Overslaan en naar de inhoud gaan

RBDHA 280923 artikel 9 embryowet staat i.c. niet in de weg aan postuum gebruik van ingevroren embryo

RBDHA 280923 artikel 9 embryowet staat i.c. niet in de weg aan postuum gebruik van ingevroren embryo

zie ook: TvGR/2024/2/

2.
De beoordeling

De zaak in het kort

2.1.
[ eiseres ]  en haar echtgenoot [ X ]  hebben zich in juni 2019, na contacten met het Groene Hart Ziekenhuis, gewend tot MCK voor hulp bij het vervullen van hun kinderwens. Zij hebben daarvoor met MCK een "behandelovereenkomst voor IVF/ICSI-behandeling" gesloten. In die overeenkomst hebben [ eiseres ]  en [ X ] aangekruist dat zij graag willen dat MCK probeert alle verkregen eicellen te bevruchten en dat zij ook willen dat de embryo's die niet meteen worden teruggeplaatst, worden ingevroren voor later gebruik.

2.2.
Omdat [ eiseres ]  en [ X ]  de resterende embryo's wilden laten invriezen, hebben zij ook een overeenkomst van bewaarneming met MCK gesloten. In die overeenkomst is voor zover van belang - het volgende opgenomen:

Artikel 6. Overlijden van de bewaargever(s) of beëindiging relatie

Lid 3. Overlijden van één van de bewaargevers
Als één van beide bewaargever komt te overlijden dient MCK hiervan in kennis gesteld te worden, waarna overleg plaatsvindt over de volgende mogelijkheden:
- vernietigen van de opgeslagen embryo's
- aanwenden voor wettelijk goedgekeurd wetenschappelijk onderzoek.
- overdracht aan een andere IVF-instelling, aangezien MCK geen behandelingen uitvoert met gameten of embryo's van overleden natuurlijke personen.

Indien binnen 6 maanden na een overlijden geen beslissing bekend is gemaakt aan MCK, is MCK gemachtigd de embryo's te vernietigen
."

2.3.
Na een geslaagde ICSI-behandeling, is [ eiseres ]  op 17 april 2020 bevallen van een dochter. De resterende embryo's zijn op verzoek van [ eiseres ]  en [ X ] ingevroren en opgeslagen bij MCK.

2.4.
Op 21 februari 2021 is [ X ]  onverwacht overleden.

2.5.
[ eiseres ]  heeft in oktober 2021 aan MCK gevraagd om mee te werken aan het tot stand brengen van een nieuwe zwangerschap door middel van terugplaatsing van (een van) de opgeslagen embryo's. Op 18 november 2021 heeft MCK per brief aan [ eiseres ]  laten weten dat zij aan die wens niet kan voldoen omdat dit volgens wet- en regelgeving niet is toegestaan, nu een toestemmingsverklaring van [ X ]  voor postuum gebruik van embryo's ontbreekt. Dat betekent volgens MCK dat de resterende embryo's moeten worden vernietigd. De medisch ethische commissie van MCK heeft een gelijkluidend advies gegeven. Ter onderbouwing van haar standpunt heeft MCK onder meer verwezen naar artikel 7 van de Embryowet waarin, voor zover van belang, het navolgende is bepaald:

"Artikel 7
( ... ) De geslachtscellen worden voorts vernietigd nadat bij diegene die ze bewaart, bekend is geworden dat de betrokkene is overleden, tenzij deze uitdrukkelijk schriftelijk toestemming heeft gegeven voor gebruik na zijn overlijden."

2.6.
[X] is het niet eens met de beslissing van MCK en is daarom deze procedure gestart. Partijen hebben afgesproken dat MCK de embryo's niet zal vernietigen totdat de rechtbank in deze procedure een beslissing heeft genomen.

De vordering van [ eiseres ] 

2.7.
[ eiseres ]  vordert - kort gezegd -
- dat de rechtbank voor recht verklaart dat artikel 7 van de Embryowet zich niet verzet tegen de door [ eiseres ]  verzochte afgifte van haar embryo's en aan het meewerken aan het tot stand brengen van een toekomstige zwangerschap van [ eiseres ] ,
- dat MCK, uitvoerbaar bij voorraad, wordt veroordeeld alle noodzakelijke medewerking te verlenen aan overdracht en afgifte van de resterende embryo's aan een door [ eiseres ]  aan te wijzen instelling,
- dat MCK wordt veroordeeld in de proceskosten.

2.8.
[ eiseres ]  stelt zich op het standpunt dat MCK haar en [ X ]   ten onrechte niet heeft verteld dat de ingevroren embryo's na een vroegtijdig overlijden van één van hen alleen zouden kunnen worden gebruikt als zij daarvoor hun uitdrukkelijke schriftelijke toestemming zouden hebben verleend. Omdat zij niet wisten dat toestemming nodig was, hebben zij die toestemming niet kunnen geven. Daarbij komt dat de behandelovereenkomst die zij met MCK hebben gesloten juist de indruk wekt dat de embryo's na overlijden nog wél zouden kunnen worden gebruikt. Bij die stand van zaken is het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar dat MCK het verzoek van [ eiseres ]  tot afgifte van de embryo's afwijst omdat schriftelijke toestemming van [ X ]  ontbreekt. Bovendien blijkt uit verklaringen van familieleden en vrienden van [ X ]  dat hij zonder meer zijn toestemming zou hebben gegeven voor het gebruik van de embryo's, als hij had geweten dat die toestemming nodig was.

