Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Amsterdam 260112 afwijzing verzoeken tzv schadebeperkingsplicht en medewerking aan behandelplan

Rb Amsterdam 260112 afwijzing verzoeken tzv schadebeperkingsplicht en medewerking aan behandelplan; kosten: gevorderd 29,55, afgewezen 11:45 uur; toegewezen € 297,= x 18:10 uur + 19% BTW,= 6.420,65. 

Vervolg op http://www.letselschademagazine.nl/expertise-deskundigenbericht-in-deelgeschil/rb-adam-231210-rechter-volgt-oordeel-eerdere-expertises-kosten-gevorderd-en-toegewezen-793800 
2.  De feiten 

2.1.  [A] is op 26 januari 1998 betrokken geraakt bij een verkeersongeval. De personenauto waarin zij reed werd van achteren aangereden door een verzekerde van Allianz. Allianz heeft aansprakelijkheid voor de gevolgen van het ongeval erkend. 

2.2.  Allianz heeft bij verzoekschrift van 30 augustus 2010 een deelgeschilprocedure bij deze rechtbank aanhangig gemaakt en een beslissing gevraagd over de vraag of de door [A] gestelde klachten en beperkingen in causaal verband staan met het verkeersongeval van 26 januari 1998 en tevens verzocht om benoeming van een reïntegratiedeskundige. In dezelfde deelgeschilprocedure heeft [A] bij zelfstandig verzoek de rechtbank verzocht om - kort gezegd - te bepalen dat sprake is van een causaal verband tussen het ongeval en de door de neuroloog en psychiater geconstateerde klachten en beperkingen, dat [A] aan haar schadebeperkingsplicht heeft voldaan en dat Allianz gehouden is mee te werken aan de totstandkoming van een definitieve schaderegeling. 

2.3.  De beschikking van 23 december 2010 van deze rechtbank luidt, voor zover hier van belang, als volgt: 
‘(..) 
2. De feiten 
(..) 
2.8. Sinds 1 oktober 1998 heeft [A] geprobeerd om te reïntegreren in functies bij de politie Amsterdam-Amstelland. De verzekeringsarts van het UWV heeft geconcludeerd dat [A] niet beschikt over duurzaam benutbare mogelijkheden en zij arbeidsongeschikt is voor de volledige omvang van haar functie.(..) 
(..) 
4. De beoordeling 
(..) 
Causaal verband tussen ongeval en klachten 
(..) 
4.9. (..) Gelet hierop, en gelet op het hiervoor overwogene met betrekking tot het rapport van [B], is het verzoek van [A] om te bepalen dat partijen op grond van de rapporten van [C] en [B] als vaststaand dienen aan te nemen, kort gezegd, dat er causaal verband is tussen de klachten van [A] en het ongeval, toewijsbaar. (..) 

Benoeming reïntegratiedeskundige 
(..) 
4.11. Tussen partijen is niet in geschil dat [A] gedurende twaalf jaar lang pogingen heeft ondernomen om te reïntegreren in een functie bij de politie. Na deze twaalf jaar is door de verzekeringsarts geconcludeerd dat [A] arbeidsongeschikt is voor de volledige omvang van haar eigen functie. Hoewel de rechtbank respect heeft voor de pogingen die [A] de afgelopen twaalf jaar heeft ondernomen om te reïntegreren, zal, om vast te kunnen stellen wat de schade is die [A] als gevolg van het ongeval heeft geleden, door een arbeidsdeskundige moeten worden vastgesteld of en in welke mate [A] in zijn algemeenheid ongeschikt is voor het uitvoeren van arbeid. Thans staat immers slechts vast dat [A] arbeidsongeschikt is voor het uitvoeren van een functie bij de politie. (..) 
4.12. De rechtbank zal het verzoek van Allianz om een arbeidsdeskundige te benoemen, dan ook toewijzen. (..) De rechtbank zal de heer Verhoeven, werkzaam bij Bureau Radar, dan ook als deskundige benoemen en hem de vragen voorleggen waaromtrent partijen reeds overeenstemming hebben bereikt (met uitzondering van de vraag die betrekking heeft op de “huidige werkzaamheden” van [A], nu zij thans geen werkzaamheden meer verricht). 
(..) 
Schadebeperkingsplicht 
(..) 
4.14. (..) Nu, gelet op het hiervoor overwogene ten aanzien van het benoemen van een arbeidsdeskundige, niet vaststaat of en in welke mate [A] in zijn algemeenheid ongeschikt is voor het uitvoeren van arbeid, kan op dit moment eveneens niet worden vastgesteld dat [A] aan haar schadebeperkingsplicht heeft voldaan. Haar desbetreffende verzoek wordt dan ook afgewezen. (..)’ 

