RBGEL 020823 zorgkosten afgewezen; onduidelijkheid over kosten in Dld. na beëindiging hulp ex-partner
- Meer over dit onderwerp:
RBGEL 020823 zorgkosten afgewezen; onduidelijkheid over kosten in Dld. na beëindiging hulp ex-partner
- verzoek om ass in proceskosten te veroordelen ingetrokken; daarom geen belang bij begroting kosten
2De feiten
2.1.
Op 7 april 2002 is [verzoekster] een ongeval overkomen waarbij zij op haar motor is aangereden door een stadsbus. Allianz heeft als WAM verzekeraar van de stadsbus aansprakelijkheid voor het ongeval erkend.
2.2.
[verzoekster] heeft door het ongeval ernstig letsel opgelopen. Zij is bijna drie maanden opgenomen geweest in het Radboudziekenhuis te Nijmegen. Daarna is zij een periode van één jaar opgenomen geweest in de Sint Maartenskliniek, gevolgd door één jaar revalidatie in de Sint Maartenskliniek. In totaal heeft [verzoekster] 24 operaties moeten ondergaan.
2.3.
Na ontslag van [verzoekster] uit het ziekenhuis heeft haar (toenmalige) partner, de heer [naam (ex)partner] , de volledige zorgtaken met betrekking tot [verzoekster] op zich genomen. Daarvoor heeft hij zijn baan opgezegd. De relatie tussen [verzoekster] en [naam (ex)partner] is medio 2017 beëindigd.
2.4.
In opdracht van Allianz heeft ergotherapeut [naam therapeut] onder meer de hulpbehoefte in het kader van verzorging en verpleging bij [verzoekster] in kaart gebracht. Daarvoor heeft zij een huisbezoek gebracht aan [verzoekster] en [naam (ex)partner] , waarbij de (toenmalige) belangenbehartiger van [verzoekster] , de heer [naam belangenbehariger] , aanwezig was. In haar rapport van 8 februari 2008 heeft [naam therapeut] onder meer geconcludeerd dat de indicatie voor verzorging/verpleging en ondersteunende begeleiding voor [verzoekster] uitkomt op 5,5 uur per dag.
2.5.
In de schadeafwikkeling hebben partijen geen overeenstemming bereikt over de hoeveelheid zorg en verpleging die [verzoekster] dagelijks nodig heeft. [verzoekster] betwist daarbij de juistheid van de door [naam therapeut] vastgestelde zorgbehoefte en heeft voorgesteld de zorgbehoefte door mevrouw [naam adviseur] , adviseur van Trivium Advies en de heer [naam arbeidsdeskundige] , arbeidskundig consultant-ergotherapeut van BSH, te laten vaststellen.
2.6.
Op 18 augustus 2017 hebben [naam adviseur] en [naam arbeidsdeskundige] de opdracht gekregen om de hulpbehoefte van [verzoekster] in het kader van verzorging en verpleging in kaart te brengen.
2.7.
[naam adviseur] heeft in haar rapport van 30 november 2017 voor zover van belang het volgende opgenomen:
“a. Kan de dagelijkse zorg- en hulpbehoefte van betrokkene in kaart worden gebracht?
Uit voornoemde komt naar voren dat cliënt voor alle activiteiten afhankelijk is van derden. Haar zorg- en hulpbehoefte omvat dan ook alle activiteiten van opstaan in de ochtend tot het uiteindelijk weer naar bed gaan. Dit wordt veroorzaakt door de combinatie van de lichamelijke stoornissen, cognitieve stoornissen en haar angststoornis.
(…)
b. Kan een onderscheid worden gemaakt tussen directe activiteiten en indirecte activiteiten
(toezicht, veiligheid, begeleiding)?
De hierboven genoemde taken kunnen als directe taken worden benoemd en hieruit komt naar voren dat er met de directe taken 8 uur en 20 minuten tot 9 uur en 10 minuten per dag gemoeid is.
