Rb Den Haag 040511 deelgeschil bevestigend beantwoording van vraag of tussen partijen vso tot stand is gekomen,
- Meer over dit onderwerp:
 
Rb Den Haag 040511 deelgeschil bevestigend beantwoording van vraag of tussen partijen vso tot stand is gekomen, kosten gevorderd 4185, toegewezen  2.666,25 tarief 225 
 4.De beoordeling 
 Zaak geschikt voor behandeling in een deelgeschilprocedure? 
 4.1.Nu Reaal dit betwist, dient in de eerste plaats te worden     beoordeeld of het verzoek zich leent voor behandeling in een     deelgeschilprocedure als bedoeld in artikel 1019w-1019cc Rv. Reaal voert     aan dat dit niet het geval is, nu het verzoek niet kan bijdragen aan   de   totstandkoming van een vaststellingovereenkomst. Reaal wijst erop   dat   [verzoeker] de rechtbank in feite verzoekt het tegenovergestelde   vast te   stellen, namelijk te verklaren voor recht dat tussen  partijen  geen   overeenkomst is totstandgekomen. Daarvoor is de   deelgeschilprocedure   niet bedoeld, aldus Reaal. De rechtbank overweegt   als volgt. 
 4.2.De deelgeschilprocedure biedt volgens de memorie van toelichting     bij de Wet deelgeschilprocedure voor letsel- en overlijdensschade     betrokkenen bij een geschil over letsel- en overlijdensschade de     mogelijkheid in de buitengerechtelijke onderhandelingsfase de rechter in     te schakelen. Zij krijgen hiermee een extra instrument ter   doorbreking   van een impasse in de buitengerechtelijke onderhandelingen   (Kamerstukken   II, 2007-2008, 31518, nr. 3, p. 2). Gezien de ratio  van  de   deelgeschilprocedure om de buitengerechtelijke  onderhandelingen te    bevorderen, dient te rechtbank te toetsen of de  verzochte beslissing    voldoende kan bijdragen aan de totstandkoming  van een    vaststellingsovereenkomst. 
 4.3.Het verzoek van [verzoeker] is erop gericht dat partijen weer     gaan onderhandelen. Immers, dat zal moeten gaan gebeuren als de     conclusie moet zijn dat partijen (nog) geen definitieve overeenstemming     hebben bereikt. Reeds hierom is de rechtbank van oordeel dat de zaak     zich leent voor behandeling in een deelgeschilprocedure. De rechtbank     komt dus toe aan een inhoudelijke beoordeling van de zaak. 
 Is er een (vaststellings)overeenkomst tot stand gekomen? 
 4.4.De vraag ligt voor of tussen partijen een overeenkomst tot stand     is gekomen ten aanzien van de als gevolg van het ongeval door     [verzoeker] geleden en nog te lijden schade. De rechtbank beantwoordt     deze vraag bevestigend op grond van het volgende. 
 4.5.Een overeenkomst komt tot stand door aanbod en aanvaarding. Voor     de totstandkoming van een overeenkomst geldt in beginsel geen     schriftelijkheidsvereiste. De wijze van totstandkoming is vormvrij. Dit     kan anders zijn, indien partijen dit onderling hebben afgesproken.  Axa    heeft in haar brieven [verzoeker] verzocht de bij die brieven   gevoegde   vaststellingsovereenkomsten te ondertekenen, maar zij heeft     ondertekening niet als voorwaarde gesteld voor de totstandkoming van  de    overeenkomst. [verzoeker] mocht er dan ook niet van uitgaan dat de     overeenkomst pas tot stand zou komen na ondertekening van een     vaststellingsovereenkomst. Dat hij daar ook niet vanuit is gegaan,     blijkt uit de brief van Kouwenaar van 21 juni 2007, waarin Kouwenaar     schrijft dat ná het bereiken van volledige overeenstemming een     ondertekend exemplaar van de vaststellingsovereenkomst aan Reaal retour     zal worden gezonden. 
