Overslaan en naar de inhoud gaan

RBNNE 040423 sjoemeldiesel; rb kent € 3.000,- toe vanwege lagere waarde auto; emissieverordening strekt tot bescherming belangen individuele consumenten

RBNNE 040423 sjoemeldiesel; rb kent € 3.000,- toe vanwege lagere waarde auto; emissieverordening strekt tot bescherming belangen individuele consumenten

4
De beoordeling van het geschil

Inleiding

4.1.
In deze zaak staat in essentie de vraag centraal of Volkswagen als autofabrikant jegens [consument] als koper van een Volkswagen Polo die door Volkswagen was voorzien van manipulatiesoftware, een onrechtmatige daad heeft gepleegd, die Volkswagen verplicht tot betaling van schadevergoeding. De kantonrechter zal deze vraag hierna bevestigend beantwoorden en een schadevergoeding van € 3.000,- toewijzen. In de hierna volgende overwegingen legt de kantonrechter deze beslissing uit.

Het toepasselijke recht

4.2.
Deze zaak heeft een internationaal karakter omdat Volkswagen in Duitsland gevestigd is. Dat de kantonrechter bevoegd is van het geschil kennis te nemen, is al beslist in het vonnis in het verwijzingsincident van 21 december 2021. Thans dient de kantonrechter nog vast te stellen welk recht op deze zaak van toepassing is.

4.3.
De voorliggende vorderingen zijn gebaseerd op onrechtmatig handelen van Volkswagen tegenover [consument] als consument. Op grond van artikel 4 lid 1 Rome II-Verordening5 is het toepasselijke recht op een onrechtmatige daad het recht van het land waar de schade zich voordoet. Ten aanzien van de aanwezigheid van manipulatiesoftware in door Volkswagen geproduceerde dieselauto's heeft het Hof van Justitie in het arrest VKI/Volkswagen6beslist dat wanneer voertuigen door de fabrikant ervan in een lidstaat op onrechtmatige wijze van software zijn voorzien die de emissiegegevens manipuleert alvorens deze voertuigen bij een derde in een andere lidstaat worden gekocht, de plaats waar de schade intreedt, zich in deze laatste lidstaat bevindt. Omdat [consument] de betreffende Volkswagen Polo bij een autodealer in Nederland heeft gekocht, doet de gestelde schade zich naar het oordeel van de kantonrechter in het onderhavige geval in Nederland voor. Dat brengt mee dat Nederlands recht van toepassing is bij de beoordeling van de vorderingen.

4.4.
VGDES verwijt Volkswagen, kort gezegd, dat zij onrechtmatig jegens consumenten zoals [consument] heeft gehandeld doordat Volkswagen zich met de installatie van de manipulatiesoftware in de auto van [consument] tegenover hem schuldig heeft gemaakt aan oneerlijke handelspraktijken en bedrog – zoals ter mondelinge behandeling nog nader toegelicht – en doordat Volkswagen met het in het verkeer brengen van een auto voorzien van manipulatiesoftware de Emissieverordening heeft geschonden. De kantonrechter zal hierna afzonderlijk op deze verwijten ingaan.

Onrechtmatige daad - algemeen

4.5.
Bij de beoordeling van het gestelde onrechtmatig handelen van Volkswagen stelt de kantonrechter het volgende voorop. Op grond van artikel 6:162 lid 1 BW is degene die jegens een ander een onrechtmatige daad pleegt, die aan hem kan worden toegerekend, verplicht om de schade die de ander als gevolg daarvan lijdt, te vergoeden. Als onrechtmatige daad wordt onder andere aangemerkt een inbreuk op het recht van een ander, een handelen of nalaten in strijd met een wettelijke plicht, of met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt (lid 2). Een onrechtmatige daad kan aan de dader worden toegerekend, indien zij te wijten is aan zijn schuld of aan een oorzaak die krachtens de wet of de in het verkeer geldende opvattingen voor zijn rekening komt (lid 3). Artikel 6:163 BW bepaalt dat geen verplichting tot schadevergoeding bestaat, wanneer de geschonden norm niet strekt tot bescherming tegen de schade zoals de benadeelde die heeft geleden.

Is de schending van de Emissieverordening onrechtmatig jegens [consument] als consument?

4.6.
De kantonrechter overweegt dat op grond van het hiervoor (onder 2.16.) genoemde arrest van het Hof van Justitie van 17 december 2020 als uitgangspunt geldt - Volkswagen erkent dit inmiddels ook - dat de software die Volkswagen in de auto's met een EA 189 dieselmotor, waaronder de auto van [consument] , had geïnstalleerd een verboden manipulatie-instrument in de zin van de Emissieverordening betreft. Volkswagen heeft hiermee in strijd met een wettelijk voorschrift gehandeld en daarmee onrechtmatig. De vraag die vervolgens moet worden beantwoord is of dit ook betekent dat Volkswagen jegens [consument] als autobezitter/consument onrechtmatig heeft gehandeld, gelet op het betoog van Volkswagen dat de Emissieverordening niet ziet op de bescherming van de belangen van consumenten die een auto voorzien van manipulatiesoftware hebben gekocht en daarmee niet strekt tot bescherming tegen de schade zoals [consument] die stelt te hebben geleden.