De taken als toezicht, veiligheid en begeleiding welke u als indirecte activiteiten benoemt spelen gedurende 24 uur per dag. Voorheen nam haar ex-partner gedurende 24 uur per dag deze indirecte activiteiten op zich. (…)
11Advies
De ontvangen vraagstelling(en) hadden het uitgangspunt dat de inmiddels ex-partner nog inwonend was bij cliënt. Zoals omschreven is hij sinds enkele maanden vertrokken, daar de zorg te belastend voor hem was. U kunt tevens lezen dat met de 24-uurs aanwezigheid van de ex-partner in het verleden er een adequate, veilige en passende situatie was, daar hij zowel de directe als indirecte activiteiten op zich nam.
Door zijn vertrek is de situatie van cliënt volledig veranderd. Ze is nu noodgedwongen veel alleen en heeft een beroep gedaan op de verpleegdienst voor de persoonlijke verzorging en op huishoudelijke hulp. Dit wordt beide vergoed. Echter met deze zorg en de geboden mantelzorg door ouders, de buurvrouw en de ex-partner is er nog geen stabiele situatie ontstaan.
In dit kader wordt dan ook, gezien de nieuwe situatie, een vervolgtraject geadviseerd. In dit
traject wordt geadviseerd om al dan niet gezamenlijk met de heer [naam arbeidsdeskundige] , met een
taakverdeling, de zorgbehoefte, mantelzorgmogelijkheden en subsidiemogelijkheden nader in kaart te brengen. Hierbij wordt in ieder geval de volgende vervolgacties geadviseerd:
- Zorgbehoefte en noodzaak met cliënt bespreken; hoe ziet ze dit zelf toekomstgericht, welke mogelijkheden heeft haar netwerk structureel voor nu en in de toekomst rekening houdend met leeftijd. Uitgangspunt moet hierbij zijn dat de zorg op afroep beschikbaar is, waarbij afspraken gemaakt moeten worden over maximale wachttijd, zodat cliënt duidelijkheid krijgt op dit vlak.
- (…)
- Aanvraag doen voor langdurige zorg.
- Onderzoek doen naar diverse voorzieningen die kunnen ondersteunen in het kader van zelfstandigheid (…) Tevens subsidiemogelijkheden nader onderzoeken.
- (…)”
2.8.
In een (vervolg)rapportage van 14 december 2018 heeft [naam arbeidsdeskundige] voor zover van belang het volgende opgenomen:
“Oktober 2018
(…)
Dan komen de kosten uit op 7 x 3,5 uur x € 69,84 + 15 uur x € 25 = € 2.086,08 per week. Uitgaande van 30,42 dagen per maand is dat € 9.065,50 per maand / € 108.786 per jaar.
Overwegingen
(…)
Liggen de kosten voor een verpleeghuisbed in Nederland rond de € 130.000 is thuiswonen goedkoper en zie ik daar met enige regelmaat bedragen vanuit de WLZ van rond de € 100.000 per jaar voor zorg en hulp.
Betrokkene is zeer beperkt, heeft de wens thuis te blijven wonen en geeft voorkeur aan particuliere zorg. Kosten komen geheel in lijn der verwachting uit op / rond de € 100.000.
Echter het zorgsysteem in Duitsland is anders. In een verpleeghuis worden zorgkosten en woonkosten onderscheiden. (…) Het is niet gegarandeerd maar wel zeer zeer aannemelijk dat betrokkene uiteindelijk in aanmerking komt voor een vergoeding van haar zorgkosten van rond de 50%, maximaal 70%.
(…)
Advies
Omdat de exacte kosten van de zorg én de exacte vergoedingen niet precies aan te geven zijn is mijn voorstel een proefperiode van 2 jaar aan te gaan.
Voor die periode een bedrag van € 150.000 ter beschikking te stellen voor zowel enige investeringen als ook de noodzakelijke zorg.