2.4.  Arbeidsdeskundige Verhoeven (hierna: Verhoeven) heeft zijn opdracht tot het verrichten van onderzoek aanvaard en een conceptrapport opgesteld. In zijn conceptrapport van 8 maart 2011 heeft Verhoeven - kort gezegd - geconcludeerd: ‘(..) De combinatie van zowel psychiatrische problematiek met de daarvoor geldende beperkingen alsook de fysieke beperkingen zoals vastgesteld door de neuroloog, zijn voor mij aanleiding om te stellen dat betrokkene volledig arbeidsongeschikt is voor elke vorm van arbeid (..).’ Allianz heeft kritiek op het concept-rapport geuit. Allianz vindt het concept-rapport onvolledig en meent dat essentiële informatie ontbreekt. Verhoeven heeft zich vervolgens bij brieven tot de rechtbank gewend en laatstelijk bij brief van 15 juni 2011 kenbaar gemaakt zijn activiteiten (tijdelijk) op te schorten en de rechtbank verzocht een verzekeringsarts te benoemen die een belastbaarheidsprofiel van [A] zou kunnen opstellen. Vervolgens heeft [A] deze deelgeschilprocedure aanhangig gemaakt. 

3.  Het geschil 
3.1.  [A] verzoekt de rechtbank thans, na wijziging van het verzoek, uitvoerbaar bij voorraad, 
1. voor recht te verklaren dat [A] voor wat betreft het door haar gerealiseerde inkomen na het ongeval aan haar schadebeperkingsplicht heeft voldaan, 
2. Allianz te veroordelen tot medewerking aan het navolgende behandelplan letselschade: 
- partijen overleggen in persoon over de ten behoeve van een definitieve schaderegeling te hanteren uitgangspunten, 
- in gezamenlijk overleg wordt aan het NRL opdracht gegeven om op basis van de geformuleerde uitgangspunten de verschenen en toekomstige materiële schade te begroten, 
- na ontvangst van de rapportage van het NRL overleggen partijen in persoon over een definitief te treffen schaderegeling, 
- partijen zijn verplicht er zich voor in te spannen dit behandelplan binnen een tijdsbestek van drie maanden af te ronden, 
op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,= per dag indien Allianz niet binnen veertien dagen na de te wijzen beschikking aan de veroordeling heeft voldaan, 
3. Allianz te veroordelen in de kosten van dit geding, met het verzoek ter zake van honorarium advocaat deze kosten aan de zijde van [A] te begroten conform de door [A] in het geding gebrachte begroting, te vermeerderen met redelijke kosten (gewerkte uren x uurtarief advocaat) betreffende de voorbereiding en behandeling van de deelgeschilprocedure. 