4.7.
De kantonrechter volgt Volkswagen hierin niet. Naar het oordeel van de kantonrechter strekt de Emissieverordening - in samenhang beschouwd met de Kaderrichtlijn7- wél tot bescherming van de belangen van individuele consumenten. De kantonrechter verwijst in dit kader naar de uitspraak van het Hof van Justitie EU van 21 maart 2023.8 In die zaak was – onder andere – de vraag aan de orde of de relevante bepalingen uit de Kaderrichtlijn (artikel 18 lid 1, artikel 26 lid 1 en artikel 46) gelezen in samenhang met de Emissieverordening (artikel 5 lid 2), zo moeten worden uitgelegd dat zij, naast de algemene belangen, de bijzondere belangen van een individuele koper van een motorvoertuig tegenover de fabrikant ervan beschermen, wanneer dat voertuig is uitgerust met een verboden manipulatie-instrument in de zin van de Emissieverordening. Deze vraag wordt door het Hof van Justitie – in lijn met de conclusie van A-G Rantos9 waarover beide partijen zich tijdens de mondelinge behandeling hebben uitgelaten – bevestigend beantwoord.

4.8.
Het Hof van Justitie overweegt hiertoe dat alle voertuigen overeenkomstig de Kaderrichtlijn een EG-typegoedkeuring moeten hebben en dat deze goedkeuring alleen kan worden verleend indien het betrokken voertuig voldoet aan de bepalingen van de Emissieverordening. Fabrikanten zijn daarbij op grond van de Kaderrichtlijn verplicht aan een individuele koper van een voertuig een certificaat van overeenstemming af te geven. Dit document is onder meer vereist voor het in het verkeer mogen brengen van het voertuig. Bovendien verschaft het de verzekering dat het voertuig ten tijd van de fabricage aan alle regels voldoet. Het certificaat van overeenstemming biedt de individuele koper van een voertuig dus bescherming tegen een fabrikant die zijn verplichtingen niet nakomt om een voertuig op de markt te brengen dat voldoet aan de Emissieverordening. Kort gezegd ziet de Kaderrichtlijn in samenhang met de Emissieverordening volgens het Hof van Justitie dus (ook) op de bescherming van de (vermogens)belangen van een individuele koper die een voertuig koopt dat is uitgerust met een verboden manipulatie-instrument. Verder overweegt het Hof van Justitie dat de lidstaten ervoor moeten zorgen dat de koper van een motorvoertuig dat is uitgerust met een verboden manipulatie-instrument recht heeft op schadevergoeding van de fabrikant van dat voertuig wanneer deze koper door dit instrument schade heeft geleden. Daarbij is het aan de individuele lidstaten om de wijze van berekening van de schadevergoeding te bepalen.

4.9.
Gelet op het vorenstaande is naar het oordeel van de kantonrechter aan het door artikel 6:163 BW gestelde relativiteitsvereiste voldaan. Het verweer van Volkswagen op dit punt faalt en staat aan een vordering tot schadevergoeding niet in de weg. Maar overigens is ook los daarvan in het onderhavige geval sprake van onrechtmatig handelen van Volkswagen omdat het gedrag van Volkswagen als bedrog valt te kwalificeren en als een oneerlijke handelspraktijk zoals uit het onderstaande blijkt. De regeling met betrekking tot de oneerlijke handelspraktijk heeft de strekking consumenten te beschermen, zodat in dat kader ook aan het relativiteitsvereiste is voldaan.

Bedrog

4.10.
In navolging van de rechtbank Amsterdam in haar vonnis in de SCC-procedure, is de kantonrechter van oordeel dat Volkswagen met haar handelwijze consumenten, waaronder [consument] , heeft misleid hetgeen in strijd is met wat volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt. Bij de aankoop van een product mag de consument ervan uitgaan dat een producent heeft voldaan aan alle voorwaarden voor het op de markt brengen van het product, waaronder het niet alleen formeel maar ook materieel voldoen aan de geldende emissie-eisen. Daarvan is hier echter evident geen sprake geweest door de installatie, het gebruik en het verzwijgen van de manipulatie-software in de betreffende auto's. Volkswagen heeft ook publiek erkend dat zij hiermee bedrog heeft gepleegd, bij monde van haar CEO, die in een interview verklaard heeft: "Das, was wir gemacht haben, war Betrug, ja!"10

4.11.
De kantonrechter komt nu toe aan de beoordeling van de vraag of sprake is van oneerlijke handelspraktijken van Volkswagen jegens de consument.

Oneerlijke handelspraktijken

Is de wettelijke regeling inzake oneerlijke handelspraktijken hier van toepassing?

4.12.
De kantonrechter overweegt dat de regeling inzake oneerlijke handelspraktijken in het Burgerlijk Wetboek van toepassing is op handelspraktijken van handelaren jegens consumenten. Deze wettelijke regeling vormt de implementatie van de Europese richtlijn inzake oneerlijke handelspraktijken van ondernemingen jegens consumenten (hierna ook te noemen: Richtlijn OHP).11

4.13.
Een handelaar is volgens de definitie van artikel 6:193a lid 1 sub b BW een natuurlijke of rechtspersoon die handelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf. Niet in geschil is dat Volkswagen een dergelijke handelaar is. In geschil is wél of sprake is van een handelspraktijk van Volkswagen jegens de consument. Artikel 6:193a lid 1 sub d BW definieert een handelspraktijk als iedere handeling, omissie, gedraging, voorstelling van zaken of commerciële communicatie, met inbegrip van reclame en marketing, van een handelaar die rechtstreeks verband houdt met de verkoopbevordering, verkoop of levering van een product aan consumenten.

