

2.15.
Op 3 augustus 2011 heeft [eiseres] een Schengenvisum aangevraagd bij de ambassade. Op 16 september 2011 heeft de toenmalige advocaat van [eiseres] de IND verzocht spoed te betrachten bij het nemen van een beslissing op de aanvraag tot het verlenen van een Schengenvisum omdat zij in slechte medische conditie verkeert.

2.16.
Bij beschikking van 26 september 2011 is de visumaanvraag afgewezen.

2.17.
Op 28 september 2011 heeft [eiseres] bezwaar gemaakt tegen deze beschikking en op 5 oktober 2011 heeft [eiseres] een verzoek ingediend tot het treffen van een voorlopige voorziening, dat op 20 oktober 2011 is behandeld. Na het gehoor op het bezwaar, op 27 oktober 2011, is de beschikking op 2 november 2011 is de beschikking herroepen.

2.18.
Nadat [eiseres] naar Nederland was afgereisd, is op 7 december 2011 is haar linker onderbeen van eiseres geamputeerd.

2.19.
Op 19 december 2011 heeft [eiseres] een aanvraag ingediend voor toetsing aan het EU-recht en voor afgifte van en bewijs van rechtmatig verblijf voor haarzelf.

2.20.
Bij beschikking van 6 maart 2012 is de aanvraag tot afgifte van een document als bedoeld in artikel 9, lid 1, Vreemdelingenwet (Vw) waaruit rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan blijkt ingewilligd.

2.21.
In maart 2013 is opnieuw kanker geconstateerd bij [eiseres] .

3 Het geschil
3.1.
[eiseres] vordert dat bij uitvoerbaar bij vonnis verklaard vonnis voor recht wordt verklaard dat de Staat in de procedure tot het verkrijgen van toegang tot Nederland (aanvraag visum) die is ingeleid met een verzoek d.d. 29 november 2010 althans 3 december 2010 dan wel het verzoek d.d. 3 augustus 2011, onrechtmatig heeft gehandeld ten opzichte van [eiseres] en dat de Staat aansprakelijk is voor de schade die het gevolg is van de vertraging in de afwikkeling van de aanvraag visum zoals nader omschreven in de dagvaarding onder randnummer 46, 48 en 49, voor een totaalbedrag van € 60.433,79, vermeerderd met wettelijke rente.

3.2.
[eiseres] stelt dat de Staat onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld bij haar pogingen om haar verblijfsrecht in Nederland te effectueren. Zij stelt dat de Staat zich onvoldoende actief heeft opgesteld, waardoor de effectuering van haar recht te lang heeft geduurd. Als gevolg daarvan is zij niet in Nederland maar in Oeganda behandeld voor de in november 2010 bij haar gediagnostiseerde baarmoederhalskanker. De bestraling in Oeganda heeft geleid tot een ‘diabetesvoet’ en uiteindelijk tot het afzetten van haar linker onderbeen. [eiseres] vordert € 50.000 aan smartengeld en volledige vergoeding van haar advocatenkosten in de vreemdelingenprocedure en deze procedure.

3.3.
De Staat voert gemotiveerd verweer.

4 De beoordeling
4.1.
De eerste vraag die dient te worden beantwoord is of, zoals [eiseres] stelt, de Staat onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld. De rechtbank beantwoordt deze vraag ontkennend en licht dat als volgt toe.

4.2.
[eiseres] verwijt de Staat dat de medewerkers van de ambassade – van wie volgens haar een actieve rol kon worden verwacht – ten onrechte hebben nagelaten haar te wijzen op de voor haar bestaande mogelijkheid om een Schengenvisum aan te vragen in plaats van de door haar aangevraagde MVV, terwijl haar haar rechten duidelijk bepaald waren en zij bovendien ziek was.

4.3.
De rechtbank stelt voorop dat zij met de Staat van oordeel is dat de door [eiseres] voorgestane actieve opstelling van de medewerkers van de ambassade bij het in ontvangst nemen van visumaanvragen – die erop neerkomt dat de ambassademedewerkers meteen een inhoudelijke controle van de aanvraag en de bijgevoegde stukken uitvoeren en een aanvrager in voorkomende gevallen erop wijzen dat (ook) een ander visum kan worden aangevraagd – niet als algemene norm kan gelden, bij overtreding waarvan sprake zonder meer sprake is van handelen in strijd met de in het maatschappelijk verkeer in acht te nemen zorgvuldigheid. Ook in de gegeven omstandigheden, waarbij uit de stukken bij de aanvraag kon worden afgeleid dat de dochter een in Nederland verblijvende EU-onderdaan was en [eiseres] ziek was, is het niet wijzen op de mogelijkheid van een Schengenvisum geen schending van een ongeschreven zorgvuldigheidsnorm.

