Rb Den Haag 100817 vaststellingsovereenkomst; onbekendheid met ORT over vakantieuren; finale kwijting is finaal
- Meer over dit onderwerp:
Rb Den Haag 100817 vaststellingsovereenkomst; onbekendheid met ORT over vakantieuren;finale kwijting is finaal
2 De feiten
Als niet, althans onvoldoende gemotiveerd weersproken, staat in deze procedure het volgende vast:
2.1
[eiser] is van [2002 tot 2014] in dienst geweest bij [gedaagde] in de functie van [functie] . De arbeidsovereenkomst is met wederzijds goedvinden beëindigd. Partijen hebben een vaststellingsovereenkomst gesloten.
2.2
Op de arbeidsovereenkomst was de collectieve arbeidsovereenkomst GGZ (hierna te noemen: CAO) van toepassing. op basis van die CAO ontving [eiser] onregelmatigheidstoeslag. [eiser] werkte altijd ’s avonds en ’s nachts. Deze onregelmatigheidstoeslag is niet betaald over vakantie-uren.
2.3
In de mailcorrespondentie van 29 november 2013 heeft mr. B.I. Both, juridisch adviseur van [eiser] , aan mr. Kessels het navolgende gemaild:
“(…) Voor wat betreft de hoogte van het loon wil hij afspreken dat hij zijn basisloon + de gemiddelde ORT ontvangt (eerder betaalde uw cliënte ook op deze manier uit). (…)”
2.4
I n de tussen partijen gesloten vaststellingsovereenkomst is – onder andere – opgenomen:
“(…)
f. Werknemer heeft zich in het kader van de door werkgever gewenste beëindiging van de arbeidsovereenkomst en de gevolgen daarvan laten bijstaan door een gemachtigde, (…)
g. Werknemer is gewezen op de gevolgen van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst, onder meer betreffende mogelijke WW-rechten. Werknemer begrijpt en aanvaardt deze gevolgen.
(…)
5. (…) Over de maand november 2013 ontvangt Werknemer het basis-salaris, over de maanden december 2013 en januari 2014 ontvangt hij het basis-salaris met de gemiddelde ORT en emolumenten. De gemiddelde ORT wordt berekend over de referteperiode van januari 2013 tot en met oktober 2013.
(…)
8. Werknemer ontvangt bij het einde van de arbeidsovereenkomst een eindafrekening waarin, voor zover verschuldigd en (nog) niet betaald over de periode tot het einde van het dienstverband, het salaris, pro rata vakantiegeld en eindejaarsuitkering.
(…)
15. Partijen verlenen elkaar algehele en finale kwijting, behoudens voor zover het betreft nakoming van de hiervoor in deze overeenkomst beschreven rechten en verplichtingen. Deze finale kwijting ziet tevens uitdrukkelijk op, maar is niet beperkt tot eventuele aanspraken op grond van contractuele afvloeiingsregelingen, pensioenschade, bedrijfsongevallen, beroepsziektes alsmede de aanspraak op wet- en regelgeving met betrekking tot gelijke behandeling.
(…)”
3 De vordering
3.1
[eiser] heeft gevorderd dat bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad [gedaagde] zal worden veroordeeld tot betaling aan [eiser] van de somma van € 3.029,25 bruto vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag en de wettelijke verhoging wegens vertraging ad 50% alsmede de wettelijke rente over de wettelijke verhoging, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de dag der dagvaarding tot de dag der algehele voldoening, met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van het geding.
3.2
[eiser] legt aan zijn vordering ten grondslag dat [gedaagde] tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit de arbeidsovereenkomst, doordat zij in gebreke is gebleven met de betaling van de onregelmatigheidstoeslag tijdens zijn vakantie in de jaren 2010 tot en met 2014. Nu [gedaagde] in gebreke blijft met betaling van de onregelmatigheidstoeslag is [gedaagde] wettelijke rente en de wettelijke verhoging ad 50% verschuldigd.
4 Het verweer
4.1
[gedaagde] voert verweer en stelt daartoe (samengevat) dat de vordering tot betaling van de onregelmatigheidstoeslag over de vakantie- en verlofuren valt onder de finale kwijting die is opgenomen in de vaststellingovereenkomst. Daarnaast was [gedaagde] op grond van de CAO geen onregelmatigheidstoeslag verschuldigd over genoten vakantiedagen. [gedaagde] en [eiser] hebben met de vaststellingsovereenkomst een definitieve en allesomvattende regeling willen treffen. De vaststellingsovereenkomst werd gesloten in het kader van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Partijen hebben definitief afscheid van elkaar willen nemen. Primair dient [eiser] niet-ontvankelijk te worden verklaard in zijn vordering, dan wel dient deze afgewezen te worden. Subsidiair en meer subsidiair dient of wel de vaststellingsovereenkomst of wel de arbeidsovereenkomst gewijzigd te worden. Meest subsidiair dient de vordering van [eiser] gematigd te worden.
5 De beoordeling
5.1
Partijen strijden over de vraag of de finale kwijting die zij zijn overeengekomen in de vaststellingsovereenkomst ook ziet op de onregelmatigheidstoeslag.
5.2
De kantonrechter overweegt als volgt. De uitleg en de reikwijdte van de vaststellingsovereenkomst moet worden bepaald aan de hand van de Haviltexnorm (ECLI:NL:HR:1981:AG4158). Ingevolge de Haviltexnorm is bij de uitleg van een bepaling in een overeenkomst beslissend de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze bepaling mochten toekennen en hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Vast staat dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen per [2014] is ontbonden. De door middel van de vaststellingsovereenkomst tussen partijen tot stand gekomen afspraken hebben betrekking op de afwikkeling van alle op het moment van ontbinding bestaande vorderingen en schulden. Artikel 15 van de vaststellingsovereenkomst omvat een finaal kwijtingsbeding dat geldt na naleving van deze afspraken.
5.3
[eiser] heeft gesteld dat hij tijdens de onderhandelingen niet op de hoogte was dat er onregelmatigheidstoeslag betaald diende te worden over de vakantie uren. Dat is pas in 2014 bekend geworden en zodoende kan dit niet vallen onder de finale kwijting.
5.4
De kantonrechter stelt voorop dat het hier gaat om een vaststellingsovereenkomst in de zin van artikel 7:900 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Een vaststellingsovereenkomst is naar zijn aard bedoeld om een einde te maken aan een geschil tussen partijen en eenduidig de rechtsverhouding tussen partijen te regelen. Vaststaat dat [eiser] bij de totstandkoming van de vaststellingsovereenkomst juridische hulp heeft gehad. Uit de correspondentie blijkt dat er is onderhandeld over de onregelmatigheidstoeslag voor de maanden die [eiser] nog uitbetaald kreeg. Er is nergens een voorbehoud gemaakt voor wat betreft eventuele toekomstige uitbetaling van de onregelmatigheidstoeslag. Met het tekenen van een vaststellingsovereenkomst mocht [gedaagde] er op grond van de in de vaststellingsovereenkomst opgenomen finale kwijting van uitgaan dat er, behoudens de in de vaststellingsovereenkomst gemaakte afspraken, geen verdere verplichtingen jegens [eiser] meer zouden bestaan. Gelet op voorgaande zal de vordering dan ook worden afgewezen.
5.5
[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van [gedaagde]. ECLI:NL:RBDHA:2017:9969