4.14.
De kantonrechter is, in navolging van de ACM in diens boetebesluit en de rechtbank Amsterdam in haar vonnis in de SCC-procedure, van oordeel dat Volkswagen in het onderhavige geval een handelspraktijk heeft verricht, bestaande uit het fabriceren van auto's die voorzien waren van verboden manipulatiesoftware ten behoeve van het verkrijgen van een typegoedkeuring, het vervolgens afgeven van een Certificaat van Overeenstemming en het daarna (in Europa, waaronder Nederland) op de markt brengen van de auto’s teneinde te worden verkocht en geleverd aan kopers. Daarbij heeft Volkswagen ten behoeve van voormelde activiteiten gebruik gemaakt van verschillende communicatiemiddelen ten behoeve van de marketing van de auto's, zoals publicatie van informatie op websites en het opstellen van brochures voor de consument. De productie en de daarmee samenhangende marketing van de auto's door Volkswagen hadden naar het oordeel van de kantonrechter tot doel om de betrokken auto's aan consumenten te verkopen en te leveren, althans om de verkoop van de auto's te bevorderen. Dat zijn handelspraktijken als bedoeld in de wettelijke regeling inzake oneerlijke handelspraktijken. Hieraan kan niet afdoen de omstandigheid dat Volkswagen de betreffende auto's niet zelf rechtstreeks aan de consument heeft verkocht, maar door tussenkomst van autodealers/importeurs.

4.15.
De conclusie is daarmee dat de wettelijke regeling inzake oneerlijke handelspraktijken onverkort van toepassing is op het handelen van Volkswagen.

Oneerlijke handelspraktijken: het wettelijk kader

4.16.
Het wettelijke kader voor de beoordeling van de gestelde oneerlijke handelspraktijken van Volkswagen komt, samengevat en voor zover hier van belang, op het volgende neer.

4.17.
Volgens artikel 6:193b lid 1 BW handelt een handelaar onrechtmatig jegens een consument indien hij een handelspraktijk verricht die oneerlijk is.

Het 2e lid van dit wetsartikel bepaalt dat een handelspraktijk oneerlijk is indien een handelaar handelt:
a. in strijd met de eisen van professionele toewijding, en
b. het vermogen van de gemiddelde consument om een geïnformeerd besluit te nemen merkbaar is beperkt of kan worden beperkt, waardoor de gemiddelde consument een besluit over een overeenkomst neemt of kan nemen, dat hij anders niet had genomen.

4.18.
Voorts is in lid 3 van voornoemd wetsartikel bepaald dat een handelspraktijk in het bijzonder oneerlijk is indien een handelaar een misleidende handelspraktijk verricht als bedoeld in de artikelen 6:193c tot en met 6:193g BW.

Volkswagen heeft zich jegens [consument] als consument schuldig gemaakt aan oneerlijke handelspraktijken

4.19.
De kantonrechter is van oordeel dat Volkswagen zich schuldig heeft gemaakt aan oneerlijke handelspraktijken tegenover [consument] als consument en daarmee onrechtmatig jegens [consument] heeft gehandeld. Hiertoe overweegt de kantonrechter het volgende.

- Oneerlijke handelspraktijk ex artikel 6:193b lid 2 BW -

4.20.
Naar het oordeel van de kantonrechter heeft Volkswagen in de gegeven omstandigheden als handelaar gehandeld in strijd met de eisen van professionele toewijding, als bedoeld in artikel 6:193b lid 2 onderdeel a BW. Professionele toewijding bestaat uit zorgvuldigheid en vakkundigheid.

4.21.
De installatie, het gebruik en het verzwijgen van verboden manipulatiesoftware in (diesel)auto's die voor de consumentenmarkt worden geproduceerd, als onderdeel van het verkrijgen van typegoedkeuring die noodzakelijk is voor het op de markt brengen van de auto's, is naar het oordeel van de kantonrechter zonder meer in strijd met het zorgvuldig handelen dat van een professionele autofabrikant als Volkswagen mag worden verwacht. De consument moet er op kunnen vertrouwen dat de auto die hij koopt of overweegt te kopen geen verboden onderdelen, zoals manipulatiesoftware, bevat. Door het op de markt brengen van de betrokken auto's heeft Volkswagen jegens consumenten de indruk gewekt dat deze aan de wettelijke eisen voldeden, wat formeel gezien wel het geval was, maar materieel gezien niet, omdat de typegoedkeuringen door het gebruik van een verboden manipulatie-instrument waren verkregen. Daarmee is de goedkeuring op bedrieglijke wijze verkregen.12

4.22.
Met betrekking tot de voor Volkswagen geldende bijzondere vakkundigheid overweegt de kantonrechter het volgende. Wat de voor een handelaar geldende professionele standaard is, hangt af van de omstandigheden van het geval. Het niveau van de voor een handelaar geldende standaard kan bijvoorbeeld worden afgeleid uit de handelsgebruiken in een bepaalde sector, een gedragscode of een afgelegde eed of belofte.

4.23.
De kantonrechter is van oordeel dat de in deze zaak geldende professionele standaard kan worden afgeleid uit de zogeheten Automotive Industry Guiding Principles to Enhance Sustainability Performance in the Supply Chain van de Europese brancheorganisatie voor autofabrikanten (ACEA) uit maart 2014.13 Volkswagen heeft in deze procedure de toepasselijkheid van deze Guiding Principles ook niet betwist. Verder staat vast dat Volkswagen een Environmental policy ten aanzien van haar activiteiten en producten hanteert, waarin zij zich uitdrukkelijk tot doel stelt om bij al haar activiteiten de milieu-impact tot een minimum te beperken en bij te dragen aan het oplossen van milieuproblematiek op zowel regionaal als globaal niveau.14 Het handelen van Volkswagen met betrekking tot de installatie en het gebruik van de manipulatiesoftware in door haar gefabriceerde auto's is naar het oordeel van de kantonrechter zowel in strijd met voormelde Guiding Principles van de ACEA als de Environmental policy van Volkswagen zelf en valt niet te rijmen met het gestelde streven van Volkswagen om haar ecologische voetafdruk en impact op het milieu te verkleinen, waardoor zij heeft gehandeld in strijd met het normale niveau van bijzondere vakkundigheid.

