Overslaan en naar de inhoud gaan

GHAMS 171023  kosten verwijdering (100%) en vervanging (70%) asbestdak behoren tot bereddingskosten

 

GHAMS 171023  kosten verwijdering (100%) en vervanging (70%) asbestdak behoren tot bereddingskosten

In vervolg op:
HR 220422 asbestverontreiniging; kosten verwijdering en vervanging asbestdak kunnen tot bereddingskosten behoren

3.4

Deze procedure na verwijzing gaat over de vraag of kosten van verwijdering en vervanging van de asbestdaken in dit geval bereddingskosten zijn die voor vergoeding onder de verzekeringsovereenkomsten in aanmerking komen. Het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch heeft in het arrest voor cassatie geoordeeld dat dat niet het geval is, omdat het vervangen van asbestdaken geen bijzondere maatregel ter voorkoming van schade is, maar een algemene voorzorgsmaatregel, waarvan de kosten niet voor rekening van verzekeraar komen. Volgens de Hoge Raad lijkt die opvatting weliswaar aan te sluiten bij de parlementaire toelichting op artikel 7:957 BW, maar heeft het hof in dit geval zijn eigen oordeel miskend dat de onderhoudstoestand van de daken (volgens deskundigen matig tot slecht) onder de in 2015 geldende polisvoorwaarden niet aan dekking voor saneringskosten in de weg staat. Omdat in dit geval het verwijderen van de asbestdaken de enige mogelijkheid is om het ontstaan van verdere asbestverontreiniging te voorkomen, is volgens de Hoge Raad niet uitgesloten dat Verkuijlen op grond van artikel 7:957 lid 1 BW en de polisvoorwaarden verplicht is om de asbestdaken te verwijderen, waarmee ook het belang van verzekeraar wordt gediend voor zover het verzekerde schade betreft. Daartegenover staat volgens de Hoge Raad dan voor verzekeraar een vergoedingsplicht. Dat kosten van onderhoud normaal niet ten laste van verzekeraar kunnen worden gebracht, staat aan dat oordeel niet in de weg: een maatregel die vereist is om onmiddellijk dreigend gevaar af te wenden of om de schade te beperken, moet in dat verband als bijzondere maatregel worden aangemerkt, ook al zou deze in andere omstandigheden tot het normale onderhoud behoren. Daarbij komt -zo vervolgt de Hoge Raad- dat Verkuijlen heeft aangevoerd dat de dakplaten, afgezien van het recent ontdekte gevaar van asbestverontreiniging, nog functioneel waren, en dat er zonder dit gevaar geen noodzaak tot verwijdering of vervanging bestond.

3.5

Het hof stelt voorop dat het op grond van artikel 424 Rv in deze verwijzingsprocedure met inachtneming van de uitspraak van de Hoge Raad dient te beslissen. Voor zover Interpolis in deze verwijzingsprocedure de juistheid van die uitspraak heeft bestreden, kan daaraan dus niet worden toegekomen en gaat het hof daaraan zonder nadere inhoudelijke beoordeling voorbij.

3.6

In deze verwijzingsprocedure moet alsnog, aan de hand van de in rechtsoverweging 3.2.2 van het arrest van de Hoge Raad weergegeven criteria, worden beoordeeld of in dit geval het verwijderen van de dakplaten als maatregel ter voorkoming of vermindering van schade in de zin van artikel 7:957 BW en de verzekeringsvoorwaarden kan worden beschouwd. Daarbij moet volgens de Hoge Raad zo nodig ook het standpunt van Interpolis worden betrokken dat als gevolg van de wijziging van de polisvoorwaarden in 2015, schade door verdere verontreiniging niet is gedekt, zodat met het nadien verwijderen van de daken geen belang van Interpolis meer zou worden gediend.

3.7

Rechtsoverweging 3.2.2 van het arrest luidt als volgt:

‘Volgens de rechtspraak komen de kosten die een verzekerde heeft gemaakt ter voldoening aan zijn verplichting het intreden van schade te voorkomen of beperken, voor vergoeding in aanmerking als hij in redelijkheid heeft mogen aannemen dat sprake was van een onmiddellijk dreigend gevaar dat slechts door het treffen van bijzondere maatregelen kon worden weggenomen en als deze maatregelen die, ook als daartoe een andere verplichting bestond, ten bate van verzekeraar moeten zijn gemaakt, redelijk en doelmatig zijn. Een en ander moet worden beoordeeld naar het tijdstip waarop de verzekerde tot het nemen van maatregelen heeft besloten. Hij mag daarbij in beginsel afgaan op het advies van ingeschakelde deskundigen, tenzij hij wist of had behoren te weten dat dit advies niet op deugdelijke gronden berustte.’

3.8

Het hof komt in dit arrest tot het oordeel dat het verwijderen van de asbest dakplaten in de omstandigheden van dit geval als bereddingsmaatregel moet worden aangemerkt. Het hof zal hierna uitleggen hoe het tot dit oordeel komt. Daarna zal worden uitgelegd dat de vergoedingsplicht van Interpolis zich ook uitstrekt tot de kosten voor het plaatsen van nieuwe dakplaten en dat Interpolis 70% van deze kosten moet vergoeden. ECLI:NL:GHARL:2023:8697