Overslaan en naar de inhoud gaan

RBMNE 260723 aansprakelijkheid en schadebegroting sjoemelsoftware Volkswagen

RBMNE 260723 aansprakelijkheid en schadebegroting sjoemelsoftware Volkswagen

(7) Conclusie onrechtmatig handelen

4.34.

Volkswagen heeft zich schuldig gemaakt aan (a) overtreding van de Emissieverordening, (b) bedrog en (c) oneerlijke handelspraktijken tegenover [A] . Op ieder van die (afzonderlijke) gronden heeft Volkswagen onrechtmatig tegenover [A] gehandeld. Het onrechtmatig handelen kan ook aan Volkswagen worden toegerekend, hetgeen overigens geen onderwerp van debat is geweest tussen partijen.

(8) Heeft [A] schade geleden als gevolg van het onrechtmatig handelen van Volkswagen?

4.35.

Het hiervoor vastgestelde onrechtmatig handelen van Volkswagen tegenover [A] als consument verplicht Volkswagen om de daardoor door [A] geleden schade te vergoeden. Beoordeeld dient te worden of [A] ook daadwerkelijk schade heeft geleden en, zo ja, of tussen het onrechtmatig handelen van Volkswagen en de schade een causaal verband bestaat. Hierover overweegt de kantonrechter het volgende.

4.36.

Bij de beoordeling van de schade en het causaal verband dient er een vergelijking te worden gemaakt tussen de vermogenstoestand waarin de benadeelde in werkelijkheid verkeert en de vermogenstoestand waarin hij zou hebben verkeerd wanneer het onrechtmatig handelen wordt weggedacht. De benadeelde dient in beginsel te stellen en, zo nodig, te bewijzen dat hij schade heeft geleden en dat die schade het gevolg is van het onrechtmatig handelen. Maar aan de benadeelde mogen in dit verband geen strenge eisen worden gesteld, omdat de pleger van de onrechtmatige daad de benadeelde de mogelijkheid heeft ontnomen om zekerheid te verschaffen over wat er in de hypothetische situatie zou zijn gebeurd. De Hoge Raad heeft dit uitdrukkelijk eerder zo geoordeeld in een zaak over inkomensschade als gevolg van verminderd arbeidsvermogen na een ongeval.15 De kantonrechter ziet geen aanleiding om daarover anders te oordelen in het onderhavige geval.16 Er geldt kortom een verlaagde bewijsstandaard (geen strenge eisen) en voor het bewijs volstaat een inschatting van verwachtingen aan de hand van een afweging van goede en kwade kansen. Bij die afweging heeft de rechter een aanzienlijke mate van vrijheid.

4.37.

De door [A] geleden schade en het causaal verband tussen deze schade en het onrechtmatig handelen van Volkswagen, dient dus te worden bepaald door een vergelijking te maken tussen de feitelijke situatie waarin [A] verkeert en de situatie waarin hij (vermoedelijk) zou hebben verkeerd als de onrechtmatige gedraging van Volkswagen achterwege zou zijn gebleven (dus wanneer de auto niet zou zijn uitgerust met de (verboden) manipulatiesoftware en geen misleiding had plaatsgevonden). De feitelijke situatie is bekend en bestaat eruit dat [A] een auto heeft gekocht die is uitgerust met manipulatiesoftware, waarvan [A] niet op de hoogte was en ook niet kon zijn. Waar het op aankomt, is het vaststellen van de hypothetische situatie in dit specifieke geval. De kantonrechter moet de vraag beantwoorden in welke situatie [A] (vermoedelijk) zou hebben verkeerd als de auto bij aankoop geen manipulatiesoftware bevatte en de daadwerkelijke (milieu-)prestaties van de auto bekend waren. In dat geval zijn er in hoofdlijnen twee scenario’s denkbaar.

4.38.

In het eerste scenario zou [A] de auto in het geheel niet hebben gekocht. Of, en, zo ja, hoeveel schade hij dan heeft geleden, hangt af van de vraag wat hij in die situatie dan wél zou hebben gedaan. Daarbij dient gekeken te worden naar de alternatieven die [A] had. Zo had hij bijvoorbeeld een andere auto kunnen kopen of had hij (voorlopig) geen auto gekocht.

4.39.

In het tweede scenario zou [A] nog wel bereid zijn geweest om de auto te kopen, maar dan tegen een lagere prijs. Daarbij dient ervan uit te worden gegaan dat de verkoper ook met die lagere prijs zou hebben ingestemd.

4.40.

De Stichting heeft primair bepleit dat in de hypothetische situatie het eerste scenario zich had voorgedaan. Als [A] bij de aankoop van de auto had geweten dat de auto niet voldeed aan de eigenschappen die aan hem waren voorgespiegeld – namelijk dat de auto tegelijkertijd sterk, zuinig, én schoon was – had hij de auto nooit gekocht. [A] heeft ter zitting ook verklaard dat milieuoverwegingen een rol hebben gespeeld bij zijn keuze voor de aankoop van de auto. Hij heeft de auto volgens eigen zeggen gekocht vanwege de combinatie van kracht, vermogen en duurzaamheid. Als hij bekend was geweest met de daadwerkelijke milieuprestaties van de auto, had hij de auto niet gekocht, aldus [A] .