4.24.
Ten slotte is naar het oordeel van de kantonrechter voldaan aan het cumulatieve vereiste dat door het handelen van Volkswagen het vermogen van de gemiddelde consument om een geïnformeerd besluit te nemen merkbaar is beperkt, als bedoeld in artikel 6:193b lid 2 onderdeel b BW. Bij de aankoop van een product mag de consument ervan uitgaan dat een producent voldoet aan alle voorwaarden voor het op de markt brengen van het product. Wanneer een producent een product aanbiedt dat niet voldoet aan de voorwaarden voor het op de markt brengen daarvan, althans waarvan de vaststelling dat het voldoet is gemanipuleerd, en minder schoon is dan gesuggereerd, is per definitie sprake van het merkbaar beperken van het vermogen van de consument om een geïnformeerd besluit te nemen. Consumenten is door de handelwijze van Volkswagen met betrekking tot het gebruik van de manipulatiesoftware de mogelijkheid ontnomen om een volledig geïnformeerde keuze te maken. Het argument van Volkswagen dat, samengevat, milieu- en duurzaamheidsoverwegingen bij de gemiddelde consument een zeer ondergeschikte rol spelen bij de aanschaf van een auto15, kan haar in dit verband niet baten. De gemiddelde consument heeft door de handelwijze van Volkswagen een besluit over een overeenkomst genomen dat hij - als hij van tevoren was geïnformeerd over de manipulatie van de uitstoot van de betreffende auto's door Volkswagen - niet had genomen.

- Misleidende handelspraktijken -

4.25.
Naar het oordeel van de kantonrechter is bovendien sprake van een misleidende handelspraktijk als bedoeld in artikel 6:193b lid 3 sub a BW.

4.26.
Een handelspraktijk is ingevolge artikel 6:193c lid 1, aanhef en onder b, BW misleidend indien informatie wordt verstrekt die feitelijk onjuist is of die de gemiddelde consument misleidt of kan misleiden, al dan niet door de algemene presentatie van de informatie, zoals ten aanzien van de voornaamste kenmerken van het product, zoals bijvoorbeeld voordelen, uitvoering, samenstelling, geschiktheid voor het gebruik, gebruiksmogelijkheden, specificatie, van het gebruik te verwachten resultaten of de resultaten en wezenlijke kenmerken van op het product verrichte tests of controles, waardoor de gemiddelde consument een besluit over een overeenkomst neemt of kan nemen dat hij anders niet had genomen. Het gaat erom of een gemiddelde consument door de (onjuiste) informatie op het verkeerde been kan worden gezet en of die informatie van dien aard is dat deze de gemiddelde consument er toe kan brengen een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen. In het geval dat sprake is van een misleidende handelspraktijk, hoeft niet aanvullend te worden nagegaan of de betreffende handelspraktijk ook in strijd is met de vereisten van professionele toewijding.16

4.27.
Bij misleidende informatie kan naar het oordeel van de kantonrechter ook worden gedacht aan milieuclaims of 'groene claims'. Met dergelijke claims wordt op een of andere manier de indruk gewekt dat een product een positieve of geen negatieve invloed heeft op het milieu of dat het product het milieu minder schade toebrengt dan andere producten doen.17Consumenten moeten milieuclaims van handelaren kunnen vertrouwen. Milieuclaims dienen daarom, om niet misleidend te zijn, op duidelijke, specifieke, ondubbelzinnige en correcte wijze te worden gepresenteerd.18Volgens artikel 6 Richtlijn OHP kan een milieuclaim misleidend zijn indien deze gepaard gaat met onjuiste informatie en derhalve op onwaarheden berust of zelfs als de informatie feitelijk correct is de gemiddelde consument op enigerlei wijze, inclusief door de algemene presentatie, bedriegt of kan bedriegen. Ook wanneer milieuclaims zijn gebaseerd op vage en algemene verklaringen betreffende milieuvoordelen zoals "milieuvriendelijk", "ecologisch", "duurzaam", "goed voor het milieu", "klimaatvriendelijk" of "vriendelijk voor het milieu" kunnen milieuclaims misleidend zijn. Dergelijke claims kunnen oneerlijke handelspraktijken opleveren wanneer ze de gemiddelde consument kunnen bedriegen en hem ertoe kunnen brengen een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen.19

4.28.
Tegen deze achtergrond overweegt de kantonrechter het volgende.

4.29.
De kantonrechter is van oordeel dat Volkswagen met haar uitlatingen zoals hiervoor weergegeven onder 2.4, 2.5 en 2.6. het heeft doen voorkomen dat haar dieselauto's voorzien van een EA 189 motor op het vlak van milieu en duurzaamheid voorbeeldige prestaties leveren, althans een positieve of geen negatieve invloed op het milieu hebben of het milieu minder schade toebrengen dan andere auto's doen. Deze milieuclaims stroken naar het oordeel van de kantonrechter - gelijk de ACM heeft geoordeeld20 - echter niet met de installatie en het gebruik van manipulatiesoftware om de emissieresultaten van de betreffende auto's in een testomgeving te beïnvloeden. In dit kader zijn door beide partijen rapporten overgelegd.21 In het licht van die rapporten is Volkswagen er echter onvoldoende in geslaagd de juistheid van haar claims in de hiervoor aangehaalde uitlatingen aan te tonen. De uitlatingen moeten daarom als misleidend worden beschouwd.

4.30.
Daarnaast is de kantonrechter van oordeel dat Volkswagen door tegenover de consument te verzwijgen dat de testresultaten zijn gemanipuleerd door het gebruik van manipulatiesoftware, essentiële informatie aan de consument heeft onthouden die van belang is voor diens aankoopbeslissing. Volkswagen heeft in dit kader nog gesteld dat niet is komen vast te staan dat de betreffende auto’s niet voldeden aan de Euro5-norm, maar dat is niet waar het om gaat. Waar het om gaat, is dat Volkswagen de testresultaten heeft gemanipuleerd ten behoeve van het verkrijgen van een typegoedkeuring, waardoor onduidelijk is in hoeverre de betreffende auto’s daadwerkelijk voldeden aan de geldende normen.

