Rb Utrecht 090211 deelgeschil; 24-uurs hulp mantelzorg; verbouwing en aanpassing woning,
- Meer over dit onderwerp:
Rb Utrecht 090211 deelgeschil; 24-uurs hulp mantelzorg; verbouwing en aanpassing woning,
2. De feiten
2.1. [moeder] woonde in bij het gezin van [dochter 2] aan de [adres] in [woonplaats]. Zij had daar een eigen kamer en verbleef voorts in de overige ruimten van het huis. Zij was mantelzorger voor een daar eveneens woonachtige kleinzoon.
2.2. Op 7 januari 2006 omstreeks 23.15 uur is [moeder] in de woning van [dochter 2] van de trap gevallen en daarbij op haar hoofd terecht gekomen. Aansluitend is zij op 8 januari 2006 rond 00.00 uur opgenomen op de spoedeisende hulpafdeling van Sint Antonius. Er is een CT-scan van de hersenen gemaakt, waarbij een hematoom is waargenomen.
2.3. Nadien verslechterde de klinische situatie van [moeder]. De betrokken verpleegkundigen hebben de ernst van de situatie onderschat met als gevolg dat de dienstdoende neuroloog eerst op 9 januari 2006 omstreeks 04.15 uur is gewaarschuwd, waarna de diagnose subduraal hematoom werd gesteld. Vervolgens is [moeder] op 9 januari 2006 met spoed overgeplaatst naar het UMC Utrecht, waar zij een neurochirurgische decompressie heeft ondergaan.
2.4. Er is geen volledig neurologisch herstel opgetreden. [moeder] heeft onder meer cognitieve beperkingen waaronder woordvindingsproblemen, onvermogen om complexe handelingen uit te voeren en oogstoornissen. Daarnaast is [moeder] halfzijdig gedeeltelijk verlamd, waardoor zij rolstoelafhankelijk is.
2.5. In februari 2006 is [moeder] voor revalidatie van het UMCU overgeplaatst naar een verpleeghuis in Zeist. Na zes weken is [moeder] vervolgens overgeplaatst naar een verpleeghuis in Amersfoort.
2.6. Sinds 10 juli 2006 verblijft [moeder] per week ongeveer vijf nachten bij [dochter 1] en twee nachten bij [dochter 2]. [moeder] gaat drie dagen per week naar een dagopvang.
2.7. Omstreeks oktober 2006 heeft [dochter 1] haar woning in [woonplaats] te koop aangeboden en haar huidige woning aan de [adres] in [woonplaats] gekocht voor € 425.000,- k.k.
De woning in [woonplaats] is in 2008 verkocht voor een verkoopprijs van € 277.000,-.
2.8. Bij brief van 4 januari 2008 heeft [verzoeksters] Sint Antonius aansprakelijk gesteld.
(....)
2.10. Na aanvankelijk aansprakelijkheid te hebben erkend voor het delay vanaf 9 januari 2006 te 00.30 uur, heeft MediRisk bij brief van 9 juli 2008 namens Sint Antonius aan [verzoeksters] meegedeeld aansprakelijkheid te erkennen voor het delay vanaf 8 januari 2006 vanaf 20.00 uur á 20.30 uur.
2.11. Partijen hebben in het kader van de schaderegeling mevrouw R.E.E.M. Artoos, arbeidsdeskundige, (hierna: Artoos) gezamenlijk opdracht gegeven de hulpbehoefte van [moeder] in kaart te brengen. Artoos heeft een rapport d.d. 2 juni 2009 uitgebracht, waarvan de inhoud – voor zover hier van belang – als volgt luidt:
“1 VRAAGSTELLING
Wilt u de hulpbehoefte van mevrouw [moeder] in kaart brengen, waarbij als uitgangspunt geldt dat de beide dochters van mevrouw [moeder] de verzorging van hun moeder doen, zowel te [woonplaats] als in [woonplaats]?
Daarbij wordt tevens verzocht om te bepalen in hoeveel uren zorg de dochters van mevrouw Delbressine voorzien, waarbij het gaat om hulp die normaliter door professionele hulpverleners wordt verleend.
Wilt u behalve de behoefte aan zorg tevens aangeven hoe die kan worden ingevuld en welke kosten daaraan zijn verbonden?
