Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Zeeland-West-Brabant 010816 vordering tzv diverse schadeposten waaronder BGK; geen deelgeschil, maar gericht op eindbeslissing

Rb Zeeland-West-Brabant 010816 vordering tzv diverse schadeposten waaronder BGK; geen deelgeschil, maar gericht op eindbeslissing;
- kosten niet begroot, want geen deelgeschil

2. Het geschil

2.1. X verzoekt de rechtbank, na wijziging van het verzoek om bij beschikking:

I. primair: te verklaren voor recht dat de totale schade van X als gevolg van het ongeval van 17 augustus 2008, met inbegrip van de in mindering daarop door Aegon betaalde bedragen,wordt begroot op een bedrag van € 22.880,--, één en ander op de wijze zoals hierna staat vermeld;

II. Aegon te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan X te voldoen een bedrag van € 22.880,--. te vermeerderen met de wettelijke rente daarover ex art. 6:83 sub b BW vanaf 17 augustus 2008, althans met ingang van een zo vroeg mogelijk tijdstip; 

III. de kosten van het deelgeschil te begroten op een bedrag van € 7.125,-- excl. BTW, te vermeerderen met 21% BTW, 6% verschotten, reiskosten ad € 21,84 en griffierecht ad € 288,--;

IV. Aegon te veroordelen tot betaling van deze deelgeschilkosten.

2.2. Aegon voert verweer en concludeert tot afwijzing van de verzoeken.

3. De beoordeling

3.1. Tussen partijen staan in rechte de navolgende feiten vast: 
a. Op 17 augustus 2008 is X een ongeval overkomen op zijn motor op de Rijksweg A58 terhoogte van Tilburg . Hij is daarbij met zijn motor ten geval gekomen en heeft letsel opgelopen. 
b. Bij dit motorongeval was tevens de heer Y (hierna te noemen: Y) betrokken. Aegon is de WA-verzekeraar van Y. 
c. In een eerder deelgeschil tussen partijen heeft de deelgeschilrechter bij beschikking van 27 mei 2013 geoordeeld dat Y onrechtmatig jegens X heeft gehandeld doordat hij niet zijn motor tot stilstand heeft kunnen brengen, waarbij voor recht is verklaard dat Aegon jegens X aansprakelijk is voor de door hem geleden en nog te lijden schade, verband houdend met en voortvloeiend uit het motorongeval. 
d, In augustus 2013 heeft Aegon een voorschot van € 12.500-- op deze schade, alsmede een voorschot op de buirengerechtelijke kosten (BGK) van € 6.551,26, voldaan. 
e. Aegon is op 28 augustus 2013 een bodemprocedure gestart en heeft op de voet van art. 1019cc Rv hoger beroep ingesteld tegen voornoemde beschikking. 
f. Onder meer bij brieven van 6 juni 2013, 22 augustus 2013, 1 oktober 2013, 3 december 2013, 26 mei 2014, 4 november 2014 en 8 januari 2015 heeft mr. R.B. Milo aan Aegon verzocht om tot betaling van de (openstaande) BGK over te gaan. 
g. In december 2013 heeft Aegon een voorschot van € 4.000,-- op de BGK betaald.
h. Bij brief van 17 december 2013 heeft mr. R.B. Milo bij mr. CJ. van Weering een schadestaat ingediend met daarin opgenomen de schade van X aan de (motor)kleding ad € 3.102,32, de onkosten aan de motor ad € 10.718,39, de ziektekosten ad € 2.013,80, de totaal gedeclareerde BGK (tot aan voornoemde beschikking van 27 mei 2013) ad € 14.400,70 verminderd met de reeds betaalde BGK ad € 6.551,26, zijnde pro resto € 7.849,44, en de nog niet gedeclareerde BGK ad . € 5.617,52 met kilometervergoeding ad € 2.227,44. Deze schadestaat komt (na correctie van een rekenfout) uit op een totaalbedrag van € 31.528.91, te vermeerderen met smartengeld en wettelijke rente. 
i. Bij brief van 9 apri12014 zijn namens Aegon de opgevoerde schadeposten ter zake de motorkleding, navigatiesysteem, schoenen en jas, de onkosten aan de motor (onder meer stallingskosten), de, ziektekosten (onder meer de kosten van de fysiotherapeut en aanschaf van kleding), de kilometervergoeding van X en de BGK betwist. 
j. Hierna heeft tussen partijen nader overleg plaatsgevonden, teneinde tot een minnelijke regeling te komen. Een minnelijke regeling is niet tot stand gekomen. 
k. Eind 2014/januari 2015 heeft Aegon ten behoeve van X een bedrag van € 15.000.-- betaald.
l. Op 18 november 2015 is de hiervoor genoemde bodemprocedure tussen partijen ter rolle doorgehaald. 