In die periode betaalt betrokkene haar zorg en vraagt alle mogelijke vergoedingen aan. Met het bijhouden van een gedegen administratie en een archief van aanvragen, reacties, beschikkingen, toe- en afwijzingen wordt duidelijk hoe zaken georganiseerd en gefinancierd worden.
Op grond van een volledig jaar praktijk kan bezien worden wat de toekomst vraagt en kunnen op basis van realiteit besprekingen plaats vinden over dan een eind-regeling in dit dossier.
N.B.!
In mijn laatste rapport, d.d. 25 juli 2018, vertelde ik over de situatie die er nu is. Betrokkene woont alleen; haar ex-echtgenoot is vertrokken. Er moeten financiele zaken nu met de scheiding geregeld worden.
De ex-echtgenoot heeft betrokkene sinds ongeval in 2002 verzorgd en daarmee professionele zorg door thuiszorg dan wel particuliere organisaties buiten de deur gehouden. Hij heeft zijn baan hiervoor opgezegd en heeft 15 jaar lang, 7 dagen per week zich van deze taak gekweten.
Voor deze zorg is tot nu toe nog geen financiële regeling getroffen tussen partijen. In mijn genoemde laatste rapport gaf ik enige financiële uitgangspunten aan, waarop men een tussentijdse afwikkeling sinds ongeval tot voorjaar 2017 (vertrek ex-echtgenoot) kan baseren.
(…)
Tevens adviseer ik direct in 2019 te beginnen met een proefperiode zoals in het vorige hoofdstuk gedetailleerd. Daarmee ontstaat een duidelijk basis om over 2 jaar tot een algehele afwikkeling te komen.
2.9.
Tussen Allianz en [naam (ex)partner] is op 16 juli 2021 een vaststellingsovereenkomst gesloten. Hierin staat voor zover hier van belang:
“Feiten
(…)
- Benadeelde heeft door dit ongeval ernstig letsel opgelopen. Nadat benadeelde eerst in het Radboudumc was opgenomen en later in de Sint Maartenskliniek, heeft belanghebbende benadeelde thuis te Kleve verzorgd vanaf medio april 2003 tot en met 2017. Nadat de relatie tussen belanghebbende en benadeelde is beëindigd heeft belanghebbende een deel van de zorgtaken ten behoeve van benadeelde gecontinueerd.
- Belanghebbende heeft benadeelde gedurende 18 jaar verzorgd en heeft hiervoor in overleg met benadeelde bij verzekeraar aanspraak gemaakt op vergoeding van verplaatste schade overeenkomstig artikel 6:107 lid 1 sub a van het Burgerlijk Wetboek (BW) en/of artikel 6:162 BW.
- Belanghebbende, benadeelde en verzekeraar hebben op 22 juni 2021 onder leiding van mediator (…) afspraken gemaakt over de hoogte van de verplaatste schade zodat belanghebbende en benadeelde financieel ontvlecht raken.
(…)
Wat wordt overeengekomen?
Schadevergoeding
1. Belanghebbende en verzekeraar komen overeen dat de door belanghebbende geleden en te lijden schade wordt vastgesteld op een bedrag van € 600.000,-. (…)
2. Belanghebbende heeft van benadeelde in totaal € 400.000,- aan voorschotten ontvangen.
Deze betaalde voorschotten worden afgetrokken van de totale schadevergoeding.
(…)
slotuitkering € 200.000,-
(…)”
2.10.
Allianz heeft in de periode van 13 december 2002 tot en met 21 juli 2021 in totaal een bedrag van € 2.010.000,00 aan voorschotten op de schadevergoeding aan [verzoekster] voldaan, waaronder € 600.000,00 met betrekking tot de door [naam (ex)partner] verleende zorg. Daarnaast heeft Allianz tot 29 april 2022 in totaal een bedrag van € 108.484,15 aan buitengerechtelijke kosten voldaan. Ook heeft Allianz bedragen aan de Duitse ziektekostenverzekeraar voldaan en aan de Duitse instelling die maandelijks bedragen aan [verzoekster] betaalt vanwege haar arbeidsongeschiktheid.