[…]
7 BESPREKING MET COLLEGA ARBEIDSDESKUNDIGE, DE HEER E. AUDENAERDE
Op 27-05-2009 had ik een gesprek met de heer E. Audenaerde over deze zaak. Aanleiding hiertoe was het feit dat wij beiden, ieder vanuit een andere opdracht en invalshoek weliswaar, meenden dat het delen van de informatie en bevindingen, een goede bijdrage zou leveren aan het adviseren van partijen in deze zaak. In de bespreking zijn de onderzoeksgegevens uitgewisseld. Daaruit hebben we de volgende zaken/knelpunten vastgesteld:
- Mevrouw [moeder] heeft complexe medische beperkingen, waarvoor constant toezicht en zorg noodzakelijk is.
- De meest voor de hand liggende oplossing voor deze situatie is de opname in een verpleeghuis. Immers, qua leeftijd en constante zorg- en toezichtbehoefte, is dit op het eerste zicht de meeste adequate oplossing.
- De beide dochters van mevrouw [moeder] hebben dit als eerste oplossing geprobeerd. De opname in een gespecialiseerd verpleeghuis is echter niet gelukt. Er werd, naar hun stellige overtuiging, geen goede zorg of toezicht geboden, waardoor ze hun moeder naar huis hebben gehaald.
[…]
8 CONCLUSIE
Er kan niet zo maar een conclusie worden getrokken. De zaak is te complex en de keuze voor inzet van middelen en aanpassingen betreft zeer hoge bedragen. Het is dus van belang dat er goede keuzes worden gemaakt.
Het voortstel van de heer Audenaerde en ondergetekende is om deze zaak met de beide vertegenwoordigers van partijen te bespreken en met de heer […], architect.”
2.12. Een brief van 16 september 2010 van mr. drs. H.H. Stad, medisch adviseur, (hierna: Stad) aan de raadsman van [verzoeksters], heeft, voor zover hier van belang, de volgende inhoud:
“[…]
Aan de hand van de ruim voorhanden zijnde medische informatie was komen vast te staan dat uw cliente ten gevolge van een hersenbloeding die niet op adequate wijze is behandeld, te kampen heeft met een:
- ernstige globale afasie (woordvindingsproblemen),
- hemi-inattentie en hemianopsie rechts (oogstoornissen),
- apraxie (onvermogen om complexe handelingen uit te voeren),
- hemiparese rechts (halfzijdige gedeeltelijke verlamming).
Vanwege deze ernstige gezondheidsproblemen is ter voorkoming van gevaarlijke situaties voortdurend toezicht noodzakelijk.
[…]
Er is met andere woorden een discrepantie tussen haar positieve beoordeling van haar in feite gebrekkige fysieke en psychische mogelijkheden.
Hierdoor ontstaan gevaarlijke situaties, die een continu toezicht vereisen.
[…]
Onder de gegeven omstandigheden en dat met name gelet op de bevindingen van de neuropsychiater […], kan niet anders geconcludeerd worden dan dat uw cliënte 24-uurszorg nodig heeft.”
(...)
Verzorging en verhuizing
4.4. Bij de beoordeling van de door [verzoeksters] gevorderde schadevergoeding hanteert de rechtbank overeenkomstig het arrest van de Hoge Raad van 5 december 2008 NJ 2009/387 als maatstaf dat voor de bepaling van de omvang van de wettelijke verplichting tot schadevergoeding als uitgangspunt geldt dat de benadeelde zoveel mogelijk moet worden gebracht in de toestand waarin hij zou hebben verkeerd indien de schadeveroorzakende gebeurtenis zou zijn uitgebleven. Hieruit volgt dat de schade in beginsel moet worden berekend met inachtneming van alle omstandigheden van het concrete geval. Op dit uitgangspunt zijn echter, zowel op praktische gronden als om redenen van billijkheid, in bijzondere gevallen uitzonderingen aanvaard. De rechtbank overweegt met in achtneming van deze regels het volgende.
a. kosten 24-uurs verzorging
4.5. Onder verwijzing naar het reeds genoemde arbeidsdeskundige rapport van Artoos, een rapport van 18 augustus 2010 opgesteld door J. Wiersma, (neuro)psychiater, en de brief van 16 september 2010 van Stad stelt [verzoeksters] zich op het standpunt dat [moeder] 24 uur per dag verzorging en toezicht nodig heeft en dat Sint Antonius gehouden is de kosten daarvan te vergoeden. Sinds medio 2006 verzorgt [verzoeksters] [moeder] 24 uur per dag. Daarbij maakt zij drie dagen per week gebruik van dagbehandeling in een verpleeghuis gedurende zes uur per dag en van (enige) persoonlijke verzorging thuis. Dit laatste wordt betaald van het PGB van € 78.000,-. Volgens [verzoeksters] bedragen de kosten van verzorging (exclusief het PGB) € 84.000,- per jaar. Over de periode juli 2006 tot juli 2010 bedraagt de schade derhalve vier maal € 84.000,- zijnde 336.000,-. Volgens [verzoeksters] betreft het verzorging en begeleiding die anders door professionele hulp moet worden ingevuld.
