Rb Utrecht 160512 nieuwe verjaringstermijn ex 7:942 BW gaat pas lopen als ass. afwijst onder vermelding van verjaringstermijn van zes maanden
- Meer over dit onderwerp:
Rb Utrecht 160512 nieuwe verjaringstermijn ex 7:942 BW gaat pas lopen als ass. afwijst onder vermelding van verjaringstermijn van zes maanden
4. De beoordeling
Verjaring
4.1. De rechtbank ziet zich allereerst gesteld voor de vraag of de vordering is verjaard, zoals door ASR is aangevoerd. Vooropgesteld wordt dat in dit geval artikel 7:942 BW oud van toepassing is. In lid 1 van voornoemd artikel staat vermeld dat een rechtsvordering tegen de verzekeraar tot het doen van een uitkering verjaart door verloop van drie jaren na de aanvang van de dag, volgende op die waarop de tot uitkering gerechtigde met de opeisbaarheid daarvan bekend is geworden. Lid 2 van voornoemd artikel bepaalt dat de verjaring wordt gestuit door een schriftelijke mededeling, waarbij op uitkering aanspraak wordt gemaakt. Een nieuwe verjaringstermijn begint te lopen met de aanvang van de dag, volgende op die waarop de verzekeraar hetzij de aanspraak erkent, hetzij bij aangetekende brief ondubbelzinnig heeft medegedeeld de aanspraak af te wijzen onder eveneens ondubbelzinnige vermelding van het in lid 3 vermelde gevolg (verjaring na zes maanden).
4.2. Vastgesteld kan worden dat ASR op 31 oktober 2008 aan [eiser] heeft bericht dat zij niet tot uitkering van de schade zal overgaan welke brief als afwijzing kan worden gekwalificeerd. ASR heeft hierbij vermeld dat de vordering binnen zes maanden verjaart. De curator van [eiser] heeft vervolgens het standpunt van ASR betwist, hetgeen als een stuiting van de verjaring ex artikel 7:942 lid 2 BW kan worden aangemerkt. De rechtbank volgt ASR niet in haar stelling dat op het moment van stuiting een nieuwe verjaringstermijn is gaan lopen op basis van de algemene verjaringsregels uit boek 3 BW en wijkt daarmee af van de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 8 juli 2009 (LJN: BJ3286), aangezien voor de verjaring in het verzekeringsrecht in artikel 7:942 lid 2 BW specifiek is bepaald dat de verjaringstermijn pas begint te lopen op de dag, volgende op die waarop de verzekeraar hetzij de aanspraak erkent dan wel afwijst onder vermelding van de verjaringstermijn van zes maanden.
4.3. ASR heeft bij brief van 9 maart 2009 laten weten haar standpunt niet te wijzigen, echter heeft daarmee niet gewezen op de verjaringstermijn van zes maanden hetgeen wel een vereiste was. Dit heeft als consequentie dat in dit geval geen nieuwe verjaringstermijn is gaan lopen (zie ook de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 20 april 2011, LJN: BQ6197) en de vordering van [eiser] niet is verjaard. De vraag of het failissement van [eiser] een grond vormt voor verlenging van de verjaringstermijn behoeft derhalve geen bespreking meer. LJN BX9857