Overslaan en naar de inhoud gaan

RBMNE 240919 verzoek tegen waarborgfonds prematuur, verzoekschrift in maart na ongeval eind januari

RBMNE 240919 verzoek tegen waarborgfonds prematuur, verzoekschrift in maart na ongeval eind januari
- geen begroting kosten aangezien de procedure prematuur en in dit stadium onnodig is gevoerd

De feiten

2.1.
Op 25 januari 2019 is [verzoeker] betrokken geweest bij een verkeersongeval.

2.2.
Tot het ongeval was [verzoeker] werkzaam als zelfstandige, hij werkte op dat moment als koerier voor een vaste opdrachtgever. [verzoeker] heeft geen arbeidsongeschiktheidsverzekering.

2.3.
Na het ongeval heeft [verzoeker] pijnklachten ontwikkeld.

2.4.
[verzoeker] heeft op verschillende manieren geprobeerd te achterhalen welk voertuig hem heeft aangereden. Hij heeft oproepen op Facebook geplaatst en brieven gestuurd aan de tankstations in de omgeving van de ongevalslocatie om camerabeelden op te vragen. Dit heeft nergens toe geleid.

2.5.
Op 25 januari 2019 is de schade aan de auto van [verzoeker] getaxeerd door [bedrijfsnaam] . De taxateur heeft de auto ‘total loss’ verklaard. De auto is afgevoerd naar de sloop.

2.6.
Bij brief van 31 januari 2019 heeft [verzoeker] het Waarborgfonds aansprakelijk gesteld. Op diezelfde datum heeft [verzoeker] de Gemeente Amsterdam en de Politie Amsterdam brieven gestuurd met het verzoek camerabeelden in de omgeving van de ongevalslocatie veilig te stellen.

2.7.
[verzoeker] heeft op 1 februari 2019 aangifte gedaan bij de politie. Hiervan is een proces-verbaal opgemaakt.

2.8.
Bij brieven van 12 februari 2019 heeft het Waarborgfonds [verzoeker] en diens advocaat geïnformeerd over de wijze waarop de schadeclaim van [verzoeker] in behandeling wordt genomen. In de brief aan de advocaat heeft het Waarborgfonds het volgende meegedeeld:

Om de zaak te onderzoeken hebben wij de Stichting Processenverbaal aangeschreven. Mocht u over de registratieset beschikken, dan ontvangen wij graag een exemplaar. Voorts hebben wij een expertisebureau ingeschakeld. Het regelen van expertise betekent niet dat wij uw aanvraag kunnen honoreren. De beoordeling vindt pas in een later stadium plaats.

2.9.
Op 12 februari 2019 heeft (de advocaat van) [verzoeker] het in zijn opdracht uitgevoerde expertiserapport aan het Waarborgfonds gestuurd.

2.10.
In een e-mail van 15 februari 2019 deelde de advocaat van [verzoeker] aan het Waarborgfonds mee dat zij een deelgeschil zal starten wanneer het Waarborgfonds niet uiterlijk op 20 februari 2019 de aansprakelijkheid erkent.

2.11.
Eveneens op 15 februari 2019 heeft het Waarborgfonds de advocaat van [verzoeker] erop gewezen dat het Waarborgfonds behoefte heeft aan nadere informatie over de toedracht.

2.12.
Bij brief van 21 februari 2019 heeft [verzoeker] een brief aan de directie van het Waarborgfonds gestuurd waarin de gerechtelijke procedure wordt aangekondigd.

2.13.
Op 1 maart 2019 heeft de advocaat van het Waarborgfonds telefonisch contact opgenomen met de advocaat van [verzoeker] . Hij heeft zijdens het Waarborgfonds meegedeeld dat het op zo korte termijn na de schadeclaim opstarten van een deelgeschilprocedure prematuur was, en dat hij spoedig op de zaak zou terugkomen.

2.14.
Op 25 maart 2019 heeft de kantonrechter het verzoekschrift ontvangen.

2.15.
Het Waarborgfonds heeft tot nu toe € 6.000,00 als voorschot op de schadevergoeding uitgekeerd, daarnaast heeft zij ter vergoeding van buitengerechtelijke kosten een bedrag van € 3.000,00 aan [verzoeker] betaald. Deze bedragen heeft het Waarborgfonds uitgekeerd onder het voorbehoud dat het nog te ontvangen politierapport niet tot een andere conclusie leidt ten aanzien van de aansprakelijkheid.