3.2.  [A] legt aan haar verzoek ten grondslag dat zij met Allianz tot een definitieve schaderegeling wenst te komen nu van haar niet langer kan worden verlangd dat zij zich inspant om in het arbeidsproces te reïntegreren en/of mee te werken aan een onderzoek naar de mogelijkheden daarvan. In de beschikking van 23 december 2010 is arbeidsdeskundige Verhoeven als deskundige benoemd. Verhoeven is met zijn onderzoek gestart, heeft een concept-rapport opgesteld en daarin geconcludeerd dat [A] geen resterende arbeidsmogelijkheden heeft. Tot een definitief rapport is het niet gekomen. Thans is sprake van nieuwe feiten en ontwikkelingen op grond waarvan voortzetting van het arbeidsdeskundig onderzoek en het in gang zetten van een verzekeringsgeneeskundig onderzoek niet (langer) opportuun is. Inmiddels is namelijk vast komen te staan dat [A] naast haar WAO-uitkering berekend naar een arbeidsongeschiktheid van 80-100%, van haar voormalig werkgever aanvullingen op haar uitkering ontvangt tot 100% van het vóór het ongeval door haar genoten salaris. Daarenboven heeft verzekeringsarts [D] (hierna: [D]) van het UWV in zijn rapport van 3 augustus 2010 reeds vastgesteld dat [A] niet beschikt over duurzaam benutbare mogelijkheden. Daarmee staat volgens [A] vast dat zij niet meer in staat is te werken in welke functie dan ook en dat van haar niet langer kan worden gevergd nog méér reintegratie-inspanningen te leveren. 
Voorts is Allianz gehouden een actieve bijdrage te leveren aan de gezamenlijke afronding van het schaderegelingstraject. Allianz heeft dat tot op heden nagelaten zodat [A] verzoekt Allianz daartoe te veroordelen. Aldus - steeds - [A]. 

3.3.  Allianz voert gemotiveerd verweer en verzoekt [A] in de kosten van het deelgeschil te veroordelen. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan. 

4.  De beoordeling 

Formele verweren: niet-ontvankelijkheid [A] en afwijzing van de verzoeken 

4.1.  Allianz voert primair aan dat [A] in haar verzoeken niet-ontvankelijk dient te worden verklaard althans haar verzoeken moeten worden afgewezen nu in afwachting van het definitieve rapport van Verhoeven tussen partijen nog geen buitengerechtelijke onderhandelingen hebben plaatsgehad en een beslissing in dit deelgeschil niet kan leiden tot een vaststellingsovereenkomst tussen partijen. 

4.2.  De rechtbank stelt voorop dat honorering van dit verweer gelet op het systeem van de wet en meer in het bijzonder de tekst van artikel 1019z Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), zou leiden tot afwijzing van de verzoeken van [A]. Het verweer van Allianz wordt evenwel verworpen. Tussen [A] en Allianz is in geschil of [A] aan haar schadebeperkingsplicht heeft voldaan en die vraag ligt thans ter beoordeling voor. Op voorhand kan niet worden uitgesloten dat een beslissing op de verzoeken van [A] kan bijdragen aan het bereiken van een vaststellingsovereenkomst tussen partijen (artikel 1019w lid 1 Rv), nu uit zowel een toewijzende als een afwijzende beslissing op de verzoeken van [A] blijkt wat tussen partijen rechtens heeft te gelden, aan de hand waarvan partijen verder in onderhandeling kunnen treden. Daarmee is het belang van de verzoeken van [A] gegeven. Dit alles afgewogen tegen de investering in tijd, geld en moeite (artikel 1019z Rv), bestaat er geen grond om de verzoeken van [A] op voorhand af te wijzen. Het enkele feit dat recentelijk geen buitengerechtelijke onderhandelingen hebben plaatsgehad, legt onvoldoende gewicht in de schaal om tot een ander oordeel te komen. 

4.3.  De rechtbank gaat thans in op de verzoeken van [A]. 

Schadebeperkingsplicht 

4.4.  [A] verzoekt de rechtbank - kort gezegd - te verklaren voor recht dat zij aan haar schadebeperkingsplicht heeft voldaan gezien de nieuwe feiten en ontwikkelingen die zich thans hebben gemanifesteerd ten opzichte van de situatie ten tijde van het wijzen van de beschikking van 23 december 2010. 