3Het verzoek en het verweer
3.1.
[verzoekster] verzoekt de rechtbank voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, op de voet van artikel 1019w Rv bij beschikking Allianz te veroordelen:
1. om binnen 14 dagen na het wijzen van de beschikking aan [verzoekster] als voorschot op de reeds door haar geleden materiële schade een bedrag van € 330.000,00 althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag te betalen,
2. om vanaf 1 juli 2023 althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen datum aan [verzoekster] ter bekostiging van de zorg die derden aan haar moeten verlenen jaarlijks een bedrag van € 125.000,00 te voldoen,
3. in de kosten van de procedure.
3.2.
Aan haar verzoek legt [verzoekster] ten grondslag dat zij na het vertrek van [naam (ex)partner] voor verzorging en verpleging in het geheel is aangewezen op de hulp van derden. Zij krijgt tweemaal per dag, in de ochtend en aan het einde van de middag, professionele hulp van de thuiszorg voor het wassen en het aankleden c.q. uitkleden. Daarnaast heeft zij gedurende de dag hulp nodig bij onder meer het toiletbezoek, het bereiden van alle maaltijden, het schoonmaken van de woning, de verzorging van de tuin, het halen/brengen en begeleiding naar artsen, fysiotherapeuten en allerlei andere activiteiten. Deze hulp werd tot medio 2017 verricht door [naam (ex)partner] , maar sinds de beëindiging van de relatie met hem door derden, voornamelijk door kennissen/vrienden en familie van [verzoekster] . De kosten voor haar dagelijkse verzorging heeft [naam arbeidsdeskundige] in 2018 vastgesteld op circa € 110.00,00 per jaar. De door Allianz betaalde voorschotten zijn volledig verbruikt en Allianz heeft na 2021 geen voorschotten meer betaald. Hierdoor is [verzoekster] in financiële nood komen te verkeren. Daarom verzoekt [verzoekster] de rechtbank om Allianz te veroordelen om het tekort van € 330.000,00 over de periode van 2017 tot 1 juli 2023 aan haar te betalen en te bepalen dat Allianz vanaf 1 juli 2023 jaarlijks een bedrag van € 125.000,00 aan haar moet betalen.
3.3.
Allianz voert primair aan dat het verzoek moet worden afgewezen omdat het zich niet leent voor een deelgeschil, omdat het geschil in omvang te veel omvattend is, [verzoekster] haar stellingen niet heeft onderbouwd en er geen bewijslevering in deelgeschil mogelijk is. Subsidiair voert Allianz aan dat het verzoek moet worden afgewezen, omdat op basis van de in het geding gebrachte stukken niet kan worden vastgesteld dat [verzoekster] aanspraak heeft op een schadevergoeding die de reeds betaalde voorschotten van € 2.010.000,00 overstijgt. Er moet worden uitgegaan van een concrete schadeberekening, zodat [verzoekster] inzichtelijk moet maken waaraan de reeds betaalde voorschotten zijn besteed en welke schade zij (nog) lijdt. Om te komen tot een bedrag dat zij jaarlijks aan schade lijdt vanwege de zorgkosten moeten nog veel punten in kaart worden gebracht, zoals de vraag in hoeverre de hulp zal worden verleend door professionele hulp of door mantelzorgers. Allianz betwist dan ook dat het rapport van [naam arbeidsdeskundige] een uitgangspunt is voor de vaststelling van de zorgkosten. Uit dit rapport komt volgens Allianz juist naar voren dat nog veel onduidelijk is, zoals de wijze waarop de vergoeding voor zorg in Duitsland is geregeld. Daarnaast is daarin niet meegenomen dat Allianz de kosten van de thuiszorg al op zich neemt, aldus Allianz.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4De beoordeling
4.1.
In dit geding met een internationaal aspect (de woonplaats van verzoekster) heeft deze rechtbank rechtsmacht op grond van art. 4 lid 1 van de herschikte EEX-Verordening (nr. 1215/2012).