4.6. Partijen houdt op dit punt allereerst verdeeld de vraag of [moeder] 24 uur per dag verzorging en/of toezicht nodig heeft. Sint Antonius betwist namelijk dat [moeder] 24 uur per dag verzorging nodig heeft, waarbij zij er bovendien op wijst dat de behoefte aan toezicht niet gelijk te stellen valt met behoefte aan verzorging en verpleging. Sint Antonius voert daarnaast aan dat uit de “CIZ-indicatie” volgt dat geen behoefte bestaat aan 24 uur directe zorg per dag. De rechtbank is, anders dan Sint Antonius, op basis van de in het geding gebrachte producties (waaronder het rapport van Artoos en de brief van Stad), - waaruit valt op te maken dat er bij [moeder] sprake is van woordvindingsproblemen, oogstoornissen, onvermogen om complexe handelingen uit te voeren en halfzijdige gedeeltelijke verlamming - alsmede het verhandelde ter zitting van oordeel dat een en ander geen andere conclusie rechtvaardigt dan dat de situatie waarin [moeder] zich bevindt 24 uur per dag verzorging en toezicht met zich brengt. De omstandigheid dat de door de CIZ geïndiceerde zorg andersluidend is, is in een geval als het onderhavige waarbij een aansprakelijke partij gehouden is de schade aan de benadeelde te vergoeden, niet van doorslaggevende betekenis. Immers, het CIZ hanteert een (ander) toetsingskader op basis waarvan wordt bepaald of en zo ja in hoeverre op grond van de AWBZ zorg voor vergoeding in aanmerking komt. In de onderhavige (civielrechtelijke) benadering is, zoals de rechtbank hiervoor onder rechtsoverweging 4.4. heeft overwogen,
leidend dat (bij de bepaling van de omvang van de wettelijke verplichting tot schadevergoeding) de benadeelde zoveel mogelijk moet worden gebracht in de toestand waarin hij zou hebben verkeerd indien de schadeveroorzakende gebeurtenis zou zijn uitgebleven. Dit betekent derhalve dat de feitelijk situatie zoals die bestond ten tijde van het voorval bepalend is. Tussen partijen is niet in geschil dat [moeder] niet (meer) zelfstandig kan wonen en ook geïndiceerd is voor een verpleeghuis, alwaar in beginsel 24-uurszorg kan worden geboden. De omstandigheid dat zij in een privé-omgeving verblijft is op zich niet maatgevend voor de zorgbehoefte. Op grond van het vooroverwogene gaat de rechtbank in het navolgende dan ook uit van de noodzaak van 24-uurs zorg.
4.7. Voor de beantwoording van de vraag wanneer - kort gezegd - mantelzorg als vermogensschade door de aansprakelijke partij vergoed moet worden hanteert de rechtbank als uitgangspunt dat het moet gaan om (kosten van) werkzaamheden waarvan het in de situatie waarin [moeder] verkeert normaal en gebruikelijk is dat zij worden verricht door professionele, voor hun diensten gehonoreerde hulpverleners, waarbij geldt dat dit niet anders is indien die werkzaamheden worden verricht door personen die daarvoor geen kosten in rekening (kunnen) brengen. Ook dit volgt uit het hiervoor onder rechtsoverweging 4.4. reeds genoemde arrest van de Hoge Raad en vormt bovendien één van de uitzonderingen op de in die rechtsoverweging geformuleerde maatstaf. Hierbij tekent de rechtbank wel aan dat van een gelaedeerde in het algemeen mag worden verwacht dat, indien hij besluit om de verzorging in eigen hand te houden, dit met een zekere doelmatigheid geschiedt, zowel wat betreft de wijze van uitvoering als wat betreft de omstandigheden waaronder die zorg kan worden gegeven.