4.31.
De kantonrechter komt gelet op het vorenstaande tot de conclusie dat Volkswagen in de periode 2009-2015 informatie aan consumenten heeft verstrekt die feitelijk onjuist was of die de gemiddelde consument misleidt of kan misleiden ten aanzien van de voornaamste kenmerken van het product, waardoor de gemiddelde consument een besluit over een overeenkomst kon nemen dat hij anders niet had genomen.

- Misleidende handelspraktijk - onjuiste informatie over typegoedkeuring -

4.32.
Ten slotte is naar het oordeel van de kantonrechter ook sprake van een misleidende handelspraktijk van Volkswagen als bedoeld in artikel 6:193g, aanhef en onder d, BW. Uit artikel 6:193g volgt dat het onder alle omstandigheden misleidend is om te beweren dat een handelaar of een product door een openbare of particuliere instelling is aanbevolen terwijl dat niet het geval is, of om iets dergelijks te beweren zonder dat aan de voorwaarde voor de aanbeveling, erkenning of goedkeuring is voldaan. Het betreft hier een per definitie oneerlijke handelspraktijk.

4.33.
Volkswagen heeft in de periode 2009 - 2015 in dieselauto's met een EA 189 motor manipulatie-software geïnstalleerd om de uitstoot van stikstofoxide in een testomgeving te beïnvloeden, terwijl deze modus bij normaal gebruik op de weg was uitgeschakeld. Zoals het Hof van Justitie heeft vastgesteld, was hiermee sprake van het gebruik van een door de Emissieverordening verboden manipulatie-instrument. Door de installatie en het gebruik van de software in de betreffende auto's heeft Volkswagen naar het oordeel van de kantonrechter niet aan de voorwaarden voor de ontvangen typegoedkeuring voldaan en zijn er voor deze auto's ten onrechte typegoedkeuringen afgegeven. Nadien heeft Volkswagen de auto's ten onrechte van een CvO voorzien en doorverkocht/geleverd aan de importeurs, aangezien de auto's niet in overeenstemming met de typegoedkeuringsvoorschriften van de EU waren. Hiermee is sprake van een misleidende handelspraktijk.

4.34.
Voor zover Volkswagen zich erop beroept dat de afgegeven typegoedkeuring niet door het KBA is ingetrokken, kan dat verweer haar naar het oordeel van de kantonrechter niet baten. Dit verweer van Volkswagen ziet eraan voorbij dat het KBA Volkswagen heeft opgedragen om de betreffende auto's terug te roepen en aan te passen. Vervolgens heeft Volkswagen een update ontwikkeld die na installatie ervoor moest zorgen dat de auto uitsluitend nog in zuinige modus kon opereren. Het KBA heeft deze update goedgekeurd. Pas na het uitvoeren van de updates is de conformiteit van de betreffende auto's hersteld en stond de geldigheid van de typegoedkeuring definitief vast.

Conclusie

4.35.
Volkswagen heeft zich schuldig gemaakt aan overtreding van de Emissieverordening, bedrog en oneerlijke handelspraktijken jegens [consument] , waarmee zij onrechtmatig jegens hem heeft gehandeld. Het onrechtmatig handelen kan ook aan Volkswagen worden toegerekend, hetgeen overigens geen onderwerp van debat is geweest tussen partijen.

Heeft [consument] schade geleden als gevolg van het onrechtmatig handelen van Volkswagen?

4.36.
Het hiervoor vastgestelde onrechtmatig handelen van Volkswagen jegens [consument] als consument verplicht haar om de dientengevolge door [consument] consument geleden schade te vergoeden. Vervolgens dient te worden beoordeeld of [consument] ook daadwerkelijk schade heeft geleden ten gevolge van het onrechtmatig handelen van Volkswagen en, zo ja, in welke omvang. In dat verband overweegt de kantonrechter het volgende.

4.37.
VGDES bepleit primair dat de omvang van de schade in dit concrete geval op de koopprijs van de auto, verminderd met de actuele inruilwaarde van de auto, dient te worden bepaald. Daartoe voert VGDES allereerst aan dat indien [consument] bij aankoop had geweten dat de auto niet conform de wettelijke eisen en vervuilender was dan hem werd voorgespiegeld, hij de auto nooit zou hebben gekocht. De schade moet dan ook worden begroot op de aankoopprijs minus de restwaarde. De kantonrechter volgt VGDES hierin niet. De schadebenadering door VGDES lijkt gebaseerd op vernietiging van de koopovereenkomst met betrekking tot de auto22, maar een dergelijke vordering ligt hier niet voor, aangezien VGDES van Volkswagen als fabrikant van de auto een schadevergoeding uit hoofde van onrechtmatige daad vordert, waarbij de kantonrechter (louter) dient te beoordelen welke schade het onrechtmatig handelen van Volkswagen voor [consument] heeft veroorzaakt. Daarbij heeft als uitgangspunt te gelden dat de schade concreet berekend moet worden. Anders dan VGDES meent betekent dat niet dat herstel in de oude toestand dient plaats te vinden maar dat er een vermogensvergelijking dient plaats te vinden. Waarom in dit geval een andere wijze van schadebegroting aan de orde zou zijn, is niet afdoende onderbouwd of toegelicht door VGDES. Ook in de uitspraak van het gerechtshof Den Bosch waarnaar VGDES verwijst, ziet de kantonrechter geen aanknopingspunten om een afwijkende wijze van schadebegroting te hanteren, omdat ook daar de schade is gebaseerd op vermogensvergelijking.23

