Overslaan en naar de inhoud gaan

RBNHO 211118 Verzoek leent zich niet voor deelgeschil, geen sprake van letselschade; geen kostenveroordeling

RBNHO 211118 Verzoek leent zich niet voor deelgeschil, geen sprake van letselschade; geen kostenveroordeling


De feiten

2.1.
Op 18 augustus 2016 heeft een verkeersongeval plaatsgevonden op de A200 te Halfweg.

2.2.
Bij deze aanrijding waren betrokken [verzoeker] rijdend in een Toyota Aygo, de heer [naam 2] (hierna: [naam 2] ) rijdend in een Volkswagen Touareg en de heer [naam 3] (hierna: [naam 3] ) rijdend in een Volkswagen Touran. [naam 2] is achterop het voertuig van [verzoeker] gebotst. [naam 3] is achterop het voertuig van [naam 2] gereden.

2.3.
[naam 2] heeft de Duitse nationaliteit en heeft zijn auto verzekerd bij de Duitse verzekeringsmaatschappij AXA Versicherung AG (hierna: AXA). AXA wordt vertegenwoordigd door haar Nederlandse vertegenwoordiger AVUS.

2.4.
[verzoeker] heeft AVUS bij brief van 7 september 2016 aansprakelijk gesteld voor de voertuig- en letselschade die hij als gevolg van het ongeval heeft opgelopen.

2.5.
AVUS heeft de aansprakelijkheid voor het ongeval afgewezen.

2.6.
In plaats van AXA is in deze procedure het NBM als formele procespartij betrokken. Partijen zijn het er voorts over eens dat het Nederlands recht op de beoordeling van het verkeersongeval van toepassing is.


Het geschil

3.1.
[verzoeker] verzoekt de kantonrechter voor recht te verklaren dat [naam 2] aansprakelijk is te houden voor de achterop aanrijding bij [verzoeker] en dat [naam 2] daarom gehouden is om alle schade die daaruit is voortgevloeid en voortvloeit te vergoeden. [verzoeker] verzoekt verder de kosten van deze procedure te begroten.

3.2.
Aan dit verzoek legt [verzoeker] , kort samengevat, het volgende ten grondslag. [verzoeker] is op normale wijze gaan afremmen toen het voor hem bestemde verkeerslicht op oranje sprong. Op het moment dat zijn voertuig zo goed als stil stond, werd hij van achteren aangereden door het voertuig van [naam 2] . [naam 2] is niet in staat geweest om zijn voertuig conform artikel 19 Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens tijdig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was. Het feit dat [naam 2] achterop is gereden betekent dat hij - om wat voor reden dan ook - kennelijk te weinig afstand heeft genomen van het voertuig van [verzoeker] en niet goed op de situatie (afremmende voorganger voor het verkeerslicht) heeft geanticipeerd. [verzoeker] ontkent een noodstop te hebben gemaakt. Indien de kantonrechter de aansprakelijkheid vaststelt, kan nader met de verzekeraar worden overgegaan tot afwikkeling van de schade van [verzoeker] en de letselschade van zijn partner, aldus [verzoeker] .

3.3.
Het NBM voert verweer. Zij stelt, samengevat, primair dat [verzoeker] niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn verzoek, nu hij met dit deelgeschil geen letselschade beoogt te verhalen. Er is slechts sprake van cascoschade. Subsidiair stelt het NBM dat de verzochte verklaring voor recht moet worden afgewezen. Het feit dat [naam 2] niet tijdig achter [verzoeker] tot stilstand is gekomen, betekent niet dat [naam 2] aansprakelijk is. [naam 2] , zijn passagiers en [naam 3] hebben allen verklaard dat [verzoeker] plotseling voor het verkeerslicht remde, terwijl dit op groen stond. [naam 2] mocht ervan uitgaan dat [verzoeker] zou doorrijden. [verzoeker] is zonder verkeersnoodzaak gestopt voor het groene verkeerslicht en heeft daarmee in strijd gehandeld met artikel 5 Wegensverkeerswet 1994. Door de manoeuvre van [verzoeker] werd [naam 2] verrast en kon hij ondanks een noodstop de aanrijding niet vermijden.

3.4.
De kantonrechter zal hierna, indien en voor zover nodig, nader ingaan op de standpunten van partijen.


De beoordeling

4.1.
De kantonrechter ziet zich allereerst gesteld voor de vraag of het verzoek van [verzoeker] zich leent voor behandeling in een deelgeschilprocedure als bedoeld in artikel 1019w-1019cc Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De kantonrechter beantwoordt deze vraag ontkennend en overweegt daartoe als volgt.