Het verzoek en het verweer

3.1.
[verzoeker] verzoekt de kantonrechter om bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. voor recht te verklaren dat het Waarborgfonds aansprakelijk is voor de materiële en immateriële schade die [verzoeker] lijdt, heeft geleden en zal lijden door het ongeval dat hem is overkomen op 25 januari 2019;
II. een dag en uur te bepalen waarop de behandeling van dit verzoekschrift zal aanvangen;
III. de kosten van dit deelgeschil te begroten en het Waarborgfonds te veroordelen in de kosten;
IV. de buitengerechtelijke kosten tot op heden voorafgaand aan het deelgeschil te begroten en het Waarborgfonds te veroordelen in die kosten.

3.2.
[verzoeker] legt aan zijn verzoek ten grondslag dat het Waarborgfonds op grond van artikel 25 van de Wet Aansprakelijkheidsverzekering Motorrijtuigen (WAM) aansprakelijk is voor de schade die [verzoeker] lijdt als gevolg van het ongeval, nu de aansprakelijke partij onbekend is gebleven en [verzoeker] heeft gedaan wat redelijkerwijs van hem mocht worden verwacht om de identiteit van deze persoon te achterhalen. De WAM verzekeraar van de bestuurder van het voertuig dat [verzoeker] heeft aangereden is aansprakelijk, maar omdat de bekendheid met die persoon en dus die verzekeraar ontbreekt, is het Waarborgfonds aansprakelijk.

3.3.
Het Waarborgfonds voert verweer. Zij stelt zich op het standpunt dat het onderhavige verzoek van [verzoeker] prematuur en volstrekt onnodig is, zodat [verzoeker] niet ontvankelijk dient te worden verklaard, althans zijn verzoek moet worden afgewezen. Volgens het Waarborgfonds is geen sprake van een patstelling in het minnelijke onderhandelingstraject die zou worden veroorzaakt door een discussie over de aansprakelijkheidsvraag. Het Waarborgfonds heeft na het indienen van de claim door [verzoeker] voortvarend gehandeld en onderzoek gedaan naar de toedracht. Vanaf 25 maart 2019 heeft het Waarborgfonds de schaderegeling ter hand genomen, en zijn partijen met elkaar in overleg over de omvang van de schade. In dat kader heeft het Waarborgfonds een bedrag van € 6.000,00 aan voorschotten op de schade verstrekt en ter vergoeding van buitengerechtelijke kosten heeft het Waarborgfonds een voorschot van € 3.000,00 verstrekt. Daarbij heeft het Waarborgfonds uitsluitend het voorbehoud gemaakt dat het nog te ontvangen politierapport niet tot een andere conclusie leidt ten aanzien van de aansprakelijkheid.

3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

De beoordeling

Bevoegdheid kantonrechter

4.1.
Het Waarborgfonds heeft als formeel verweer gevoerd dat de kantonrechter niet bevoegd is, nu de gestelde schade hoger zal zijn dan € 25.000,00. [verzoeker] heeft ter gelegenheid van de mondelinge behandeling aangevoerd dat hij bij het opstellen van het verzoekschrift een inschatting heeft gemaakt over de omvang van de schade, en dat hij ervoor kiest, voor zover de schade de competentiegrens zou overstijgen, zijn vordering in deze procedure te beperken zodat de zaak binnen de competentie van de kantonrechter valt. Gelet op de verklaring van [verzoeker] dat hij zijn vordering voor deze procedure beperkt, passeert de kantonrechter het verweer van het Waarborgfonds en acht zij zich bevoegd van de zaak kennis te nemen.

Deelgeschil

4.2.
[verzoeker] heeft het verzoek gebaseerd op de Wet deelgeschilprocedure voor letsel- en overlijdensschade (artikel 1019w tot 1019cc Rv). Allereerst dient te worden beoordeeld of dat verzoek, gezien ook het ter zake door het Waarborgfonds gevoerde verweer, zich leent voor behandeling als deelgeschil als bedoeld in artikel 1019w e.v. Rv.