4.38.
De kantonrechter volgt VGDES evenmin in haar betoog dat slechts toekenning van een schadevergoeding ter hoogte van de betaalde koopprijs een effectieve consumentenbescherming tegen oneerlijke handelspraktijken waarborgt en dat alleen daarmee wordt voldaan aan het uitgangspunt bij schending van de Europese richtlijn oneerlijke handelspraktijken en schending van de Emissieverordening in samenhang met de Kaderrichtlijn, dat een toe te kennen schadevergoeding doeltreffend, evenredig en afschrikwekkend moet zijn. De kantonrechter overweegt in dat verband dat de keuze van de sancties berust bij de individuele lidstaten, maar deze dienen doeltreffend, evenredig en afschrikwekkend te zijn. Uit de rechtspraak van het Hof van Justitie volgt verder dat, wat de vorm en de berekeningswijze van schadevergoeding betreft, de vergoeding van de door schendingen van het Unierecht aan particulieren toegebrachte schade adequaat dient te zijn ten opzichte van de geleden schade, zodat de daadwerkelijke bescherming van hun rechten verzekerd is. De Nederlandse wetgever heeft ervoor gekozen om oneerlijke handelspraktijken van handelaren als een onrechtmatige daad aan te merken, waarbij de bijbehorende sancties zich vertalen in schadevergoeding. Als het gaat om schending van de Emissieverordening loopt de sanctionering ook via de onrechtmatige daadsactie omdat sprake is van een handelen in strijd met een wettelijk voorschrift. Dat in dit geval alleen een vergoeding van de kooprijs een doeltreffende en evenredige sanctie is, is niet gebleken.

4.39.
Gelet op het vorenstaande ziet de kantonrechter geen aanleiding om de schade te begroten op de koopprijs van de auto verminderd met de restwaarde, zoals primair gevorderd.

Het in dit verband door Volkswagen gedane beroep op verrekening van genoten voordeel behoeft dan ook geen bespreking

4.40.
Bij de bepaling van de omvang van die schadevergoeding geldt het hierna volgende beoordelingskader. Ingevolge artikel 6:97 BW dient de rechter de schade te begroten op de wijze die met de aard van de schade in overeenstemming is. Als uitgangspunt voor de berekening van de omvang van de verplichting tot schadevergoeding dient dat de benadeelde zoveel mogelijk in de toestand wordt gebracht waarin hij zou hebben verkeerd indien de schadeveroorzakende gebeurtenis was uitgebleven, met inachtneming van alle omstandigheden van het concrete geval. Dit brengt mee dat de omvang van de schade die [consument] heeft geleden, dient te worden bepaald door vergelijking van de situatie waarin hij nu verkeert, met de situatie waarin hij (vermoedelijk) zou hebben verkeerd wanneer het onrechtmatig handelen van Volkswagen achterwege zou zijn gebleven24, de situatie derhalve waarin Volkswagen zich niet schuldig zou hebben gemaakt aan het gebruik van de manipulatiesoftware in de auto van [consument] ten behoeve van het verkrijgen van een typegoedkeuring. De stelplicht en zo nodig bewijslast van het bestaan en de omvang van de schade rusten op de benadeelde. Wanneer de omvang van de schade niet kan worden vastgesteld, dan wordt zij geschat.

4.41.
Door VGDES is aangevoerd dat [consument] – in de hypothetische situatie dat de auto geen manipulatiesoftware ten behoeve van de typegoedkeuring bevatte en de daadwerkelijke (milieu-)prestaties bekend waren – de auto niet zou hebben gekocht, hetgeen is onderbouwd met een verklaring van [consument] . De kantonrechter acht die onderbouwing voldoende aannemelijk. Voor wat betreft de werkelijke situatie is naar het oordeel van de kantonrechter aannemelijk dat de auto op het moment van aankoop door [consument] een lagere waarde had dan de door [consument] betaalde koopprijs. Dit waardeverlies vloeit voort uit de installatie van software die de uitstootgegevens manipuleert waardoor de auto ten onrechte een typegoedkeuring heeft gekregen. De door [consument] gekochte auto vertoonde dan ook een gebrek en een auto die een gebrek vertoont zal minder worden gewaardeerd en heeft derhalve een lagere waarde.25 Het verschil tussen de voor de auto door [consument] betaalde prijs en de werkelijke waarde van de auto leidt tot een afname van het vermogen van [consument] , ontstaan tijdens de aankoop van de auto (maar die pas later is ontdekt). Deze vermogensafname zou zich niet hebben voorgedaan indien [consument] de auto niet zou hebben gekocht. De door [consument] geleden schade bestaat dan ook uit hetgeen hij teveel heeft betaald voor een auto die vanwege het gebrek daaraan minder waard was. Dat, zoals Volkswagen naar voren heeft gebracht, de manipulatiesoftware later met behulp van de update is verwijderd, neemt niet weg dat de auto bij aankoop en enige jaren daarna niet aan de wettelijke eisen en niet aan de gepretendeerde (milieu-)prestaties voldoet. Daar komt bij dat uit de thans nog lopende discussie blijkt dat nog steeds onduidelijk is of de auto nu wel aan de wettelijke eisen voldoet.

