Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Den Haag 080114 confrontatie met ongevraagde filmbeelden van operatie leidt tot vordering smartengeld € 5000,00; afgewezen, want hele geschil ligt ter beoordeling

Rb Den Haag 080114 confrontatie met ongevraagde filmbeelden van operatie leidt tot vordering smartengeld € 5000,00; afgewezen, want hele geschil ligt ter beoordeling;
- inhoudelijk zou vordering van smartengeld ook zijn afgewezen, want geen geestelijk letsel;

- verzoek volstrekt onterecht ingediend, geen begroting kosten

3 Het geschil
3.1.
[verzoeker] verzoekt de kantonrechter bij wijze van deelgeschil ex artikel 1019w-1019cc Rv – voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad –:
I. [chirurg] en het ziekenhuis hoofdelijk te veroordelen om binnen 8 dagen na betekening van de beschikking aan [verzoeker] te vergoeden de schade van € 5.000,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de schadedatum, althans een door de rechter te bepalen datum;
II. [chirurg] c.q. het ziekenhuis te veroordelen in de aan de behandeling van het verzoek verbonden kosten.

3.2.
[verzoeker] stelt dat [chirurg] onzorgvuldig heeft gehandeld bij het uitvoeren van de geneeskundige behandelingsovereenkomst. [chirurg] is aldus toerekenbaar tekort geschoten in de nakoming van die overeenkomst, althans hij heeft onrechtmatig gehandeld, als gevolg waarvan hij letselschade heeft opgelopen. Ter onderbouwing hiervan stelt [verzoeker] in de eerste plaats dat [chirurg] zonder vooraf toestemming te vragen met zijn privé-telefoon opnamen van de operatie heeft laten maken. Bovendien heeft [chirurg] hem – op het moment dat hij nog nauwelijks was bijgekomen van de narcose – ongevraagd geconfronteerd met de schokkende beelden. Het zien van de beelden heeft hem hevig aangegrepen en hij heeft er een trauma aan overgehouden. Om de schending van het fundamentele recht op eerbiediging van zijn persoonlijke levenssfeer te corrigeren en voorts om zijn gezondheidsschade te compenseren, is een smartengeldvergoeding van € 5.000,-- op zijn plaats, aldus [verzoeker].

3.3.
Verweerders voeren zowel op formele als op materiële gronden verweer. Zij verzoeken de kantonrechter om de verzoeken van [verzoeker] af te wijzen en de kosten te begroten op nihil.

3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4 De beoordeling
Behandeling in een deelgeschilprocedure
4.1.
In de eerste plaats dient, gezien de betwisting van verweerders op dit punt, te worden beoordeeld of het verzoek van [verzoeker] zich leent voor behandeling in een deelgeschilprocedure.

4.2.
Artikel 1019w Rv biedt de persoon die een ander aansprakelijk houdt voor zijn letselschade de mogelijkheid de rechter te verzoeken te beslissen over een geschil omtrent of in verband met een deel van hetgeen ter zake tussen hen rechtens geldt en waarvan de beëindiging kan bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst over de vordering in de hoofdzaak. Het begrip deelgeschil is hiermee ruim omschreven. Zowel procedurele aspecten als materieelrechtelijke (deel)vragen kunnen in de deelgeschilprocedure aan de orde komen. Doel van de procedure is de bij de afhandeling van letsel- en overlijdensschade betrokken partijen een extra instrument te bieden ter doorbreking van een impasse in de buitengerechtelijke onderhandelingen. De rechterlijke uitspraak moet partijen in staat stellen om de buitengerechtelijke onderhandelingen weer op te pakken en mogelijk definitief af te ronden (Memorie van Toelichting bij de Wet deelgeschilprocedure voor letsel- en overlijdensschade, TK 2007-2008, 31518, nr. 3, p. 2). De wetgever gaat dus heel nadrukkelijk uit van het nemen van een beslissing in een deelgeschilprocedure, waarna partijen nader onderhandelen of zo nodig procederen over de resterende geschilpunten.

4.3.
Het verzoek van [verzoeker] houdt in dat de kantonrechter de door verweerders aan hem te vergoeden immateriële schade vaststelt op het door hem begrote maar door verweerders betwiste bedrag van € 5.000,--. Dit verzoek beperkt zich niet tot een beslissing op een deelvraag, maar komt er in feite op neer dat de kantonrechter wordt verzocht om het gehele tussen partijen (nog) bestaande geschil te beslechten. Hiervoor is, zoals blijkt uit hetgeen onder 4.2. is weergegeven, de deelgeschilprocedure niet bedoeld. Beslissing op het verzoek zou verder onderhandelen overbodig maken. Gelet hierop is in dit geval geen sprake van een deelgeschil in de zin van artikel 1019w Rv. De omstandigheid dat [verzoeker] de buitengerechtelijke kosten buiten deze procedure heeft gehouden, maakt dit niet anders. Het betreft immers een aan het feitelijke geschil tussen partijen ondergeschikte (schade)post. Overigens is gesteld noch gebleken dat op het punt van de buitengerechtelijke kosten discussie tussen partijen bestaat.