Op het voorgaande ketst reeds af het betoog van Sint Antonius dat verzorging in een verpleeghuis de meest adequate en ook gebruikelijke oplossing zou zijn en dat in dat geval ook geen schade zou worden geleden (omdat bij die zorg in natura alle kosten op grond van de AWBZ worden vergoed). In het verlengde daarvan en eveneens op grond van de hiervoor weergegeven maatstaf faalt het betoog dat het aan de geïndiceerde zorg verbonden PGB van 78.000,- “geacht moet worden voldoende te zijn” om in de zorgbehoefte van [moeder] te voorzien.
4.8. Beoordeeld dient derhalve te worden of, en zo ja, in hoeverre het inschakelen van professionele hulp in een geval als het onderhavige normaal en gebruikelijk is. De rechtbank is van oordeel dat het inschakelen van professionele hulp gezien de (meergenoemde) lichamelijke en geestelijke beperkingen in het onderhavige geval voor zich spreekt. Daarbij maakt het, anders dan Sint Antonius aanvoert, en zoals uit het hiervoor weergegeven criterium volgt, niet uit dat deze professionele zorg niet daadwerkelijk is of wordt ingehuurd, maar de dochters in plaats daarvan (grotendeels) de noodzakelijke verzorging zelf op zich hebben genomen. Bij de wijze van begroten kan echter in zo’n geval geen hogere vergoeding ter zake van verpleging en verzorging worden toegekend dan het geschatte bedrag van de bespaarde kosten van professionele hulp. Sint Antonius betwist daarnaast dat in een situatie waarin er voor wordt gekozen [moeder] thuis te verzorgen het niet normaal en gebruikelijk is om 24 uur per dag professionele zorg in te schakelen en daarvoor een (maximaal) professioneel uurtarief te hanteren. Volgens Sint Antonius gaat het daarbij om zaken als de nachtelijke uren waarbij het afdoende is om een oogje in het zeil te houden, gezamenlijk tv kijken en koffie drinken en de uren waarin men elkaar gezelschap houdt. Ook aan dit verweer gaat de rechtbank voorbij. Zoals hiervoor ook is overwogen, is het gezien de lichamelijke en geestelijke situatie waarin [moeder] is komen te verkeren, noodzakelijk dat er altijd verzorging en begeleiding is. Van enige vrijblijvendheid daarin is geen sprake.
4.9. Volgens [verzoeksters] bedragen die kosten € 84.000,- per jaar, hetgeen zij (onder andere) hebben onderbouwd met een offerte van Zusters Zuwe Zorg (productie 22 bij het verzoekschrift). Sint Antonius voert op dit punt aan dat het bij het inschakelen van professionele hulp qua uurtarief om een veel lager bedrag gaat. Zij verwijst daartoe naar een als productie 5 bij het verweerschrift overgelegde loonstrook op naam van [A]. Op basis daarvan is Sint Antonius van mening dat van een uurtarief van € 20,- moet worden uitgegaan. De rechtbank gaat aan dit verweer voorbij. Het enkel overleggen van een loonstrook zonder verder een nadere toelichting daarop te verstrekken over zaken als functie, geschiktheid, professionaliteit van degene die op die loonstrook vermeld staat, biedt onvoldoende aanknopingspunten om de (fictieve) kosten van professionele hulp aan de hand daarvan te begroten. Dit betekent dat de rechtbank uitgaat van de juistheid van het standpunt van [verzoeksters] en voor de begroting van (fictieve) kosten van professionele hulp aansluiting zoekt bij eerdergenoemde offerte van Zusters Zuwe Zorg. Anders dan Sint Antonius ziet de rechtbank niet in waarom de kosten van dagopvang daarbij niet betrokken zouden moeten worden. De omstandigheid dat [verzoeksters] een deel van de 24-uurs zorg wel daadwerkelijk invullen met behulp van professionele hulp, maakt niet dat deze kosten van dagopvang niet voor vergoeding in aanmerking komen. Meergenoemde maatstaf, waaronder de in de rechtspraak ontwikkelde uitzonderingen, noopt niet tot de conclusie dat een onderscheid gemaakt moet worden tussen kosten van werkelijk ingeschakelde professionele hulp en hulp die wordt geboden door personen die daarvoor - officieel - geen kosten in rekening (kunnen) brengen, gelijk [verzoeksters]. Omdat uit de eerdergenoemde offerte blijkt dat daarin ook een component dagopvang is opgenomen én het door [verzoeksters] gevorderde bedrag daarmee correspondeert, kan bij de begroting van de totale kosten, derhalve de fictieve kosten en de daadwerkelijke kosten van professionele hulp, worden uitgegaan van die door [verzoeksters] gestelde bedragen. Daar komt bij dat [verzoeksters] ter zake de kosten van dagopvang geen separate vordering heeft ingediend, zodat deze geacht mogen worden begrepen te zijn in de schadepost “kosten van 24-uurs zorg”. De rechtbank zal dit onderdeel van de vordering dan ook toewijzen tot op een bedrag van vier maal (afgerond) € 84.000,-, zijnde € 336.000,-.