4.42.
De kantonrechter ziet aanleiding om de omvang van de door [consument] geleden schade met toepassing van artikel 6:97 BW te schatten. VGDES heeft ook aangegeven een voorkeur te hebben voor schatting in plaats van verwijzing naar de schadestaatprocedure, hetgeen ook strookt met artikel 612 Rv. Beide partijen hebben weliswaar deskundigenrapporten overgelegd ter onderbouwing van de schade, maar het betreft hier partijrapporten in algemene zin, waarop partijen over en weer kritiek hebben geuit. Daarbij kan voor de waarde van auto's die niet aan de wettelijke eisen voldoen geen concrete marktprijs worden bepaald, nu er geen auto's op de markt komen waarvan bekend is dat die niet aan de wettelijke eisen voldoen. De kantonrechter begroot in de gegeven omstandigheden de schade van [consument] schattenderwijs op € 3.000,-. Bij die schatting heeft de kantonrechter aansluiting gezocht bij de bepaling van de teveel betaalde aankoopprijs in verband met de prijsvermindering die de rechtbank Amsterdam in het vonnis in de SCC-procedure heeft gehanteerd. Een schadebedrag van € 3.000,- doet naar het oordeel van de kantonrechter voldoende recht aan zowel de overtreding van de Emissieverordening en de oneerlijke handelspraktijken van Volkswagen als de persoonlijke situatie van [consument] en is daarmee voldoende doeltreffend en evenredig.

Causaal verband

4.43.
De kantonrechter is van oordeel dat het causaal verband tussen het onrechtmatig handelen en de gestelde schade van [consument] (de aankoop van de auto) voldoende is komen vast te staan. Gelet op de hoofdregel dient [consument] te stellen en zo nodig te bewijzen dat hij bij een juiste voorstelling van zaken de auto niet zou hebben gekocht (het condicio sine qua non-verband). Aannemelijk is dat [consument] de betreffende 'sjoemeldiesel' niet zou hebben gekocht, indien hij ten tijde van de aankoop had geweten van de installatie en het gebruik van manipulatiesoftware in zijn auto, waardoor de auto formeel wel maar materieel niet aan de wettelijke voorwaarden voor typegoedkeuring voldeed en in werkelijkheid vervuilender is dan de fabrikant heeft doen voorkomen. Uit de (hiervoor onder 2.20. genoemde) schriftelijke verklaring van [consument] en zijn aanvullende verklaring ter zitting blijkt verder dat milieuoverwegingen wel degelijk een (grote) rol hebben gespeeld bij de keuze voor de aankoop van de VW Polo door [consument] . Dat voor [consument] milieuoverwegingen niet van belang zijn, wordt niet overtuigend door Volkswagen weerlegd met een algemeen rapport over de beweegredenen van consumenten om tot aanschaf over te gaan.26 Overigens zou het stellen van te strenge eisen aan het causaal verband naar het oordeel van de kantonrechter niet in overeenstemming zijn met het doeltreffendheidsbeginsel. De schade zoals hiervoor begroot kan ook aan Volkswagen worden toegerekend, in de zin van artikel 6:98 BW.

Overige schadeposten

4.44.
De kantonrechter zal thans de overige schadeposten van [consument] beoordelen.

De software-update

4.45.
De eerste schadepost betreft een bedrag van € 48,22 aan kosten in verband met het laten uitvoeren van de software-update. Ter onderbouwing hiervan heeft VGDES een factuur van Auto Century van 31 oktober 2016 in het geding gebracht.

4.46.
Volkswagen betwist deze schadepost. Volgens Volkswagen is de update voor [consument] kosteloos via diens autodealer uitgevoerd en betreft de overgelegde factuur slechts een pro-forma factuur ten behoeve van de autodealer om de kosten voor het uitvoeren van de update te kunnen doorbelasten aan de importeur en daarmee uiteindelijk aan Volkswagen. Uit niets blijkt dat [consument] de factuur zelf heeft betaald.

4.47.
De kantonrechter wijst deze vordering af, omdat VGDES - mede in het licht van het verweer van Volkswagen - niet heeft onderbouwd dat [consument] daadwerkelijk de kosten voor het uitvoeren van de software-update heeft voldaan. Enig bewijs van betaling is niet overgelegd. Opvallend in dit verband is ook dat de door VGDES overgelegde factuur niet op naam van [consument] is gesteld, maar vermeldt "garantie te claimen". Die vermelding ondersteunt naar het oordeel van de kantonrechter het verweer van Volkswagen.

Vervanging EGR-koeler

4.48.
De tweede schadepost betreft een bedrag van € 150,00 aan kosten voor vervanging van de EGR-koeler. VGDES voert hiertoe aan dat [consument] kort na het uitvoeren van de software-update problemen ondervond met de EGR-koeler van de auto. Deze EGR-koeler is onderdeel van het EGR-systeem dat door de update een aangepaste werking had gekregen. Volkswagen Customer Care heeft [consument] laten weten dat kosteloze reparatie van de EGR-koeler niet mogelijk was omdat de garantietermijn was verstreken en heeft hem doorverwezen naar autodealer Auto Century. Auto Century heeft [consument] vervolgens aangeboden om de reparatie voor een gereduceerd tarief van € 150,00 uit te voeren, welk aanbod [consument] heeft aanvaard.

4.49.
Volkswagen betwist ook deze schadepost. Volgens Volkswagen heeft [consument] uiteindelijk geen kosten voor deze reparatie gehad. Weliswaar heeft [consument] voor de betreffende reparatie aanvankelijk een bedrag van € 150,00 moeten betalen, maar is hij zeven maanden later daarvoor geheel gecompenseerd. Overigens heeft VGDES ook niet onderbouwd wat het causaal verband tussen deze kosten en enige normschending van de kant van Volkswagen is.

4.50.
De kantonrechter wijst deze vordering eveneens af, nu [consument] het verweer van Volkswagen dat hij voor de aanvankelijk gemaakte reparatiekosten nadien geheel is gecompenseerd niet gemotiveerd heeft betwist. Bij die stand van zaken moet ervan worden uitgegaan dat [consument] ter zake geen financieel nadeel heeft geleden.