4.4.
Het voorgaande geldt eens temeer nu voor [eiseres] een SIS-melding was afgegeven en uit de stukken bij de aanvraag bleek dat zij getrouwd was en twee volwassen zoons had die in Oeganda woonden, waardoor haar recht op een Schengenvisum niet evident was. In dit verband is relevant dat de Staat onweersproken naar voren heeft gebracht dat het zeer waarschijnlijk is dat de ambassade een aanvraag voor een Schengenvisum zou hebben geweigerd omdat [eiseres] eerder langer dan toegestaan in Nederland had verbleven en in verband daarmee een SIS-melding heeft gedaan. Een aanvraag om een inreisvisum zou, naar de Staat onweersproken heeft toegelicht, zeer waarschijnlijk op grond van Richtlijn 2004/38/EG zijn voorgelegd aan de IND, vanwege de SIS-melding en omdat [eiseres] op de aanvraag had aangegeven dat zij getrouwd was in Oeganda en twee volwassen zoons had die in Oeganda woonden. Bij die aanvraag zou [eiseres] hebben moeten aantonen dat zij geheel ten laste kwam van haar in Nederland wonende dochter, hetgeen in de praktijk niet snel wordt aangenomen en zeker niet wanneer iemand getrouwd is en volwassen kinderen heeft die in het land van herkomst wonen.

4.5.
Wat [eiseres] tijdens de zitting naar voren heeft gebracht over het naar Oegandees recht (feitelijk) ontbonden zijn van haar huwelijk, maakt het voorgaande niet anders. Los van het feit dat hiervan op geen enkele manier blijkt, heeft [eiseres] op haar visumaanvraag zélf vermeld dat zij gehuwd is – en dat zij twee volwassen zoons heeft die in Oeganda wonen. Geheel juist of niet, deze door [eiseres] zélf vermelde gegevens op de visumaanvraag zouden – tezamen met de SIS-melding – tot de hiervoor weergegeven afhandelingswijze hebben geleid.

4.6.
Los van het voorgaande heeft de ambassade op 2 december 2010 op eigen initiatief de dochter van eiseres telefonisch benaderd. In het telefoongesprek met de dochter, die referent was en [eiseres] vertegenwoordigde bij het doen van de visumaanvraag, is precies datgene gedaan wat [eiseres] de ambassademedewerkers verwijt te hebben nagelaten. Uit het verslag van dit gesprek, waarvan [eiseres] de juistheid niet heeft betwist, blijkt dat de mogelijkheid om een adviesprocedure (voor een Schengenvisum) te volgen expliciet is besproken met de dochter, die daarop te kennen heeft gegeven een dip-procedure (waarin een MVV wordt aangevraagd) te verkiezen boven een adviesprocedure.

4.7.
[eiseres] verwijt de Staat ook dat het lang heeft geduurd totdat zij haar verblijfsrecht geldend kon maken. Bij de beoordeling van dit verwijt stelt de rechtbank voorop dat de enkele omstandigheid dat een bestuursorgaan een besluit neemt met overschrijding van de wettelijke beslistermijn, onvoldoende is voor het oordeel dat aldus onrechtmatig wordt gehandeld in de zin van art. 6:162 BW. Daarvoor zijn bijkomende omstandigheden nodig die meebrengen dat het bestuursorgaan, door pas na het verstrijken van de wettelijke beslistermijn een besluit te nemen, in strijd handelt met de in het maatschappelijk verkeer jegens een belanghebbende in acht te nemen zorgvuldigheid. Daarbij kunnen onder meer van belang zijn de mate waarin de beslistermijn wordt overschreden, de oorzaak of oorzaken van de termijnoverschrijding, en de voor het bestuursorgaan kenbare belangen van de betrokken belanghebbenden. Zie HR 20 oktober 2010, ECLI:HR:2010:BM7040.

4.8.
Vaststaat dat de beslistermijn van 90 dagen is overschreden bij het nemen van een beslissing op de MVV-aanvraag van [eiseres] . De termijnoverschrijding is echter betrekkelijk gering en is bovendien – naar de Staat onbetwist heeft aangevoerd – mede te wijten aan het na herhaald vragen van uitstel daarvoor indienen van de voor afhandeling benodigde stukken door [eiseres] . Dat [eiseres] ziek was en dat zij mogelijk een recht kon doen gelden op een Schengenvisum zijn geen bijkomende omstandigheden die meebrengen dat de overschrijding van de wettelijke beslistermijn voor de MVV-aanvraag in strijd is met de in het maatschappelijk verkeer in acht te nemen zorgvuldigheid.

4.9.
Gesteld noch gebleken is dat van overschrijding van enige andere beslistermijn. Ook overigens is gesteld noch gebleken van enige als onrechtmatig aan te merken vertraging.

4.10.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de vordering reeds strandt bij gebreke van onrechtmatig handelen van de Staat jegens [eiseres] . De overige geschilpunten behoeven niet te worden onderzocht.

4.11.
Ten overvloede overweegt de rechtbank dat grote vraagtekens bestaan over het gestelde causaal verband tussen de aan de Staat verweten gedragingen en de gevorderde schade als gevolg het afzetten van het linker onderbeen van [eiseres] . Het is bijvoorbeeld zeer de vraag of [eiseres] in januari 2010 over een Schengenvisum had kunnen beschikken en of zij toen meteen toegang tot de Nederlandse zorg zou hebben gehad. Ook is het de vraag of het gestelde causaal verband tussen de bestraling in Oeganda en de ‘diabetesvoet’ van [eiseres] na het daarvoor benodigde onderzoek zal kunnen worden vastgesteld, nu [eiseres] reeds lang diabetespatiënt is, dit een bekend verschijnsel is bij diabetes en [eiseres] zelf naar voren heeft gebracht dat niet bekend is wat de conditie van haar vaten was toen zij de bestraling onderging in Oeganda. Gezien het voorgaande oordeel behoeven deze vragen niet te worden onderzocht. ECLI:NL:RBDHA:2016:8702