b. kosten verhuizing en aanpassing woning
4.10. [verzoeksters] is van mening dat de verhuizing van [dochter 1]e van [woonplaats] naar de woning aan de [adres] te [woonplaats] onder de gegeven omstandigheden redelijk was en dat de daaraan verbonden kosten door Sint Antonius vergoed moeten worden. Daarnaast vindt [verzoeksters] dat de kosten die gemoeid zijn met de - nog uit te voeren - noodzakelijke aanpassing van de woning, voor zover die niet in het kader van de WMO worden vergoed, als voorschot betaalbaar moeten worden gesteld. De verkoop, aankoop en aanpassing van de woning hebben tot op het moment van het indienen van het verzoekschrift € 273.609,45 extra gekost en de extra woonlasten en financieringslasten hebben € 87.31,98 bedragen. De Gemeente zal daarin naar verwachting € 89.542,00 exclusief BTW bijdragen.
4.11. Bij de beantwoording van de vraag naar de vergoedbaarheid van deze schadepost(en) stelt de rechtbank voorop dat artikel 6:107 BW voorziet in de mogelijkheid dat kosten die een derde maakt ten behoeve van de gelaedeerde door deze derde zelf kunnen worden gevorderd van de aansprakelijke partij indien de gekwetste deze kosten, indien hij ze zelf zou hebben gemaakt, zou kunnen vorderen van die aansprakelijke partij.
Kenmerkend voor onderhavige situatie is dat [dochter 1] haar eigen woning te [woonplaats] heeft verkocht en vervolgens - naar haar zeggen met het oog op de verpleging van haar moeder - de woning aan de [adres] te [woonplaats] heeft gekocht. Voorts staat vast dat deze woning nog geschikt gemaakt moet worden om volledig invulling te kunnen geven aan de door haar en [dochter 2] aan [moeder] te verlenen zorg. De rechtbank is van oordeel dat de aankoop van de woning niet valt onder het bereik van de in artikel 6:107 BW bedoelde schade. Immers het gaat hier om een verschuiving in het vermogen van [dochter 1] althans een door haar gedane investering. Deze investering zou voor [moeder], zou zij die zelf ten behoeve van [dochter 1] gedaan hebben, niet vorderbaar zijn ten opzichte van Sint Antonius, nu het niet alleen haar eigendom en/of vermogen niet raakt, maar ook omdat het een woonsituatie betreft die niet vergelijkbaar is met die voorafgaande aan het ongeval.
Daar komt bij dat bij de keuze van de gelaedeerde (en eventueel zijn betrokkenen) over de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de zorg (waarbij het vanzelfsprekend vrij staat te kiezen voor zorg in eigen omgeving) mag worden verwacht dat hij zich rekenschap geeft van de vraag of - gezien de bestaande situatie - sprake is van een reële optie, ook voor wat betreft de vraag of de kosten ervan in redelijkheid voor rekening van de aansprakelijke partij kunnen worden gebracht. Hiermee is niet gezegd dat per definitie genoegen zou moeten worden genomen met de “goedkoopste” oplossing. Van een aansprakelijke partij kan naar het oordeel van de rechtbank namelijk wel worden verwacht dat die de redelijke kosten van een verbouwing draagt, indien het slachtoffer daardoor in staat is zelfstandig of in familieverband te kunnen blijven wonen. Daarentegen is voor vergoeding van een woning van een derde en/of de daarmee verband houdende (financierings)kosten naar het oordeel van de rechtbank geen goede grondslag aan te wijzen.
Dit leidt ertoe dat de kosten van de verbouwing aan de woning van [dochter 1] wel, maar de aanschaf van die woning zelf niet voor vergoeding in aanmerking komt.
Uit de door [verzoeksters] overgelegde bescheiden is niet eenduidig vast te stellen welke kosten betrekking hebben op de voor de zorg van [moeder] te verrichten verbouwing. De rechtbank zal dan ook volstaan met het uitspreken van een veroordeling van Sint Antonius tot betaling van deze kosten, die vervolgens door partijen in overleg kunnen worden vastgesteld. LJN BP5568