Rb Midden-Nederland 290916 deelgeschil; rb komt terug op beslissing dat aanspraak ogv inzittendenverzekering onder reikwijdte deelgeschil valt
- Meer over dit onderwerp:
Rb Midden-Nederland 290916 deelgeschil; rb komt terug op beslissing dat aanspraak ogv inzittendenverzekering onder reikwijdte deelgeschil valt
2 De verdere beoordeling
2.1.
In de beschikking van 10 augustus 2016 is overwogen dat ook het beroep van [verzoeker] op de door [A] gesloten inzittendenverzekeringen onder de reikwijdte van de deelgeschilprocedure valt, omdat niet valt in te zien dat de vraag of de deelgeschilprocedure van toepassing is op een aan artikel 7:954 BW ontleende vordering anders getoetst zou moeten worden dan een vordering die wordt gebaseerd op de WAM. In de brief van haar advocaat van 30 augustus 2016 stelt Vivat dat deze overweging op een juridische misslag berust, omdat een benadeelde op de voet van artikel 7:954 BW een verzekeraar slechts rechtstreeks kan aanspreken in geval van een verzekering tegen aansprakelijkheid, terwijl de inzittendenverzekeringen (SVI en OVI) waar [verzoeker] zich op beroept niet als aansprakelijkheidsverzekeringen kunnen worden aangemerkt. De vaststelling van de schade onder die verzekeringen vindt weliswaar op dezelfde manier plaats als bij een aansprakelijkheidsverzekering, maar een eventuele uitkering geschiedt ongeacht de schuldvraag. Vivat verzoekt de rechtbank daarop in zoverre terug te komen op haar beslissing.
2.2.
Naar het oordeel van de rechtbank is deze uitleg van artikel 7:954 lid 1 BW, gelet op de duidelijke tekst daarvan, juist: [verzoeker] heeft wel een rechtstreeks vorderingsrecht op Vivat voor zover hij [A] aansprakelijk houdt voor de door hem geleden schade, maar niet voor zover hij aanspraak maakt op uitkering onder de genoemde inzittendenverzekeringen. Dit volgt ook uit de omschrijving van de deelgeschilprocedure in artikel 1019w lid 1 Rv: de deelgeschilprocedure staat open voor iemand die een ander aansprakelijk houdt voor schade die hij lijdt door dood of letsel.
2.3.
[verzoeker] heeft in dit verband aangevoerd dat een aparte behandeling van zijn vordering op grond van de aansprakelijkheidsverzekering en die op grond van de inzittendenverzekeringen tot processuele complicaties zou kunnen leiden. De rechtbank gaat hieraan voorbij, omdat deze eventuele complicaties gelet op de artikelen 7:954 lid 1 BW en 1019w lid 1 Rv geen bevoegdheid kunnen scheppen.
2.4.
De rechtbank komt daarom terug op haar beslissing met betrekking tot de behandeling van de vordering van [verzoeker] op grond van de inzittendenverzekeringen. Partijen hoeven [A] daarom niet bij de behandeling van het deelgeschil te betrekken (anders dan als getuige) en [A] zal niet in de gelegenheid worden gesteld om zijn zienswijze naar voren te brengen, een en ander zoals in de punten 5.1 en 5.2 van de beschikking is vermeld.
2.5.
In de te zijner tijd te geven eindbeschikking zal [verzoeker] daarom niet-ontvankelijk in zijn nadere verzoek worden verklaard.
2.6.
Voor het overige blijft de rechtbank bij hetgeen in de beschikking van 10 augustus 2016 is vermeld. ECLI:NL:RBMNE:2016:5328