 4.6.Tussen partijen is gecorrespondeerd over de hoogte van de aan     [verzoeker] toekomende schadevergoeding. Bij brief van 29 mei 2007 heeft     Axa voorgesteld de smartengeldvergoeding met € 5.000,-- te verhogen   en   eveneens € 5.000,-- aan [verzoeker] te betalen bij wijze van   vergoeding   voor economische kwetsbaarheid. Hiermee kwam de totale aan   [verzoeker]   te betalen schadevergoeding neer op € 31.300,--, waarvan   door Axa reeds €   20.800,-- was voldaan. Gezien de aan dit aanbod   voorafgaande   correspondentie kon dit aanbod redelijkerwijs niet anders   worden   begrepen dan als een aanbod tot beëindiging van het volledige   tussen   partijen bestaande geschil. Hierbij wordt in aanmerking  genomen  dat in   de brief van Axa van 10 januari 2007 staat vermeld dat  'deze  zaak   volledig kan worden afgewikkeld' en dat Axa in de brief  van 28  februari   2007 aangeeft dat het gaat om een  'afwikkelingsvoorstel' en  een   'slotbetaling'. Bovendien heeft Axa bij  deze laatste brief tevens  een   vaststellingsovereenkomst gevoegd ter  ondertekening. Dat het  aanbod van   Axa geen eindregeling betrof, maar  slechts een aanbod tot  nadere   schadevergoeding, zoals [verzoeker]  kennelijk betoogt, kan dus  niet   worden gevolgd en het aanbod mocht  door [verzoeker] dan ook niet  als   zodanig worden opgevat. 
 4.7.In de brief van Kouwenaar van 4 juni 2007 staat vermeld dat     [verzoeker] bereid is gevonden met het voorstel in te stemmen, mits de     door [verzoeker] gemaakt kosten van rechtsbijstand zouden worden     voldaan. Dit kan in redelijkheid niet anders worden opgevat dan een     aanvaarding (onder opschortende voorwaarde) van het bij brief van 29 mei     2007 door Axa gedane aanbod. Dat de woorden 'bereid gevonden om met   dit   voorstel in te stemmen' niet kunnen en mogen worden opgevat als   een   volmaakte instemming van de kant van [verzoeker], zoals   [verzoeker]   betoogt, valt niet in te zien. Mocht Kouwenaar met   [verzoeker] geen   overleg hebben gevoerd over de regeling die in de   brief van 29 mei 2007   is verwoord, dan kan dit Reaal niet worden   tegengeworpen, maar dient dit   voor rekening en risico van [verzoeker]   te blijven. Axa mocht op de   mededelingen van Kouwenaar, de toenmalige   advocaat van [verzoeker],   vertrouwen. Het in de brief van 4 juni  2007  opgenomen voorbehoud van   alle rechten en weren maakt het  voorgaande  ook niet anders. Dit   voorbehoud betekent enkel dat  [verzoeker],  wanneer er tussen partijen   geen overeenkomst tot stand  komt (wanneer  de opschortende voorwaarde   niet wordt vervuld), met  deze brief geen  rechten en weren prijs heeft   gegeven. 
 4.8.Reaal heeft aangevoerd dat aan de opschortende voorwaarde,     waaronder het aanbod door [verzoeker] is aanvaard, is voldaan. Zij     betoogt dat de door [verzoeker] opgevoerde kosten van rechtsbijstand en     medische advisering en rapportage ter hoogte van € 17.864,67 op 6  juli    2007 integraal aan Kouwenaar zijn vergoed en zij heeft dit  onderbouwd    aan de hand van een betalingsbewijs. Dit wordt door  [verzoeker]    onvoldoende gemotiveerd betwist, zodat de rechtbank het  ervoor houdt dat    de kosten van rechtsbijstand en medische advisering  en rapportage    integraal aan Kouwenaar zijn voldaan. 