Verhoogd brandstofverbruik

4.51.
De derde schadepost betreft een bedrag van € 400,00 in verband met toegenomen brandstofverbruik van de auto van [consument] . Hiertoe voert VGDES aan dat de auto door de software-update meer brandstof is gaan verbruiken. Het gebruik is van gemiddeld 1:26 naar 1:23 gegaan. Sinds de update heeft [consument] ongeveer 54.000 kilometer met de auto gereden. Op basis van het gestegen brandstofverbruik betekent dit dat [consument] ongeveer 300 liter extra diesel heeft moeten tanken ten opzicht van de situatie vóór de update. Uitgaande van de gemiddelde literprijs voor diesel van € 1,38 in de periode 2017-2020 betekent dit ongeveer € 400,00 aan extra brandstofkosten, aldus VGDES.

4.52.
VGDES betwist deze schadepost. Volgens Volkswagen heeft VGDES geen bewijs overgelegd voor de gestelde toename van het brandstofverbruik van de auto en, zo daar al sprake van zou zijn, dat er een causaal verband bestaat tussen het toegenomen brandstofverbruik en de software-update.

4.53.
Ook deze schadepost wijst de kantonrechter af, aangezien VGDES haar onderliggende stellingen onvoldoende heeft onderbouwd. Dat sprake zou zijn van een toegenomen brandstofverbruik van de auto van [consument] betreft slechts een blote bewering van VGDES, waarvan zij geen deugdelijk bewijs heeft overgelegd. Dat had mede gezien de betwisting van de kant van Volkswagen wel op haar weg gelegen. Daarnaast heeft VGDES, aannemende dat er sprake zou zijn van een toegenomen brandstofverbruik van de auto van [consument] , niet voldoende onderbouwd dat de software-update van de auto daarvan specifiek de oorzaak is. Feiten en omstandigheden die daar concreet op wijzen, zijn niet aangevoerd.

Slotsom

4.54.
Toewijsbaar is een schadevergoeding ten bedrage van € 3.000,-, te vermeerderen met de daarover gevorderde wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding. ECLI:NL:RBNNE:2023:1285


1Richtlijn 2007/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 september 2007 tot vaststelling van een kader voor de goedkeuring van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan en van systemen, onderdelen en technische eenheden die voor dergelijke voertuigen zijn bestemd.
2Verordening (EG) Nr. 715/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2007 betreffende de typegoedkeuring van motorvoertuigen met betrekking tot emissies van lichte personen- en bedrijfsvoertuigen (Euro 5 en Euro 6) en de toegang tot reparatie- en onderhoudsinformatie.
3HvJ EU 17 december 2020, zaak C-693/18, ECLI:EU:C:2020:1040 (X/CLCV e.a.).
4Rechtbank Amsterdam, 14 juli 2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:3617 (Stichting Volkswagen Car Claim - Volkswagen c.s.).
5Verordening (EG) Nr. 864/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 11 juli 2007 betreffende het recht dat van toepassing is op niet-contractuele verbintenissen ("Rome II").
6HvJ EU 9 juli 2020, zaak C-343/19, ECLI:EU:C:2020:534 (Verein für Konsumenteninformation/Volkswagen AG).
7Met ingang van 1 september 2020 is de Kaderrichtlijn ingetrokken, maar de Kaderrichtlijn is voor de beoordeling van dit geschil temporeel nog van belang.
8HvJ EU 21 maart 2023, zaak C-100/21, ECLI:EU:C:2023:229, (QB/Mercedes-Benz Group AG).
9A-G A. Rantos 2 juni 2022, zaak C-100/21, ECLI:EU:C:2022:420, (QB/Mercedes-Benz Group AG) r.o. 39-50.
10Zie het door VGDES in de spreekaantekeningen onder randnummer 1.2. aangehaalde artikel uit de Süddeutsche Zeitung van 9 juli 2019.
11Richtlijn nr. 2005/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2005 betreffende oneerlijke handelspraktijken van ondernemingen jegens consumenten op de interne markt.
12vgl. het vonnis van de rechtbank Amsterdam in de SCC-procedure, r.o. 8.29.
13Vgl. besluit ACM van 18 oktober 2017, zaaknr. ACM/17/003870, randnummer 80 e.v.
14Door VGDES als productie 15 ingebracht.
15Door Volkswagen wordt in dit kader verwezen naar het als productie 4 overgelegde onderzoek.
16HvJ EU 16 april 2015, zaak C-388/13, ECLI:EU:C:2015:225 (Nemzeti/UPC).
17Verwezen wordt naar de Richtsnoeren voor de tenuitvoerlegging van Richtlijn 2005/29 EG betreffende oneerlijke handelspraktijken (hierna: Richtsnoeren OHP), SWD (2016) 163/2, p. 117.
18Richtsnoeren OHP, p. 121.
19Richtsnoeren OHP, p. 122/123.
20Besluit ACM van 18 oktober 2017, zaaknr. ACM/17/003870, randnummer 100.
21Rapport TNO (productie 16 VGDES) en rapport Umwelt Bundesamt (productie 2 en 3 Volkswagen).
22In dat kader verwijst VGDES onder randnummer 7.6. van de dagvaarding onder meer naar een uitspraak van de Rechtbank Gelderland van 20 februari 2019, waarin de koper van een auto de koopovereenkomst vernietigde in verband met liegen van de verkoper over het schadeverleden van de auto.
23Gerechtshof Den Bosch 7 april 2020, ECLI:NL:GHSHE:2020:1199.
24HR 22 februari 2019, ECLI:NL:HR:2019:269.
25Zie ook HvJ EU 9 juli 2020, C-343/19, EU:C:2020:534 (VFK/Volkswagen AG, ov. 34)
26Volkswagen verwijst in dit kader naar de door bij conclusie van antwoord overgelegd productie 4.