4.2.
Artikel 1019w Rv biedt de persoon die een ander aansprakelijk houdt voor zijn letselschade, de mogelijkheid, ook voordat de zaak ten principale aanhangig is, de rechter te verzoeken te beslissen over een geschil omtrent of in verband met een deel van hetgeen ter zake tussen hen rechtens geldt en waarvan de beëindiging kan bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst over de vordering in de hoofdzaak. Gezien de ratio van de deelgeschilprocedure om de buitengerechtelijke onderhandelingen te bevorderen, dient de rechtbank te toetsen of de verzochte beslissing voldoende kan bijdragen aan de totstandkoming van een dergelijke vaststellingsovereenkomst. De investering in tijd, geld en moeite moeten aldus worden afgewogen tegen het belang van de vordering en de bijdrage die een beslissing aan de totstandkoming van een minnelijke regeling kan leveren (Kamerstukken II, 2007-2008, 31518, nr. 3, p. 18).
De rechter wijst het verzoek af voor zover de verzochte beslissing naar zijn oordeel onvoldoende kan bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst (artikel 1019z Rv).
4.3.
Tussen partijen is in geschil of Allianz gehouden is om over de periode tot 1 juli 2023 nadere voorschotten op de schadevergoeding aan [verzoekster] te voldoen en vanaf 1 juli 2023 een jaarlijkse schadevergoeding van € 125.000,00 ter zake van de zorgkosten. [verzoekster] beroept zich daarbij op de rapporten van [naam adviseur] en [naam arbeidsdeskundige] van respectievelijk 30 november 2017 en 14 december 2018, waarin haar zorgbehoefte is bepaald op circa 8,5 uur per dag en waarin de kosten daarvan volgens haar zijn bepaald op circa € 110.000,00 per jaar. Vanaf 2017 tot heden heeft zij aanspraak op minimaal € 660.000,00 per jaar en Allianz heeft in de periode maart 2019 tot juni 2021 slechts € 330.000,00 aan voorschotten voldaan, zodat er thans een tekort gerezen is van € 330.000,00, aldus [verzoekster] . Voor de toekomst maakt [verzoekster] , gelet op de gestegen prijzen en energiekosten, aanspraak op vergoeding van zorgkosten van € 125.000,00 per jaar. [verzoekster] stelt dat Allianz op de inhoud van voormeld rapport van [naam arbeidsdeskundige] nimmer commentaar heeft geleverd, zodat Allianz daarmee de hoogte van de jaarlijkse zorgkosten heeft erkend.
4.4.
De rechtbank overweegt het volgende. Niet is komen vast te staan dat Allianz de in het rapport van [naam arbeidsdeskundige] vermelde hoogte van de jaarlijkse zorgkosten heeft erkend. In haar verweerschrift heeft Allianz uitgebreid vermeld hoe het overleg tussen partijen over de schadeafwikkeling na het rapport van [naam arbeidsdeskundige] van 14 december 2018 is verlopen. Daaruit volgt dat dat overleg vanaf februari 2019 vooral gericht was op het treffen van een mogelijke eindregeling met het betalen van een slotuitkering aan [verzoekster] en dat partijen niet erin zijn geslaagd daarover overeenstemming te bereiken. Toen de huidige advocaat van [verzoekster] in december 2020 de belangenbehartiging overnam van Hoogstraaten is het overleg op deze voet verdergegaan. In 2021 is na een mediationtraject een regeling getroffen over de zorg die [naam (ex)partner] aan [verzoekster] heeft geleverd, maar hebben partijen over de andere punten geen overeenstemming kunnen bereiken. Voorts heeft Allianz aangevoerd dat zij in het mediationtraject vragen heeft gesteld aan [verzoekster] over onder meer de concrete situatie van de zorg maar dat ze daarop geen antwoord heeft gekregen en ook niet op de vraag voor welke kosten de reeds uitbetaalde voorschotten zijn aangewend. [verzoekster] heeft deze gang van zaken onvoldoende weersproken. Uit de enkele omstandigheid dat Allianz geen commentaar heeft geleverd op voormeld rapport van [naam arbeidsdeskundige] kan gelet op deze omstandigheden niet worden afgeleid dat Allianz de daarin vermelde geschatte jaarlijkse zorgkosten heeft erkend, nog daargelaten dat uit het rapport juist volgt dat nog nader onderzoek nodig is alvorens de daadwerkelijke zorgkosten in de Duitse situatie kunnen worden vastgesteld.