4.5.   Allianz betwist dat sprake is van dergelijke nieuwe feiten en ontwikkelingen. Het rapport van [D] was reeds ten tijde van het eerste deelgeschil bekend en is in opdracht van de werkgever van [A] vervaardigd om te onderzoeken in welke mate [A] na het ongeval nog geschikt was om haar functie van (hoofd)agent te vervullen. In het rapport lag niet ter beoordeling voor of [A] nog in staat was om werkzaamheden buiten haar eigen functie te vervullen. Aangezien die vraag nog onbeantwoord is gebleven en dus over de restverdiencapaciteit van [A] onvoldoende bekend is, staat nog niet vast dat [A] aan haar schadebeperkingsplicht heeft voldaan. Allianz wenst daarover - mede met het oog op een eventuele regresvordering van het UWV op haar - eerst duidelijkheid te verkrijgen, aldus Allianz. 

4.6.  Met Allianz is de rechtbank van oordeel dat geen sprake is van nieuwe feiten en omstandigheden die thans het oordeel kunnen rechtvaardigen dat [A] aan haar schadebeperkingsplicht heeft voldaan. De rechtbank neemt daarbij mede in aanmerking hetgeen in de beschikking van 23 december 2010 is overwogen en beslist. Dat het UWV [A] voor 80- 100% arbeidsongeschikt heeft verklaard en zij van haar voormalig werkgever een aanvulling op haar uitkering tot 100% ontvangt, betekent niet dat daarmee is komen vast te staan dat [A] geen restverdiencapaciteit heeft en dus aan haar schadebeperkingsplicht heeft voldaan. Daarvoor zijn meer feiten en omstandigheden nodig die er (onder meer) op duiden dat [A] met haar klachten en beperkingen niet in staat is andere werkzaamheden uit te voeren. Daarvan is thans nog onvoldoende gebleken. Weliswaar is juist dat [D] heeft geconcludeerd dat [A] niet beschikt over duurzaam benutbare mogelijkheden - welk oordeel reeds bij het wijzen van de beschikking van 23 december 2010 in aanmerking is genomen -, maar dat oordeel ziet alleen op de functie van (hoofd)agent die [A] voor het ongeval uitoefende. Aan [D] was immers opgedragen om te beoordelen of [A] nog in staat was om met haar beperkingen haar toenmalige werkzaamheden uit te blijven voeren en ter beoordeling lag niet voor of [A] nog in staat was om met haar beperkingen werkzaamheden in een andere functie uit te oefenen. Daarbij komt dat de (bestuursrechtelijke) toets die het UWV heeft gehanteerd om het percentage arbeidsongeschiktheid te beoordelen een andere toets is dan die in het civiele recht heeft te gelden ten aanzien van de vraag welke schade als ongevalsgevolg moet worden aangemerkt. Dat het UWV [A] een sollicitatieplicht noch een reïntegratieplicht heeft opgelegd, maakt het vorenstaande niet anders. De stelling van Allianz dat er een reële mogelijkheid bestaat dat het UWV in de toekomst een regresvordering jegens Allianz instelt - hetgeen [A] niet gemotiveerd heeft betwist - rechtvaardigt naar het oordeel van de rechtbank het standpunt van Allianz dat eerst moet komen vast te staan dat [A] blijvend arbeidsongeschikt is voor ook werkzaamheden in een andere functie voordat geoordeeld kan worden dat [A] aan haar schadebeperkingsplicht heeft voldaan. Het verzoek onder 1 wordt dan ook afgewezen. 