 4.9.Nu uit het bovenstaande volgt dat het aanbod van Axa door     [verzoeker] is aanvaard en de opschortende voorwaarde die aan de     aanvaarding was verbonden is vervuld, moet de conclusie zijn dat er     tussen [verzoeker] en Axa op 6 juli 2007 een overeenkomst tot stand is     gekomen. De brief van 14 februari 2008, waarin [verzoeker] aangeeft   zijn   aanbod tot een regeling te hebben ingetrokken dan wel herroepen,   kan   daaraan niet meer afdoen, nu die brief dateert van ná 6 juli  2007.  De   omstandigheid dat het resterende bedrag aan schadevergoeding  van €    10.500,-- door Reaal pas veel later, na haar brief van 24  februari  2009,   is voldaan, betekent ook niet dat er geen overeenkomst  is    totstandgekomen. Dit is een kwestie die de uitvoering van de     overeenkomst betreft. Niet-nakoming van de overeenkomst (in de vorm van     te late betaling) levert hooguit een toerekenbare tekortkoming op die     Reaal verplicht tot schadevergoeding, welke in dit geval zou bestaan   uit   vergoeding van wettelijke rente. Reaal heeft de wettelijke rente   aan   [verzoeker] vergoed. Het verzoek van [verzoeker] moet dus worden     afgewezen. 
 Kosten 
 4.10.Artikel 1019aa Rv bepaalt dat de rechtbank de kosten bij de     behandeling van het verzoek aan de zijde van de persoon die schade door     dood of letsel lijdt begroot, ook indien het verzoek wordt afgewezen.   De   kosten dienen ingevolge artikel 6:96 lid 2 BW te voldoen aan de   dubbele   redelijkheidstoets: zowel het inroepen van de rechtsbijstand   als de   daarvoor gemaakte kosten dienen redelijk te zijn. 
 4.11.[verzoeker] betoogt dat hij een bedrag van € 4.185,-- (18,6 uur     x € 225,--, excl. BTW) aan kosten voor rechtsbijstand heeft gemaakt.     Hij heeft een specificatie van de kosten overgelegd. Reaal heeft  bezwaar    gemaakt tegen de hoogte van de door [verzoeker] opgevoerde  kosten.    Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, acht de rechtbank  het    bovenmatig dat er op 20 oktober 2010 twee uur zijn besteed aan  een brief    aan [verzoeker] en op 7 januari 2011 vier uur aan brieven  aan    [verzoeker] en Reaal. De desbetreffende brieven, althans brieven  van de    datum waarop deze kosten zijn gemaakt, zijn niet overgelegd.  De    rechtbank zal de kosten voor deze brieven begroten op totaal €  337,50    (30 minuten per brief). Ook de aan het opstellen van het  verzoekschrift    bestede tijd, twee uur, komt de rechtbank niet  redelijk voor, nu Reaal    terecht aanvoert dat het verzoekschrift  inhoudelijk grotendeels  identiek   is aan een eerder door mr. Solstad  aan Reaal verzonden brief.  Ten   slotte zijn de 60 minuten die in  rekening zijn gebracht voor de  brief   aan de rechtbank van 11 april  2011 buitensporig, nu met deze  brief   slechts stukken zijn overgelegd,  zonder daarbij enige  inhoudelijke   toelichting te geven. De rechtbank  zal de kosten begroten  op € 112,50   (30 minuten) voor het opstellen  van het verzoekschrift en  € 56,25 (15   minuten) voor de brief aan de  rechtbank. Dit leidt ertoe  dat de   rechtbank de kosten die aan de  zijde van [verzoeker] zijn  gemaakt bij de   behandeling van het verzoek  begroot op € 2.666,25 en  vermeerderd met   het griffierecht van €  258,-- op € 2.924,25. 
 5.De beslissing 
 De rechtbank: 
 5.1.begroot de kosten als bedoeld in artikel 1019aa Rv op € 2.924,25 (exclusief BTW);LJN BQ6068