4.4.
Het verzoek dient, gelet op het voorgaande, op grond van artikel 1019w Rv te worden afgewezen.

4.5.
Voorts overweegt de kantonrechter dat, als hij wel aan een inhoudelijke beoordeling van het verzoek zou zijn toegekomen, verweerders onder de gegeven omstandigheden niet met succes op grond van artikel 6:106 lid 1 onder b BW kunnen worden aangesproken tot vergoeding van de gestelde immateriële schade. Daarbij is het volgende van belang.

4.6.
Uit het verhandelde ter zitting blijkt dat de stelling van [verzoeker] dat [chirurg] hem ongevraagd geconfronteerd heeft met de filmopnamen op het moment dat hij nog nauwelijks was bijgekomen van de narcose niet juist kan zijn. [verzoeker] heeft immers zelf gesteld dat zijn vrouw bij het tonen van de beelden aanwezig is geweest. Bezoek mag niet op de verkoeverkamer komen, maar uitsluitend op de verpleegafdeling, terwijl patiënten pas naar de verpleegafdeling mogen nadat ze volledig uit de narcose zijn ontwaakt. Ook vanwege het feit dat aan het vertonen van beelden op een iPhone enige handelingen voorafgaan, acht de kantonrechter het onvoldoende aannemelijk dat [verzoeker] – zoals hij zelf stelt – vanuit het niets met de beelden is geconfronteerd. Dat [verzoeker] niet in de gelegenheid is geweest om het zien van de beelden te verhinderen (al was het alleen maar door direct de ogen te sluiten) ligt niet voor de hand. Op basis van de ter zitting getoonde beelden is er bovendien onvoldoende aanleiding om aan te nemen dat [verzoeker] als gevolg van het zien van de filmopnamen een – aan de hand van objectieve maatstaven vast te stellen – psychische beschadiging heeft opgelopen. Op de beelden is uitsluitend een operatiewond zichtbaar zonder enig bloed, terwijl op de beelden enkel wordt getoond op welke wijze de operatiewond zal worden gesloten. Nog los van het feit dat [verzoeker] zelfs geen begin van bewijs heeft geleverd van zijn ten gevolge van het zien van de beelden geleden schade, is de kantonrechter van oordeel dat van immateriële schade die een financiële vergoeding rechtvaardigt geen sprake is.

4.7.
Vast staat derhalve alleen dat [chirurg] zonder vooraf toestemming te vragen met zijn privé-telefoon opnamen van de operatie heeft laten maken. Dat er op grond hiervan sprake is geweest van onrechtmatig handelen van [chirurg], is erkend. Onder de gegeven omstandigheden is echter geen plaats voor enige schadevergoeding, aangezien [verzoeker] – in het licht van de gemotiveerde betwisting door verweerders – onvoldoende heeft onderbouwd dat als gevolg van het feit dat er onrechtmatig beelden van de ingreep zijn gemaakt sprake is van schade wegens geestelijk letsel zoals is vereist op grond van artikel 6:106 lid 1 onder b BW.

4.8.
Gezien het voorgaande en nu de gegeven omstandigheden onvoldoende aanleiding geven om in verband met de bijzondere ernst van de normschending en de gevolgen daarvan voor [verzoeker] een uitzondering te maken op het uitgangspunt dat de benadeelde geestelijk letsel moet hebben opgelopen, is voor toewijzing van smartengeld op grond van artikel 6:106 lid 1 onder b BW geen plaats.

4.9.
In dit verband is nog van belang dat uit de feitelijke gang van zaken voldoende blijkt dat [chirurg] bij het maken van de beelden voldoende integer te werk is gegaan. Zo zijn er uitsluitend beelden gemaakt van het operatiegebied, en kan [verzoeker] op basis van de beelden niet worden herkend, terwijl uit het feit dat [chirurg] de beelden na afloop van de operatie direct aan [verzoeker] heeft getoond, voldoende blijkt dat het doel van de opnamen is geweest het geven van een nadere uitleg en toelichting aan [verzoeker] en niet – zoals [verzoeker] heeft gesteld en verweerders gemotiveerd hebben bestreden – ten behoeve van onderwijsdoeleinden. Van een ernstige normschending is in dit geval dan ook geen sprake geweest.

Kosten deelgeschil
4.10.
Ook als het verzoek wordt afgewezen dient in beginsel op grond van artikel 1019aa Rv begroting plaats te vinden van de kosten bij de behandeling van het verzoek aan de zijde van de persoon die schade door dood of letsel lijdt. Hierbij dient de dubbele redelijkheidstoets gehanteerd te worden: het dient redelijk te zijn dat de kosten zijn gemaakt en de hoogte van de kosten dient eveneens redelijk te zijn. Dit betekent dat indien een deelgeschilprocedure volstrekt onnodig of onterecht is ingesteld, de kosten daarvan niet voor vergoeding in aanmerking komen (TK 2007-2008, 31518, nr. 3, p. 12).

4.11.
Het verzoek wordt afgewezen omdat geen sprake is van een deelgeschil, hetgeen [verzoeker] op grond van de parlementaire geschiedenis en de jurisprudentie bekend had moeten zijn. Deze beslissing lag naar het oordeel van de kantonrechter zo voor de hand dat het indienen van het verzoek volstrekt onterecht dient te worden geoordeeld. De kosten van de behandeling van het verzoek komen, gelet op het voorgaande, niet voor vergoeding in aanmerking. Begroting van deze kosten kan derhalve achterwege blijven. ECLI:NL:RBDHA:2014:422