Schaderegelingstraject 

4.7.  Ten aanzien van het verzoek onder 2 geldt het volgende. Partijen twisten over de te hanteren uitgangpunten bij de begroting van de door [A] geleden schade. Nu de rechtbank het onder 1 verzochte heeft afgewezen, zijn de uitgangspunten die [A] wenst te hanteren in rechte nog niet vast komen te staan en kan van Allianz om die reden niet worden gevergd mee te werken aan het door [A] voorgestane schaderegelingstraject. Het verzoek onder 2 dient reeds daarom, wat er zij van de overige door Allianz tegen dit verzoek gevoerde verweren, te worden afgewezen. 

Proceskosten 

4.8.  [A] verzoekt Allianz te veroordelen in de kosten van deze procedure. 
Allianz bestrijdt dat de door [A] gevorderde kosten voor vergoeding in aanmerking komen en verzoekt juist [A] te veroordelen in de kosten van de procedure die aan haar zijde zijn gevallen. Allianz stelt daartoe dat het verzoek van [A] zich niet leent voor behandeling in een deelgeschil en ook niet bijdraagt aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst. Met het aanhangig maken van het deelgeschil heeft [A] de onderhandelingen tussen partijen namelijk gefrustreerd. Bovendien heeft de rechtbank reeds in de beschikking van 23 december 2010 een oordeel gegeven over hetgeen partijen verdeeld houdt. Nu Allianz ten onrechte in rechte is betrokken en zij door toedoen van [A] onnodig kosten heeft moeten maken, heeft [A] onrechtmatig jegens Allianz gehandeld, aldus Allianz. 

4.9.  Het verzoek van Allianz om [A] in de proceskosten te veroordelen wordt afgewezen. Artikel 289 Rv. is op grond van artikel 1019aa lid 3 Rv. in een deelgeschilprocedure niet van toepassing en van veroordeling van [A] in de proceskosten van Allianz op grond van eerstgenoemd artikel kan dan ook geen sprake zijn. Verder is de rechtbank van oordeel dat [A] met het aanhangig maken van het tweede deelgeschil niet onrechtmatig jegens Allianz heeft gehandeld nu daarvoor door Allianz onvoldoende feiten en omstandigheden zijn gesteld. 

4.10.  Ten aanzien van het verzoek van [A] tot veroordeling van Allianz in de door haar gemaakte kosten van rechtsbijstand overweegt de rechtbank als volgt. Naar het oordeel van de rechtbank is er geen sprake van dat [A] dit deelgeschil volledig onnodig en onterecht aanhangig heeft gemaakt. Dat de door haar ingediende verzoeken 1 en 2 blijkens het voorgaande zullen worden afgewezen doet daaraan niet af. Allianz heeft de aansprakelijkheid voor het ongeval erkend zodat als uitgangspunt heeft te gelden dat [A] de door haar werkelijk gemaakte kosten van de deelgeschilprocedure niet zelf hoeft te dragen. Op grond van artikel 1019aa Rv worden de kosten door de rechtbank begroot waarbij de redelijke kosten als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 BW in aanmerking worden genomen. Of deze kosten redelijk zijn, hangt ervan af of de kosten redelijk zijn gemaakt en of de omvang van deze kosten redelijk is. 

4.11.  De rechtbank is van oordeel dat de kosten in redelijkheid zijn gemaakt. Immers, deze zijn gemaakt om een tussen partijen gerezen geschilpunt te laten beslechten hetgeen eraan kan bijdragen dat partijen buiten rechte een vaststellingsovereenkomst met elkaar sluiten. 

4.12.  Wat betreft de omvang van deze kosten geldt het volgende. De bij de mondelinge behandeling overgelegde declaratie sluit op een bedrag van € 9.471,92 waarvan € 586,67 aan gedeclareerde uren (3:20) voor een collega van mr. Vermeulen, mevrouw mr. A.C. Scheepers, tegen een uurtarief van € 176,=. Allianz acht zowel het uurtarief van mr. Vermeulen ter hoogte van € 297,= als de omvang van de uren ter voorbereiding op de deelgeschilprocedure niet redelijk. Volgens Allianz is een totaal van twintig uren aan het opstellen van het verzoekschrift besteed, hetgeen bovenmatig is. Voorts is tijd gedeclareerd voor correspondentie met de medisch adviseur die niet in het geding is gebracht. 