3.2. X Iegt aan zijn verzoek ten grondslag dat Aegon ten onrechte nalaat om de door hem als gevolg van het ongeval geleden immateriële en materiële schade, waaronder de BGK, te voldoen. Volgens X dient deze schade als volgt te worden begroot:

 

Omschrijving

 

Bedrag

 
         

1

Schade overeenkomstig de schadestaat (versie 17.12.2013)

31.528,91

 

2

Schade bestaande uit de niet in deze schadestaat opgenomen

     
 

BGK (declaraties periode vanaf april 2013 t/m febr. 2015)

     
         
 

5.  declaratie 106804 d.d.08.05.2013: € 2.530,80

     
 

6.  declaratie 107149 d.d. 10.06.2013: € 1.175,51

     
 

7.  declaratie 107525 d.d. 03.07.2013: €     210,99

     
 

8.  declaratie 107777 d.d. 19.08.2013: € 1.963,34

     
 

9.  declaratie 108153 d.d. 10.09.2013: € 1.748,18

     
 

10.declaratie 108654 d.d. 06.11.2013: €    853,54

     
 

11.declaratie 140079 d.d. 09.01.2014: € 1.785,21

     
 

12.declaratie 140377 d.d. 04.02.2014: €     572,69

     
 

13.declaratie 140955 d.d. 07.04.2014: €     439,25

     
 

14.declaratie 141333 d.d. 12.05.2014: € 1.182,39

     
 

15.declaratie 142053 d.d. 08.07.2014: €     783,67

     
 

16.declaratie 142107 d.d. 09.07.2014: €     868,00

     
 

17.declaratie 142865 d.d. 07.10.2014: €     783,67

     
 

18.declaratie 143199 d.d. 05.11.2014: €     452,12

     
 

19.declaratie 143976 d.d. 09.01.2015: €     271,27

     
 

20.declaratie 150713 d.d. 09.02.2015: €     754,17

     
 

21.declaratie 151041 d.d. 09.03.2015: €     377,08

     
 

totaal € 16.751,88

16.751,88

 
         

3

immateriële schade (smartengeld)

6.100,00

 
 

subtotaal

54.380,79

 
 

in mindering

     
 

naast de door Aegon gedane betalingen (op de schadestaat

     
 

reeds verrekende bedragen) heeft Aegon nog de navolgende

     
 

betalingen gedaan:

     
 

1. 02.08.2013: € 12.500,--

     
 

2. eind 2014   : € 15.000,--

     
 

totaal                  € 27.500,--

€ -/-

27.500,00

 
         
 

pro resto nog schuldig

26.880,79

 
         

3.3. Ter zitting heeft X zijn verzoek gewijzigd in die zin dat, in verband met een betaling van Aegon ad € 4.000,-- in december 2013, verzocht wordt de totale schade te begroten op een bedrag van € 22.880,-- en Aegon tot betaling daarvan te veroordelen. 

3.4. Aegon voert primair als verweer aan dat sprake is van misbruik van recht en subsidiair dat het verzoek onvoldoende is onderbouwd en dat een beslissing op het verzoek niet zal leiden tot een vaststellingsovereenkomst. 
Zij stelt daartoe dat partijen overeenstemming hebben bereikt over de hoogte van de schade aan de kleding (€ 2.500,--), de ziektekosten (€ 1.800,--) en het smartengeld (€ 6.100,--), dat zij reeds een bedrag van € 38.051,-- ter zake immateriële en materiële schade, waaronder de BGK, heeft betaald en dat zij daarmee de schade van X (begroot op: € 2.500,-- (kleding), € 10.000,-- (motor), € 1.800,-- (ziektekosten), € 1.000,-- (kilometervergoeding), € 6.100,-- (immateriële schade) en € 16.700,-- (BGK)) ruimschoots heeft vergoed. 
Daarbij geeft zij aan dat zij zich vanaf augustus 2013 heeft ingespannen om de (in haar ogen beperkte) schade van X te inventariseren en om overeenstemming te bereiken over de hoogte van de schadevergoeding. Op haar vragen over diverse schadeposten werd naar de mening van Aegon echter slechts summierlijk gereageerd, terwijl de schade in de loop van de onderhandelingen, waarbij steeds werd teruggegrepen op het feit dat Aegon aanvankelijk aansprakelijkheid betwistte, alsmaar verder opliep enkele vanwege de (onredelijke) toename van de BGK. Daarmee zijn deze BGK, die de dubbele redelijkheidstoets niet kunnen doorstaan, uit de pas gaan lopen met de schade van X en is, gelet op het feit dat afwikkeling van de schade reeds heeft plaatsgevonden, de deelgeschilprocedure uitsluitend ingesteld om betaling van de (niet in redelijkheid gemaakte) BGK te verkrijgen. Volgens Aegon is het belang van X daarmee niet gediend en gaat de inzet van het onderhavige geschil dan ook voorbij aan het doel van een deelgeschilprocedure dat erop gericht is om een vaststellingsovereenkomst tussen partijen dichterbij te brengen. X dient dan ook, indien en voor zover hij van mening is dat Aegon de openstaande BGK dient te voldoen, een bodemprocedure te starten, aldus Aegon. 