4.2.
Artikel 1019w lid 1 Rv luidt als volgt:
Indien een persoon een ander aansprakelijk houdt voor schade die hij lijdt door dood of letsel, kan ieder van hen of kunnen zij gezamenlijk, ook voordat de zaak ten principale aanhangig is, de rechter verzoeken te beslissen over een geschil omtrent of in verband met een deel van hetgeen ter zake tussen hen rechtens geldt en waarvan de beëindiging kan bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst over de vordering als bedoeld in artikel 1019x, derde lid, onder a.

4.3.
De deelgeschilprocedure heeft tot doel om zowel de persoon die schade lijdt door dood of letsel, als degene die daarvoor aansprakelijk wordt gehouden, de mogelijkheid te bieden om reeds in de buitengerechtelijke onderhandelingsfase de rechter te adiëren en op eenvoudige wijze een rechterlijke uitspraak te verkrijgen over een deelgeschil dat partijen verdeeld houdt. Aldus hebben partijen een extra instrument om een impasse in de buitengerechtelijke onderhandelingen te doorbreken en kan ontsporing van zaken worden voorkomen omdat partijen snel duidelijkheid hebben over een bepaald deelgeschil. De deelgeschilprocedure is dan ook gericht op het stimuleren van een buitengerechtelijke afhandeling. Het toepassingsgebied is beperkt tot personenschade om tegemoet te kunnen komen aan de wens om het buitengerechtelijke traject bij de afhandeling van personenschade te versterken (MvT, Kamerstukken II 2007/08, 31518, 3, p.2).

4.4.
Uit voormeld artikel 1019w Rv en het doel van de deelgeschilprocedure vloeit dus voort dat de deelgeschilprocedure gericht is op - of kan bijdragen aan - de afhandeling van letsel- en overlijdensschadeclaims.

4.5.
Het is naar eigen zeggen van [verzoeker] echter uitdrukkelijk niet de bedoeling om in deze procedure te komen tot het verhalen van letselschade. [verzoeker] houdt het NBM 
- zo blijkt uit zijn verzoek en de toelichting hierop ter zitting - aansprakelijk voor de uit het verkeersongeval voortvloeiende materiële schade aan zijn auto. Van onderhandelingen tussen [verzoeker] en de door [verzoeker] aansprakelijk gehouden partij over betaling van schade als gevolg van letsel, is geen sprake. Tijdens de mondelinge behandeling van het verzoek heeft [verzoeker] zelf ook aangegeven dat fysieke problemen bij hem niet meer aan de orde zijn. Volgens [verzoeker] heeft zijn vriendin, die tijdens het ongeval als inzittende in zijn auto zat, nog steeds klachten. Het is echter [verzoeker] als bestuurder van de auto die onderhavig verzoek heeft ingediend.

Nu niet is gesteld of gebleken dat sprake is van letselschade aan de zijde van [verzoeker] waarover [verzoeker] in onderhandeling is met de door hem aansprakelijk gestelde partij, leent het verzoek zich niet voor behandeling in een deelgeschilprocedure. Anders dan [verzoeker] veronderstelt, is de deelgeschilprocedure niet bedoeld om uitsluitsel te krijgen over de aansprakelijkheid sec, zonder dat sprake is van een letselschadeclaim.

4.6.
[verzoeker] maakt aanspraak op de kosten van de deelgeschilprocedure.

Het NBM voert aan dat geen begroting van de kosten dient plaats te vinden, omdat het verzoek volstrekt onnodig is ingediend.

4.7.
Zoals hiervoor is overwogen leent het verzoek zich niet voor behandeling in een deelgeschilprocedure, nu het toepassingsgebied is beperkt tot personenschade. Deze beslissing lag naar het oordeel van de kantonrechter zo voor de hand dat het indienen van het verzoek onterecht en onnodig moet worden geacht. Dit betekent dat de kosten van de deelgeschilprocedure niet voor vergoeding in aanmerking komen. Begroting van deze kosten op grond van artikel 1019aa lid 1 Rv kan daarom achterwege blijven.

4.8.
Gelet op het voorgaande zullen de verzoeken van [verzoeker] worden afgewezen. Hetgeen partijen verder nog hebben aangevoerd, behoeft geen bespreking meer. ECLI:NL:RBNHO:2018:10257