RBNHO 050821 bedrijfsongeval; wg-er heeft uitvoerig gemotiveerd dat aan zorgplicht is voldaan; wn-er betwist; deelgeschil leent zich niet voor nadere bewijslevering of deskundigenonderzoek
- Meer over dit onderwerp:
RBNHO 050821 bedrijfsongeval; wg-er heeft uitvoerig gemotiveerd dat aan zorgplicht is voldaan; wn-er betwist; deelgeschil leent zich niet voor nadere bewijslevering of deskundigenonderzoek;
- kosten gevorderd en begroot op 17,5 uur x € 200,00 + btw, totaal € 4.475,00 inclusief griffierecht
2 De feiten
2.1.
[verzoeker] is in 2015 als uitzendkracht werkzaam geweest bij Sterk Beton. Op 20 maart 2015 is [verzoeker] een bedrijfsongeval overkomen.
2.2.
[verzoeker] heeft Sterk Beton op 12 mei 2015 en 12 juni 2019 aansprakelijk gesteld voor de schade als gevolg van het bedrijfsongeval. Sterk Beton heeft dat afgewezen.
3. Het verzoek en het verweer
3.1.
[verzoeker] verzoekt de kantonrechter, in het kader van een zogeheten deelgeschilprocedure, om voor recht te verklaren dat Sterk Beton op grond van artikel 7:658 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) aansprakelijk is voor het bedrijfsongeval op 20 maart 2015. Ook wordt verzocht te bepalen dat Sterk Beton de daardoor geleden en nog te lijden schade van [verzoeker] moet vergoeden. Aan zijn verzoek legt [verzoeker] ten grondslag – kort weergegeven – dat Sterk Beton als werkgever haar zorgplicht heeft geschonden, doordat [verzoeker] geen instructies heeft gekregen ten aanzien van zijn werkzaamheden en Sterk Beton onvoldoende toezicht heeft gehouden.
3.2.
Sterk Beton voert verweer. Zij stelt in de eerste plaats dat de zaak zich niet leent voor behandeling in een deelgeschilprocedure. Daarnaast betwist Sterk Beton de door [verzoeker] gestelde schade. Verder voert Sterk Beton aan dat zij aan haar zorgplicht heeft voldaan, om-dat zij voldoende instructies heeft gegeven en voldoende toezicht heeft gehouden. Ter ondersteuning van haar standpunt heeft Sterk Beton stukken overgelegd, waaronder schriftelijke verklaringen van vier medewerkers.
4 De beoordeling
4.1.
Het gaat in deze zaak om de vraag of in deze deelgeschilprocedure voor recht kan worden verklaard dat Sterk Beton aansprakelijk is voor het bedrijfsongeval dat [verzoeker] is overkomen op 20 maart 2015.
4.2.
De kantonrechter is van oordeel dat het verzoek van [verzoeker] zich niet leent voor een behandeling en beoordeling in deze deelgeschilprocedure. Daartoe wordt het volgende overwogen.
4.3.
Op grond van de wet, het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv), kan een persoon die een ander aansprakelijk houdt voor schade die hij lijdt door letsel, de rechter verzoeken te beslissen over een deel van een geschil tussen partijen, waarvan de beëindiging kan bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst (artikel 1019w lid 1 Rv).
4.4.
De rechter moet het verzoek om een beslissing te geven in een deelgeschil afwijzen als de verzochte beslissing naar zijn oordeel onvoldoende kan bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst (artikel 1019z Rv). Gelet op het doel van een deelgeschilprocedure – het bevorderen van de buitengerechtelijke onderhandelingen – moet de rechter daarbij de investering in tijd, geld en moeite afwegen tegen het belang van de vordering en de bijdrage die een beslissing aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst kan leveren (zie: Kamerstukken II, 2007–2008, 31 518, nr. 3, pag. 18).
4.5.
Op zichzelf kan ook de aansprakelijkheidsvraag in een deelgeschilprocedure aan de orde komen. Maar ook dan moet worden beoordeeld of de bijdrage die een beslissing kan leveren aan de mogelijke totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst, zodanig is dat dit opweegt tegen de kosten en het tijdsverloop van de procedure. Deelgeschillen waarvan te verwachten is dat deze veel tijd kosten, bijvoorbeeld omdat bewijslevering en een deskundigenonderzoek nodig zijn, zullen zich minder snel lenen voor behandeling in een deelgeschilprocedure.
4.6.
Tussen partijen staat niet ter discussie dat op 20 maart 2015 een bedrijfsongeval heeft plaatsgevonden waarbij [verzoeker] tijdens de uitoefening van zijn werkzaamheden betrokken is geraakt. Vast staat dat een zogenoemd wapeningsnet is gekanteld en op het hoofd en de schouders van [verzoeker] is gevallen. [verzoeker] is onder het wapeningsnet terecht gekomen en had een wond aan zijn achterhoofd. Ook staat vast dat [verzoeker] geen gebruik heeft gemaakt van spanbanden om dat wapeningsnet vast te zetten, waardoor het wapeningsnet kon kantelen en vallen.
