Overslaan en naar de inhoud gaan

RBGEL 251125 letsel bij in huis takelen op maat gemaakte kast; bij verstek toegewezen

RBGEL 251125 letsel bij in huis takelen op maat gemaakte kast; bij verstek toegewezen
- verzocht € 5340 o.b.v. € 260 + 6% incl BTW, toewijzing na aftrek van kantoorkosten en een half uur, € 5.017,87

2De feiten

2.1.

Van de [eiser] heeft in februari 2023 een op maat gemaakte kast besteld bij [gedaagde] . [gedaagde] zou de kast maken en afleveren en plaatsen op het woonadres van [eiser] .

[eiser] woont op de eerste verdieping van een portiekwoning.

2.2.

Op 1 april 2023 hebben [gedaagde] en zijn echtgenote de kast bij [eiser] thuis afgeleverd. Toen bleek dat de kast niet over de trap naar de eerste verdieping kon worden gebracht. Partijen hebben besloten gebruik te maken van het verhuisluik in de gevel op de eerste verdieping. Daarbij is de hulp ingeroepen van twee bouwvakkers, die in de buurt aan het werk waren. Door middel van een door [gedaagde] aan de kast aangebrachte spanband is getracht de kast naar boven de trekken/duwen. Daarbij stonden de twee bouwvakkers en de echtgenoot van [eiser] boven bij het verhuisluik en trokken de kast omhoog, terwijl [gedaagde] en zijn echtegenote en [eiser] beneden de kast omhoog duwden, althans begeleidden. Op zeker moment is de kast gevallen en op de voet van [eiser] terecht gekomen. [eiser] heeft hierdoor letsel opgelopen.

2.3.

Bij brief van 12 april 2023 heeft mr. Van Diepen [gedaagde] namens [eiser] aansprakelijk gesteld voor de door haar geleden en te lijden schade als gevolg van het ongeval. [gedaagde] heeft aansprakelijkheid afgewezen.

2.4.

Op 21 januari 2025 heeft op verzoek van [eiser] een voorlopig getuigenverhoor plaatsgevonden bij deze rechtbank. Daarbij zijn als getuigen gehoord: [eiser] , haar echtgenoot [naam 1] , [gedaagde] en zijn echtgenote [naam 2] .

3Het verzoek en het verweer

3.1.

[eiser] verzoekt de rechtbank bij wijze van deelgeschil in de zin van artikel 1019w van het Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering (Rv):

I. voor recht te verklaren dat [gedaagde] aansprakelijk is voor de schade van [eiser] , zowel materieel als immaterieel, die het gevolg is van het ongeval van 1 april 2023,

II. de kosten van dit deelgeschil te begroten op € 2.422,42, te vermeerderen met de kosten verbonden aan de voorbereiding van de mondelinge behandeling, de mondelinge behandeling en het griffierecht, en [gedaagde] te veroordelen deze kosten aan [eiser] te vergoeden binnen twee weken na datum van de beschikking.

3.2.

Aan het verzoek heeft [eiser] het volgende ten grondslag gelegd. Op grond van de overeenkomst tussen partijen had [gedaagde] de verplichting tot het vervaardigen, het afleveren en het plaatsen van de kast. Door de kast bij aflevering op onzorgvuldige wijze te verplaatsen en onvoldoende voorzorgsmaatregelen te nemen is [gedaagde] tekortgeschoten in zijn verplichtingen uit de overeenkomst. [gedaagde] heeft onzorgvuoldig gehandeld door (i) de kast bij het omhoogtillen niet adequaat te beveiligen, waardoor deze kon vallen, (ii) over onvoldoende tilhulpmiddelen te beschikken om de kast af te leveren en (iii) geen waarschuwingen of instructies te geven aan [eiser] over mogelijke gevaren bij het op deze wijze tillen van de kast. Dit levert tevens een onrechtmatige daad op jegens [eiser] . [gedaagde] heeft schuld aan deze tekortkoming en onrechtmatige daad, die hem kan worden toegerekend. [eiser] betwist dat [gedaagde] zich mondeling zou hebben geëxonereeerd voor aansprakelijkheid voor mogelijke schade.

3.3.

[gedaagde] is niet verschenen en heeft geen verweer gevoerd.

4De beoordeling

4.1.

[eiser] heeft zich tot de rechtbank gewend met een verzoek als bedoeld in artikel 1019w Rv. In dit artikel is de mogelijkheid van een deelgeschilprocedure opgenomen. De rechtbank moet beoordelen of er sprake is van schade die wordt geleden door dood of letsel. Ook moet de rechtbank beoordelen of er sprake is van een geschil omtrent een deel van wat partijen verdeeld houdt.

4.2.

In dit geval verschillen partijen – kort gezegd – van mening over de aansprakelijkheid voor het ongeval op 1 april 2023. Met een oordeel hierover kan de ontstane impasse tussen partijen worden doorbroken en kunnen de onderhandelingen in principe worden voortgezet. Dit betekent dat de rechtbank het verzoek inhoudelijk zal bespreken.

Inhoudelijke beoordeling

4.3.

De door [eiser] gestelde feiten en omstandigehden zijn niet betwist door [gedaagde] . De aangevoerde gronden kunnen het verzoek dragen. Dat betekent dat de verzochte verklaring voor recht zal worden toegewezen.

Kosten deelgeschil

4.4.

De rechtbank moet op grond van artikel 1019aa lid 1 Rv de kosten van de deelgeschilprocedure begroten.

4.5.

Bij de begroting van de kosten moet de rechtbank de redelijke kosten als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 Burgerlijk Wetboek (BW) in aanmerking nemen. Daarbij moet de rechtbank de dubbele redelijkheidstoets hanteren; zowel het inroepen van de rechtsbijstand als de daarvoor gemaakte kosten moeten redelijk zijn.

4.6.

[eiser] maakt aanspraak op € 5.340,34 (€ 2.422,42 + € 2.917,92) inclusief btw, te vermeerderen met het griffierecht.

4.7.

[eiser] stelt in het verzoekschrift dat het uurtarief van haar advocaat € 260,00 inclusief kantoorkosten bedraagt. In de urendeclaratie van 17 november 2025 worden daarom onterecht bovenop dit uurtarief bureaukosten van 6% ad € 136,50 opgevoerd. Deze komen niet voor vergoeding in aanmerking. Verder heeft de mondelinge behandeling 30 minuten in beslag genomen in plaats van één uur, zodat de urendeclaratie van 17 november 2025 ook op dat punt zal worden gecorrigeerd. Dat betekent dat die gecorrigeerde urendeclaratie uitkomt op € 2.595,45 (€ 260,00 x 8,25 uur + 21%) inclusief btw.

4.8.

De redelijke kosten voor het opstellen van het verzoekschrift en de verdere behandeling van de zaak als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 BW zullen door de rechtbank dan ook worden begroot op € 5.017,87 (€ 2.422,42 + € 2.595,45) inclusief btw, te vermeerderen met het door [eiser] betaalde griffierecht van € 90,00. [gedaagde] zal tot betaling daarvan aan [eiser] worden veroordeeld nu hij voor de schade aansprakelijk is geoordeeld.

4.9.

De rechtbank zal deze uitspraak niet uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals [eiser] vraagt, omdat niet rechtstreeks tegen een beschikking in een deelgeschilprocedure kan worden opgekomen. Dit volgt uit artikel 1019bb Rv. Rechtbank Gelderland 25 november 2025, ECLI:NL:RBGEL:2025:9827