4.5.
Uit voormeld rapport van [naam arbeidsdeskundige] kan evenmin worden opgemaakt dat de zorgkosten van [verzoekster] vanaf 2017 circa € 110.000,00 per jaar bedragen. Op basis van de in 2018 geldende tarieven in Duitsland voor zorg vanuit een particuliere organisatie heeft [naam arbeidsdeskundige] de zorgkosten berekend op € 108.786,00 per jaar. In het rapport is echter ook vermeld dat niet duidelijk is welk deel van die kosten door het in Duitsland geldende ziektekostensysteem worden vergoed, op welke toeslagen en subsidies mogelijk aanspraak kan worden gemaakt en welke eigen bijdrage van [verzoekster] is verschuldigd. Voorts heeft [naam arbeidsdeskundige] vermeld dat de kosten voor particuliere zorg in Nederland naar verwachting circa € 100.000,00 zouden bedragen. Juist vanwege de onduidelijkheid over de Duitse situatie heeft [naam arbeidsdeskundige] geadviseerd vanaf 2019 een proefperiode van twee jaar aan te gaan, waarin - kort gezegd - aan de hand van een door [verzoekster] bij te houden administratie in kaart kan worden gebracht wat de werkelijke kosten van de noodzakelijk zorg zijn en op welke vergoedingen zij aanspraak kan maken. Voor die proefperiode zou dan € 150.000,00 voor enige investeringen en de zorgkosten ter beschikking moeten worden gesteld. Vaststaat dat Allianz in 2019 en 2020 in totaal € 150.000,00 aan voorschotten aan [verzoekster] heeft voldaan.
4.6.
Niet gebleken is dat in die proefperiode vanaf 2019 de noodzakelijke zorgkosten en vergoedingen conform het advies van [naam arbeidsdeskundige] daadwerkelijk in kaart zijn gebracht. Ook in deze procedure heeft [verzoekster] niet inzichtelijk gemaakt welke zorgkosten zij daadwerkelijk heeft (gemaakt) en op welke vergoedingen zij aanspraak kan maken. [verzoekster] verklaart weliswaar dat zij dat in een eerdere deelgeschilprocedure, die is ingetrokken, wel inzichtelijk heeft gemaakt, maar de rechtbank beschikt niet over die stukken. Ook heeft [verzoekster] onvoldoende inzichtelijk gemaakt voor welke kosten de reeds door Allianz uitbetaalde voorschotten zijn aangewend. Dat had gelet op het verweer van Allianz wel op haar weg gelegen. De rechtbank is dan ook niet in staat vast te stellen dat de door Allianz verstrekte voorschotten reeds geheel zijn verbruikt of er de afgelopen drie jaren daadwerkelijk een tekort is ontstaan van € 330.000,00 en of Allianz gehouden is vanaf 1 juli 2023 jaarlijks een bedrag van € 125.000,00 aan schadevergoeding te betalen. [verzoekster] heeft daartoe tegenover het gemotiveerde verweer van Allianz onvoldoende gesteld. Dat betekent dat haar verzoeken zullen worden afgewezen. De overige verweren van Allianz behoeven dan geen nadere bespreking.
4.7.
Ter mondelinge behandeling heeft [verzoekster] het verzoek om Allianz in de proceskosten te veroordelen ingetrokken. [verzoekster] heeft daarom geen belang bij begroting van de kosten van het deelgeschil.ECLI:NL:RBGEL:2023:4425