4.7.
Een werkgever is jegens een werknemer aansprakelijk voor de schade die de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden lijdt, tenzij de werkgever aantoont dat hij zijn zorgplicht is nagekomen (artikel 7:658 lid 2 BW). Vast staat dat [verzoeker] een ongeval is overkomen in de uitoefening van zijn werkzaamheden. Er zijn ook voldoende aanknopingspunten om aan te nemen dat [verzoeker] (in ieder geval enige) schade heeft geleden. Dat betekent dat Sterk Beton in beginsel aansprakelijk is voor de schade van [verzoeker] als gevolg van het bedrijfsongeval, tenzij Sterk Beton stelt en zo nodig bewijst dat zij heeft voldaan aan haar zorgplicht.
4.8.
Sterk Beton heeft uitvoerig gemotiveerd dat zij aan haar zorgplicht heeft voldaan en niet aansprakelijk is. Daarbij heeft Sterk Beton erop gewezen dat [verzoeker] een veiligheidshelm droeg, dat [verzoeker] bij de aanvang van de werkzaamheden en bij de uitvoering daarvan steeds deugdelijke instructies heeft gekregen, en dat Sterk Beton voldoende toezicht heeft gehouden op de naleving van de verstrekte instructies. Ter onderbouwing daarvan heeft Sterk Beton een zogenoemde RI&E overgelegd en formulieren waarop [verzoeker] heeft bevestigd dat hij werk- en veiligheidsinstructies heeft ontvangen. Verder heeft Sterk Beton schriftelijke verklaringen overgelegd van vier medewerkers, waarin onder meer staat dat instructies zijn gegeven aan [verzoeker] over het gebruik van spanbanden om de wapeningsnetten vast te zetten en dat die spanbanden ook daadwerkelijk werden gebruikt door [verzoeker]. Ook wordt daarin verklaard dat namens Sterk Beton ten tijde van en rondom het ongeval dagelijks toezicht werd gehouden op de naleving van de instructies.
4.9.
[verzoeker] heeft alle stellingen van Sterk Beton betwist en gesteld dat hij geen instructies heeft gehad, dat er geen spanbanden aanwezig waren op de werkplek en dat hij die spanbanden ook nooit heeft gebruikt. Ook wordt ontkend dat er voldoende toezicht was.
4.10.
Gelet op het voorgaande staan de standpunten van partijen over de naleving van de zorgplicht door Sterk Beton haaks op elkaar. Sterk Beton heeft weliswaar de bewijslast ten aanzien van de naleving van de zorgplicht, maar zij stelt gemotiveerd en onderbouwd dat die zorgplicht is nageleefd. De kantonrechter kan in het kader van dit deelgeschil daarom niet beoordelen of de zorgplicht is geschonden en niet vaststellen dat Sterk Beton aansprakelijk is. Daarvoor zal nader bewijs of tegenbewijs moeten worden geleverd door Sterk Beton dan wel [verzoeker]. Mogelijk is ook nader deskundigenonderzoek nodig. Nadere bewijslevering en nader (deskundigen-) onderzoek zullen veel tijd, kosten en moeite met zich meebrengen. Afgewogen tegen het belang van de vordering en de bijdrage die een beslissing aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst kan leveren, moet het verzoek om een beslissing in dit deelgeschil daarom worden afgewezen. Voor de beoordeling en beantwoording van de verschillende vragen in deze zaak is het voeren van een gewone (bodem)procedure de aangewezen weg.
4.11.
De conclusie is dat deze zaak niet geschikt is voor een beoordeling in een deelgeschil en dat het verzoek van [verzoeker] dus moet worden afgewezen.
4.12.
[verzoeker] verzoekt Sterk Beton te veroordelen in de kosten. Ook als een verzoek in een deelgeschil wordt afgewezen, moet de kantonrechter de kosten begroten. Dit is alleen anders als de deelgeschilprocedure volstrekt onnodig of onterecht is ingesteld. Van dit laatste is naar het oordeel van de kantonrechter geen sprake. In deze procedure is immers duidelijker geworden waarover partijen van mening verschillen en heeft Sterk Beton nadere stukken en verklaringen van medewerkers ter onderbouwing van haar standpunt overgelegd.
4.13.
In zijn verzoek is [verzoeker] met betrekking tot het uurtarief van zijn advocaat uitgegaan van een honorarium van € 200,00 per uur, exclusief 21 % btw. Verder heeft [verzoeker] onderbouwd dat door zijn advocaat 17,5 uur is besteed aan de behandeling van het dossier. De kantonrechter acht deze kosten redelijk en begroot de kosten van dit deelgeschil conform het verzoek van [verzoeker] daarom op een bedrag van € 4.475,00, inclusief btw en griffierecht.
4.14.
Omdat de aansprakelijkheid van Sterk Beton in deze procedure niet is komen vast te staan, is de verzochte veroordeling van Sterk Beton tot betaling van eerdergenoemde kosten aan [verzoeker] niet toewijsbaar. ECLI:NL:RBNHO:2021:7287