4.3.
De deelgeschilprocedure biedt betrokkenen bij een geschil over letsel- of overlijdensschade in de buitengerechtelijke onderhandelingsfase een eenvoudige en snelle toegang tot de rechter, ter bevordering van de totstandkoming van een minnelijke regeling. Gegeven het doel de buitengerechtelijke onderhandelingen te bevorderen, dient de kantonrechter te beoordelen of de verzochte beslissing voldoende kan bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst. De investering in tijd, geld en moeite moet aldus worden afgewogen tegen het belang van de vordering en de bijdrage die een beslissing aan de totstandkoming van een minnelijke regeling kan leveren. Indien de rechter dan tot de conclusie komt dat de verzochte beslissing naar zijn oordeel onvoldoende aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst kan bijdragen, dient het verzoek op de voet van artikel 1019z Rv te worden afgewezen.

4.4.
[verzoeker] stelt dat hij deze deelgeschilprocedure is gestart vanwege de penibele financiële situatie waarin hij verkeerde in maart 2019 en wegens het voorbehoud dat het Waarborgfonds heeft verbonden aan de uitkeringen van de voorschotten op de schadevergoeding en de BGK. [verzoeker] betoogt dat het aanbrengen van dit deelgeschil noodzakelijk was, omdat het faillissement van zijn onderneming naderde. Als zzp’er zonder arbeidsongeschiktheidsuitkering heeft hij naar zijn zeggen sinds het ongeval geen inkomsten meer terwijl zijn vaste lasten gewoon door blijven lopen. Het Waarborgfonds liet na telefonisch contact op 1 maart 2019 gedurende drie weken niets meer van zich horen. Pas op de dag dat het Waarborgfonds het verzoekschrift ontving, heeft zij een eerste voorschot betaald en is de schaderegeling op gang gekomen. Het opstarten van deze procedure was volgens [verzoeker] noodzakelijk om de schaderegeling op gang te brengen. Daarnaast stelt [verzoeker] zich op het standpunt dat het Waarborgfonds, gelet op alle op dat moment door [verzoeker] aangeleverde bewijsmiddelen, ten onrechte een voorwaarde heeft verbonden aan de erkenning van haar aansprakelijkheid.

4.5.
Het Waarborgfonds meent dat het onbegrijpelijk is dat (de advocaat van) [verzoeker] niet eerst nog een keer telefonisch contact heeft opgenomen met het Waarborgfonds, voordat zij het verzoekschrift toestuurde. Het starten van deze deelgeschilprocedure was voorbarig, zo stelt het Waarborgfonds. Ter onderbouwing van deze stelling heeft zij het volgende aangevoerd:

4.5.1.
De advocaat van [verzoeker] heeft onnodig druk op de zaak gezet door eerst te dreigen met een procedure en die procedure vervolgens kort daarna in gang te zetten. Dat blijkt ook uit de Gedragscode Behandeling Letselschade (GBL), die onder meer richtlijnen geeft voor termijnen waarbinnen verzekeraars op schadeclaims behoren te reageren. Bij het opstellen van de GBL is rekening gehouden met zowel de belangen van een benadeelde bij het tijdig weten waar hij aan toe is, als de belangen van de verzekeraar die een redelijke termijn moet worden gegund om haar standpunt te bepalen. Het Waarborgfonds heeft volledig in lijn met het GBL gehandeld. Door de handelwijze van de advocaat van [verzoeker] werd het Waarborgfonds onvoldoende tijd gegund om de aansprakelijkheidsvraag op zorgvuldige wijze te onderzoeken. Daar komt bij dat [verzoeker] zijn stelling dat zijn onderneming op het randje van faillissement verkeerde tot op heden niet heeft onderbouwd.

4.5.2.
Op het Waarborgfonds rust een taak met een bijzonder karakter, namelijk om schade te vergoeden in gevallen waarin een aansprakelijke verzekerde ontbreekt. Daardoor kan zij niet beschikken over de verklaring van een eigen verzekerde omtrent de toedracht van het ongeval. Voor het Waarborgfonds zijn verklaringen van eventuele getuigen, technisch onderzoek aan de auto van de benadeelde en de bevindingen van de politie van groot belang. Daarbij is het onderzoek van de expert van belang om te beoordelen of de schade is veroorzaakt door een ander motorrijtuig en of de schade in relatie is te brengen met de gestelde toedracht. Het Waarborgfonds heeft op 6 maart 2019 het rapport van haar expert [naam vennootschap onder firma] ( [naam vennootschap onder firma] ) ontvangen. Twee tot drie weken responstijd voor haar advocaat is redelijk. Van een te trage afhandeling was nog geen sprake op het moment dat [verzoeker] koos voor het uitbrengen van zijn verzoekschrift waarmee deze deelgeschilprocedure werd gestart.