4.13.  De rechtbank komt de hoogte van het uurtarief van mr. Vermeulen ter hoogte van  € 297,= niet onredelijk voor. De rechtbank is evenwel van oordeel dat de omvang van de gedeclareerde uren bovenmatig is en daarmee voor een deel buiten de grenzen van de tweede redelijkheidstoets van artikel 6:96 lid 2 sub c BW valt. 

4.14.  De gedeclareerde uren van mr. Scheepers komen voor vergoeding in aanmerking nu door Allianz niet is bestreden dat die uren zijn gemaakt en dat mr. Scheepers specifieke kennis heeft over WAO-herbeoordelingen. 

4.15.  Mr. Vermeulen heeft over de periode 2 augustus 2011 tot en met 29 augustus 2011 2:30 uur ten behoeve van ‘dossierstudie’ en 12:15 uur ten behoeve van ‘verzoekschrift’ gedeclareerd, een totaal van 14:45 uur. Gelet op de inhoud van het verzoekschrift, het feit dat mr. Vermeulen [A] reeds sinds jaren bijstaat en het feit dat reeds een deelgeschil tussen partijen heeft plaatsgevonden, is de rechtbank van oordeel dat dit aantal bestede uren bovenmatig is. De rechtbank ziet aanleiding het aantal door Allianz te vergoeden uren te matigen tot vijf uur voor ‘dossierstudie en ‘verzoekschrift’ in totaal. Aldus komt 9:45 uur niet voor vergoeding in aanmerking. 
Mr. Vermeulen heeft vijf uren gedeclareerd ten behoeve van de voorbereiding van de zitting op 24, 26 en 29 november 2011, hetgeen de rechtbank ook bovenmatig voorkomt. De rechtbank ziet aanleiding deze vijf uur te matigen tot drie uur zodat twee uur niet voor vergoeding in aanmerking komt. De overige bestede tijd komt de rechtbank niet onredelijk voor. 

4.16.  Het vorenstaande leidt tot de volgende slotsom. Van de door mr. Vermeulen gedeclareerde uren komt 11:45 uur niet voor rekening van Allianz zodat Allianz aan [A] een bedrag verschuldigd is van € 5.395,50 (€ 297,= x 18:10 uur (29:55 minus 11:45), vermeerderd met 19% BTW, derhalve € 6.420,65. Aan [A] komt ook vergoeding toe van het door haar betaalde vastrecht van € 260,=. Aldus begroot de rechtbank de totale door [A] werkelijk gemaakte kosten op een bedrag van € 6.680,65 (€ 6.420,65 plus 
€ 260,=). Als verzocht zal de rechtbank Allianz uitvoerbaar bij voorraad veroordelen in de kosten in en buiten rechte van deze deelgeschilprocedure, welke kosten, aan de zijde van [A] gemaakt, derhalve worden begroot op een bedrag van € 6.680,65. 

4.17.  De overige stellingen van partijen behoeven geen behandeling meer. De brief van mr. Vermeulen van 6 december 2011 met een tweetal opmerkingen over het proces-verbaal van de mondelinge behandeling kan niet tot een ander oordeel leiden en behoeft daarom geen verdere bespreking. 


5.  De beslissing 

De rechtbank 

5.1.  wijst het verzochte met uitzondering van het hierna volgende af, 

5.2.  veroordeelt Allianz in de proceskosten aan de zijde van [A] begroot op 
€ 6.680,65, 

5.3.  verklaart de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad. 
Deze beschikking is gegeven door mr. K.A. Baggerman en in het openbaar uitgesproken op 26 januari 2012.  LJN BV2693