4.41.

De kantonrechter gaat ervan uit dat de auto in de hypothetische situatie over andere – minder gunstige – eigenschappen had beschikt dan in de daadwerkelijke situatie, in ieder geval voor wat betreft de milieuprestaties. De manipulatiesoftware was immers ontworpen om de auto schoner te doen voorkomen dan hij was. In navolging van de rechtbank Amsterdam in de SCC-procedure, gaat de kantonrechter er met de ACM van uit dat milieu en duurzaamheid een rol kunnen spelen bij een aankoopbeslissing en dat (ook in de jaren waarin de auto werd gekocht) sprake is van een “groeiend milieubewustzijn”. Dat consumenten milieuvervuiling als ongewenst zien, betekent nog niet automatisch dat consumenten ook bereid zijn dat aspect in hun eigen aankoopbeslissing (zwaar) te laten meewegen. Het betekent echter wel dat als zij de keuze zouden hebben tussen twee auto’s, waarvan de een schoner en milieuvriendelijker is dan de ander, maar die overigens precies gelijk zouden zijn, de meeste consumenten zouden kiezen voor de schonere en milieuvriendelijkere auto. De ACM heeft ook overwogen dat handelaren met hun reclame-uitingen bewust inspelen op het groeiend milieubewustzijn dat het economisch gedrag van de consument beïnvloedt. Dergelijke uitingen komen terug in de verkoopinformatie van Volkswagen van destijds. Volkswagen heeft weliswaar een beroep gedaan op een door haar ingebracht onderzoek waaruit zou blijken dat milieuoverwegingen voor consumenten nauwelijks een rol spelen bij de aankoopbeslissing van een auto, maar de Stichting heeft daartegenover terecht naar voren gebracht dat het onderzoek slechts is uitgevoerd onder 36 autokopers in de Britse stad [.] . Van een gedegen en representatief onderzoek is daarmee geen sprake en de kantonrechter hecht hier daarom slechts beperkt waarde aan. Bovendien heeft Volkswagen bij haar marketingactiviteiten ook ingespeeld op het “groeiende milieubewustzijn” bij potentiële autokopers door er uitdrukkelijk op te wijzen dat haar motoren schoon zijn en het milieu ontzien. Dat wijst erop dat Volkswagen zelf ook van mening is (of was) dat milieuoverwegingen een rol kunnen spelen voor consumenten bij de aankoop van een auto.

4.42.

Nu milieu en duurzaamheid een zekere rol kunnen spelen bij de aankoopbeslissing van een auto, acht de kantonrechter het voldoende aannemelijk dat [A] de auto niet had gekocht als de auto geen manipulatiesoftware bevatte en de daadwerkelijke (milieu-) prestaties van de auto bekend waren, zoals [A] op zitting ook heeft verklaard. Er is kortom sprake van causaal verband tussen het onrechtmatig handelen van Volkswagen en de hierna te bespreken schade van [A] .

4.43.

De vervolgvraag is of en zo ja, [A] in de hypothetische situatie in een gunstigere vermogenstoestand zou verkeren dan in de feitelijke situatie. Dat is bepalend voor de vaststelling van (de omvang van) de schade van [A] . Bij de bepaling van de omvang van de schade geldt volgens vaste rechtspraak dat aan de stelplicht van de benadeelde geen hogen eisen mogen worden gesteld. De benadeelde behoeft slechts de feiten te stellen waaruit kan worden afgeleid dat hij schade heeft geleden. Van belang is dat de rechter de schade begroot op de wijze die het meest met de aard ervan in overeenstemming is en dat de omvang van de schade wordt geschat als die omvang niet nauwkeurig kan worden vastgesteld (artikel 6:97 BW). De rechter heeft daarbij een grote mate van vrijheid.

4.44.

Volgens de Stichting moet de door [A] geleden schade worden begroot op

€ 17.670,00, een bedrag gelijk aan de aankoopprijs van de auto minus de inruilwaarde. De kantonrechter volgt de Stichting hierin niet. Bij het vaststellen van de omvang van de schade is namelijk niet alleen van belang wat [A] niet zou hebben gedaan (de auto gekocht), maar ook wat hij in de hypothetische situatie wél zou hebben gedaan (als hij de auto niet had gekocht). Op zitting heeft [A] aangegeven dat hij in dat geval een andere auto had gekocht. Ervan uitgaande dat dit juist is, blijft het concreet vaststellen van de vergelijkingssituatie omgeven met onzekerheid (zo rijzen er vragen als: welke auto had [A] dan gekocht? En tegen welke koopprijs? Hoe verhoudt die auto zich tot de auto die hij in de feitelijke situatie heeft gekocht?). Vanwege deze onzekerheid en het gebrek aan voldoende eenduidige aanknopingspunten, ziet de kantonrechter ervan af om de vergelijkingssituatie concreet vast te stellen. De kantonrechter acht het in plaats daarvan passend – en op grond van artikel 6:97 BW mogelijk – dat de door [A] geleden schade wordt geschat op het verschil tussen de door [A] betaalde koopprijs en de marktwaarde die de auto had op het moment van aankoop in de feitelijke situatie (dus met de manipulatiesoftware).17

4.45.

