Rb Middelburg 280911 geen letselzaak; door gestelde aanvullende voorwaarden is geen vso tot stand gekomen
- Meer over dit onderwerp:
Rb Middelburg 280911 geen letselzaak; door gestelde aanvullende voorwaarden is geen vso tot stand gekomen
2.1. In de e-mail van 25 maart 2011 heeft de gemachtigde van [eiseres] aan die van [gedaagde] meegedeeld dat [eiseres] alsnog instemde met het voorgestelde brutobedrag en verzocht om binnen drie dagen tot betaling over te gaan, alsook een loonspecificatie te zenden. De e-mail besluit met de volgende zin:
“Voor het geval de regeling niet overeenkomstig wordt uitgevoerd, behoudt cliënte zich het recht voor deze eenzijdig buitengerechtelijk te ontbinden en ten volle aanspraak te blijven maken op hetgeen in de procedure wordt gevorderd.”
2.2. Door deze laatste zin heeft [gedaagde] in redelijkheid de verzoeken om binnen drie dagen te betalen en een loonspecificatie te zenden mogen opvatten als aanvullende voor-waarden, zoals [gedaagde] gedaan heeft. Het voldoen aan deze verzoeken was niet uitsluitend een kwestie van uitvoering, aangezien [eiseres] zich het recht voorbehield de minnelijke regeling te ontbinden wanneer aan de verzoeken niet voldaan zou worden.
2.3. Daardoor moet worden geoordeeld dat de aanvaarding van het aanbod van [gedaagde] door aanvullende voorwaarden van [eiseres] ingevolge art. 6:225, lid 1, BW moet worden opgevat als een nieuw aanbod van [eiseres] en verwerping van het oorspronkelijke aanbod van [gedaagde]. Deze aanvullende voorwaarden betroffen weliswaar slechts ondergeschikte punten van uitvoering, maar [gedaagde] heeft onverwijld, namelijk diezelfde dag, bezwaar gemaakt tegen de aanvullende voorwaarden. Per e-mail van 25 maart 2011 heeft de gemachtigde van [gedaagde] namelijk vastgesteld dat [gedaagde] niet kan voldoen binnen de gestelde termijn, zodat het voorstel komt te vervallen. Gelet op art. 6:225, lid 2, BW is er geen overeenkomst tot stand gekomen, ook al hielden de aanvullende voorwaarden slechts ondergeschikte punten van uitvoering in.
2.4. Na het laatste tussenvonnis is komen vast te staan dat de gemachtigde van [eiseres] op 28 maart 2011 telefonisch contact heeft opgenomen met de gemachtigde van [gedaagde] en heeft meegedeeld dat een overeenkomst tot stand is gekomen en dat [gedaagde] toch later dan drie dagen mocht betalen. Maar voor [gedaagde] was de maat vol. Voor zover [eiseres] mocht menen dat zij alsnog het oorspronkelijke aanbod van [gedaagde] kon aanvaarden zonder aanvul-lende voorwaarden, dan is dat onjuist. Zoals reeds overwogen gold ex art. 6:225, lid 1, BW door de aanvullende voorwaarden van [eiseres] het oorspronkelijke aanbod van [gedaagde] vanaf 25 maart 2011 als verworpen, zodat het op 28 maart 2011 niet alsnog aanvaard kon worden.
2.5. De conclusie is dat de primaire vordering tot nakoming van een op 25 maart 2011 tot stand gekomen vaststellingsovereenkomst moet worden afgewezen. LJN BV2034