4.5.3.
Nadat de schaderegeling op gang was gekomen weigerde [verzoeker] het deelgeschil in te trekken, hij was daartoe alleen bereid als het Waarborgfonds haar aansprakelijkheid onvoorwaardelijk erkende en de kosten van het deelgeschil volledig wilde vergoeden. Maar het gemaakte voorbehoud (dat het nog te ontvangen politierapport niet tot een andere conclusie leidt ten aanzien van de aansprakelijkheid) is alleszins redelijk in een geval als dat van [verzoeker] , waarbij de veroorzaker van het ongeval onbekend is zodat de verklaringen over de toedracht van [verzoeker] en van een getuige die werknemer van [verzoeker] was, de enige bron van informatie zijn.

4.5.4.
Het doel van een deelgeschilprocedure is niet het opjagen van een partij die nog bezig is informatie in te winnen of die in afwachting is van informatie (zoals een onderzoeksrapport) die nodig is om te bepalen welk standpunt zij tegenover de wederpartij zal innemen. Bovendien was dit deelgeschil niet nodig om tot afspraken te komen, want niet het verzoekschrift, maar het rapport van [naam vennootschap onder firma] vormde de grondslag voor de uitkering onder voorbehoud.

4.6.
De kantonrechter volgt het Waarborgfonds in haar stelling dat (het dreigen met) een deelgeschilprocedure niet is bedoeld om een wederpartij onder druk te zetten om aansprakelijkheid te erkennen of in ieder geval te bewegen een schaderegeling versneld op te starten. In deze zaak is de kantonrechter niet gebleken van enige vertraging in het proces van beoordeling door het Waarborgfonds van de schadeclaim van [verzoeker] . De advocaat van [verzoeker] heeft het Waarborgfonds onvoldoende tijd gegund om een standpunt in te nemen. Het Waarborgfonds heeft [verzoeker] tijdig (op 12 februari 2019, dat is binnen 14 dagen na indienen van de schadeclaim) bericht dat zij een expert onderzoek wil laten doen naar de toedracht, en het is begrijpelijk dat het Waarborgfonds – binnen redelijke grenzen – afhankelijk is van een daaruit voortvloeiend rapport. In dit geval was geen sprake van het overschrijden van deze redelijke grenzen op het moment dat de advocaat van [verzoeker] met het deelgeschil dreigde.

4.7.
Het door het Waarborgfonds aan de voorschotten verbonden voorbehoud (dat het nog te ontvangen politierapport niet tot een andere conclusie leidt ten aanzien van de aansprakelijkheid) is naar het oordeel van de kantonrechter gerechtvaardigd. Op het Waarborgfonds rust de maatschappelijke taak om in gevallen waarin de aansprakelijke persoon onbekend blijft, de schade die het slachtoffer heeft geleden te vergoeden. Het is voor deze gevallen kenmerkend dat een verklaring van de wederpartij over de toedracht ontbreekt. De toedracht van het ongeval in deze zaak kan op dit moment alleen worden afgeleid uit de (partij)verklaring van [verzoeker] en in zeer beperkte mate uit de verklaring van zijn inzittende (die bovendien heeft verklaard niets te hebben gezien van de auto die hen heeft aangereden). Omdat de politie ter plaatse is geweest na het ongeval, is het politierapport de enige mogelijke bron voor nadere informatie over de toedracht. Hoewel er een kans is dat er nooit een politierapport zal komen, is de kantonrechter van oordeel dat het, mede gelet op de uitgekeerde bedragen, gerechtvaardigd is dat het Waarborgfonds op dit moment het voormelde voorbehoud maakt.

4.8.
De voorgaande omstandigheden leiden tot het oordeel dat [verzoeker] het middel van de deelgeschilprocedure in deze fase van het schaderegelingsproces prematuur heeft ingezet. Het verzoek van [verzoeker] wordt om die reden niet inhoudelijk beoordeeld.

Kosten

4.9.
Uit het voorgaande volgt dat er geen aanleiding bestaat de kosten van het verzoek op de voet van 1019aa Rv te begroten, aangezien deze procedure prematuur en in dit stadium onnodig is gevoerd. Daardoor is geen sprake van in redelijkheid gemaakte kosten. ECLI:NL:RBMNE:2019:4404