3.5. X heefl zijn verzoek gebaseerd op de Wet deelgeschilprocedure voor letsel- en overlijdensschade (art. 1019w-l 019cc Rv), Indien een persoon een ander aansprakelijk houdt voor schade die hij lijdt door dood of letsel, kan op grond van art. 1019w lid 1 Rv de rechter worden verzocht te beslissen over een geschil omtrent of in verband met een deel van hetgeen ter zake tussen hen rechtens geldt en waarvan de beëindiging kan bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst. 

3.6. Gelet op het verweer van Aegon dient eerst beoordeeld te worden of deze zaak zich leent voor behandeling als deelgeschil. Daarbij wordt vooropgesteld dat de deelgeschilprocedure partijen een eenvoudige, snelle en ten opzichte van een bodemprocedure (doorgaans) aanmerkelijk goedkopere toegang tot de rechter biedt ter oplossing van één (of meerdere) deelgeschillen) in de buitengerechtelijke onderhandelingsfase. 
De procedure heeft tot doel dat partijen met behulp van de interventie van de deelgeschilrechter dichter bij een buitengerechtelijke oplossing komen. Gezien het in artikel 1019zRv bepaalde wordt het verzoek afgewezen indien en voor zover de verzochte beslissing naar het oordeel van de deelgeschilrechter onvoldoende kan bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst. 

3.7. In dit kader overweegt de deelgeschilrechter dat het verzoek van X strekt tot het laten vast stellen van de totale omvang van zijn schade, waaronder de BGK. Ter zitting is met partijen geconstateerd dat, na erkenning van bepaalde schadeposten door Aegon in het verweerschrift, thans alleen nog de openstaande BGK onderwerp van geschil zijn. Ter zake heeft X zich op het standpunt gesteld dat het, gezien de late erkenning van bepaalde schadeposten in het verweerschrift, niet redelijk zou zijn om dit geschil nu te zien als een geschil dat zich niet leent voor beslechting in een deelgeschilprocedure, omdat een beslissing enkel over de BGK niet zou kunnen bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst. 

3.8. Voor de beoordeling van de vraag of sprake is van een deelgeschil is echter niet van belang dat bepaalde schadeposten thans in het verweerschrift niet langer worden betwist. Ook in de situatie dat Aegon deze schadeposten nog had betwist, was het verzoekschrift er immers op gericht om tot een toewijzing van het totale schadebedrag te komen, zowel in de vorm van een verklaring van tot begroting van de totale schade, als in de vorm van een veroordeling van Aegon tot betaling van het totaal gevorderde schadebedrag. In beide gevallen zou dit de facto leiden tot een eindbeslissing, althans een beslissing die niet zou bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst. Met een inhoudelijke beslissing in de onderhavige procedure op het verzoek zou het tussen partijen gerezen geschil finaal worden beslist, zodat geen sprake is van een deelgeschil. 
Het thans nog voorliggende geschilpunt tussen partijen omtrent de BGK leent zich om dezelfde redenen niet voor behandeling in een deelgeschil. Teneinde een oordeel te krijgen over dit geschilpunt. dient dan ook een bodemprocedure te worden geëntameerd. 

3.9. Gelet op het voorgaande worden de in r.o. 2.1. onder I en II vermelde verzoeken afgewezen.

3.10. X verzoekt de deelgeschilrechter tevens om de kosten van het deelgeschil als bedoeld in art. 1019aa lid 1 Rv te begroten. met veroordeling van Aegon tot betaling van deze kosten. Ondanks de afwijzing van het verzoek dient in beginsel op de voet van art 1019aa Rv begroting plaats te vinden van de kosten van de behandeling van het verzoek. Daarbij dient de zogenaamde dubbele redelijkheidstoers gehanteerd te worden; het dient redelijk te zijn dat deze kosten zijn gemaakt en de hoogte van deze kosten dient eveneens redelijk te zijn, Dit betekent dat indien een deelgeschilprocedure volstrekt onnodig of onterecht is ingesteld, de kosten daarvan niet voor vergoeding in aanmerking komen. 

3.11. Zoals hiervoor in r.o. 3.8. is overwogen, zijn de in r.o. 2.1. onder I en II genoemde verzoeken afgewezen omdat ter zake geen sprake is van een deelgeschil. Deze beslissing lag naar het oordeel van de deelgeschilrechter zo voor de hand dat het indienen van deze verzoeken volstrekt onterecht en onnodig dient te worden geoordeeld, zodat de daarmee gepaard gaande kosten niet in redelijkheid zijn gemaakt. Deze kosten dienen dan ook begroot te worden op nihil, waarbij een veroordeling van Aegon tot betaling van dele kosten achterwege kan blijven. 

Citeerwijze: www.letselschademagazine.nl/2016/rb-zeeland-west-brabant-010816, met dank aan mevrouw mr. C.J. van Weering, Legaltree, voor het inzenden van deze uitspraak.