[A] heeft, tot het moment waarop het manipulatie-instrument werd ontdekt en met behulp van de update kon worden verwijderd, een auto gehad die formeel wel, maar materieel niet aan de eisen van de Emissieverordening voldeed en die dan ook ten onrechte een typegoedkeuring had verkregen. De door [A] gekochte auto vertoonde dus een gebrek en een auto die een gebrek vertoont zal minder worden gewaardeerd dan een auto die dat gebrek niet heeft18. Dit enkele feit levert al schade op. Wie immers tussen een product kan kiezen dat niet aan de wettelijke eisen voldoet en eenzelfde product dat wel aan die eisen voldoet, zal immers voor het product dat niet aan de wettelijke eisen voldoet minder willen betalen dan voor het product dat daar wel aan voldoet. De kantonrechter acht het dan ook aannemelijk dat de marktwaarde van de auto op het moment van aankoop lager was dan de koopprijs die [A] voor de auto heeft betaald.

4.46.

Volgens Volkswagen is de marktwaarde van de auto niet lager dan de koopprijs die [A] voor de auto heeft betaald. Ter onderbouwing van haar standpunt verwijst zij naar een in haar opdracht uitgevoerd onderzoek door [onderneming 2] waaruit zou blijken dat de restwaarde van de EA189-voertuigen op de tweedehandsmarkt niet is gedaald nadat bekend is geworden dat de voertuigen uitgerust waren met de manipulatiesoftware.19 Daarbij is gekeken naar de prijsontwikkeling vanaf het moment dat de aanwezigheid van de manipulatiesoftware bekend werd (medio september 2015). De schade moet echter berekend worden op het moment dat [A] de koopovereenkomst sloot (november 2013). Het rapport van [onderneming 2] ziet dus op de marktsituatie van bijna twee jaar later. De Stichting heeft er in dit verband terecht op gewezen dat het enkele feit dat er geen dalende tendens te zien was in de marktwaarde van de voertuigen op de tweedehandsmarkt nadat medio september 2015 de aanwezigheid van de manipulatiesoftware bekend werd, niet betekent dat [A] geen schade heeft geleden. Er zijn volgens de Stichting immers nog andere factoren (bijvoorbeeld de schaarste in tweedehandsmodellen op een bepaald moment) die de marktwaarde kunnen beïnvloeden. Die factoren zijn niet meegenomen in het onderzoek van [onderneming 2] . De Stichting heeft ter onderbouwing op haar beurt een deskundigenrapport van de heer [B] in het geding gebracht, waarin de heer [B] concludeert dat de gedane vermogensvergelijking in het onderzoek van Volkswagen mede om deze redenen niet juist is.20 De heer [B] geeft verder gemotiveerd aan dat en waarom naar zijn mening het onderzoek van [onderneming 2] onvoldoende informatie bevat om tot betrouwbare conclusies te kunnen komen over de prijsontwikkeling. In het licht hiervan, is de kantonrechter van oordeel dat Volkswagen het bestaan van schade in de vorm van een lagere marktwaarde op het moment van aankoop onvoldoende gemotiveerd heeft betwist.

4.47.

Beoordeeld dient ten slotte te worden wat de marktwaarde van de auto was op het moment van aankoop. De kantonrechter begroot in de gegeven omstandigheden de schade van [A] schattenderwijs op € 1.500,00. Bij die schatting heeft de kantonrechter aansluiting gezocht bij de bepaling van de teveel betaalde aankoopprijs in verband met de prijsvermindering die de rechtbank Amsterdam in het vonnis in de SCC-procedure heeft gehanteerd.21 Een schadebedrag van € 1.500,00 doet naar het oordeel van de kantonrechter voldoende recht aan zowel de overtreding van de Emissieverordening, de oneerlijke handelspraktijken van Volkswagen als de persoonlijke omstandigheden van [A] en is daarmee voldoende doeltreffend, afschrikwekkend en evenredig.

(9) Slotsom

4.48.

De door de Stichting gevorderde verklaring voor recht zal worden toegewezen. Daarnaast wordt Volkswagen veroordeeld om aan de Stichting een schadevergoeding te betalen van € 1.500,00, te vermeerderen met de daarover gevorderde wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding tot de dag van volledige betaling. ECLI:NL:RBMNE:2023:3770