2.9.
MCK erkent dat [ eiseres ]  en [ X ]  niet volledig zijn geïnformeerd over de reikwijdte van artikel 7 van de Embryowet en dat de bewaarnemingsovereenkomst verwarring wekt. MCK heeft om die reden haar werkwijze én de overeenkomsten die zij met patiënten sluit, inmiddels aangepast. MCK heeft begrip en sympathie voor de situatie van [ eiseres ] , maar zij stelt dat artikel 7 van de Embryowet (gelezen in verbinding met artikel 8 lid 3) er eenvoudigweg aan in de weg staat dat zij meewerkt aan het tot stand brengen van een nieuwe zwangerschap van [ eiseres ] . Omdat ook andere (Nederlandse) fertiliteitsklinieken daaraan niet kunnen meewerken vanwege het ontbreken van schriftelijke toestemming van [ X ] , heeft afgifte van de embryo`s aan [ eiseres ]  geen zin. Er is immers onder deze omstandigheden geen enkele kliniek die de embryo's zal willen terugplaatsen, aldus MCK.

De rechtbank wijst de vordering van [ eiseres ] toe

2.10.
De rechtbank is het met [ eiseres ]  eens dat het bepaalde in artikel 7 van de Embryowet er in dit geval niet aan in de weg staat dat met de overgebleven embryo's van [ eiseres ]  en [ X ]  wordt geprobeerd een nieuwe zwangerschap van [ eiseres ]  tot stand te brengen. Zij legt dat oordeel hierna uit.

2.11.
Partijen zijn het erover eens dat [ X ]  bij leven niet uitdrukkelijk schriftelijk toestemming heeft gegeven voor het gebruik van de embryo's na zijn overlijden en dat artikel 7 van de Embryowet (in verbinding met artikel 8 lid 3) betekent dat in zo'n geval de embryo's in beginsel moeten worden vernietigd.

2.12.
In dit geval heeft [ X ]  echter niet de gelegenheid gehad zijn toestemming te geven, omdat hij – bij het sluiten van de behandel- en de bewaarnemingsovereenkomst – niet wist dat die toestemming nodig was.
Het systeem van de Embryowet brengt mee dat een fertiliteitsinstelling die embryo's (of geslachtscellen) van wensouders in bewaring neemt, ervoor zorgt dat de wensouders ervan op de hoogte zijn dat zij alleen voor postmortale voortplanting in aanmerking komen als zij hiervoor schriftelijk toestemming hebben gegeven. Vast staat dat die informatie niet aan [ eiseres ]  en [ X ]  is verstrekt. MCK is dus tekortgeschoten in de informatieverplichting die zij ten opzichte van [ eiseres ]  en [ X ]  had.

2.13.
Daarbij komt dat in artikel 6 lid 3 van de bewaarnemingsovereenkomst staat dat de ene bewaargever (in dit geval [ eiseres ] ) na het overlijden van de andere bewaargever (in dit geval [ X ] ) overdracht van de embryo's aan een andere IVF-instelling kan vragen, omdat MCK zelf geen behandelingen uitvoert met gameten of embryo's van overleden personen. Die informatie is op twee fronten onjuist. In de eerste plaats is gebleken dat MCK wel degelijk postmortale behandelingen uitvoert en dat zij dat ook al deed toen zij in 2019 de bewaarnemingsovereenkomst sloot met [ eiseres ]  en [ X ] . Daarnaast suggereert de tekst van artikel 6 lid 3 van de bewaarnemingsovereenkomst dat er geen beletselen zijn om een verzoek tot overdracht van embryo's na overlijden van een van de bewaargevers uit te voeren. Dat zo'n verzoek alleen kan worden gehonoreerd als de overleden bewaargever van de embryo's schriftelijk heeft ingestemd met het gebruik van de embryo's na overlijden, staat nergens. Ook uit de tekst van de bewaarnemingsovereenkomst konden [ eiseres ]  en [ X ]  dus niet afleiden dat zij vooraf toestemming moesten geven voor het gebruik van de embryo's na hun overlijden.

2.14.
MCK heeft dus niet alleen nagelaten om [ eiseres ]  en [ X ]  te informeren dat zij schriftelijk toestemming moesten geven voor het postmortaal gebruik van de embryo's als zij dat wilden. MCK heeft [ eiseres ]  en { X ] ook op het verkeerde been gezet, door in artikel 6 lid 3 van de bewaarovereenkomst onjuiste (althans onvolledige en verwarrende) informatie op te nemen.

2.15.
Dat [ eiseres ]  en [ X ]  op het verkeerde been zijn gezet heeft MCK ook erkend. Zij heeft tijdens de zitting laten weten dat zij tegenwoordig met wensouders praat over de gevolgen van het overlijden van één van hen en dat zij bovendien de overeenkomsten die zij met patiënten sluit op dit vlak heeft aangepast. Dat valt in MCK te prijzen. Niettemin kan het [ eiseres ]  bij deze stand van zaken niet worden tegengeworpen dat [ X ]  voorafgaand aan zijn overlijden niet schriftelijk heeft ingestemd met het gebruik van de embryo's na zijn overlijden.

2.16.
Uit de Memorie van Toelichting bij de Embryowet blijkt dat artikel 7 in die wet is opgenomen, omdat het krijgen van kinderen een ingrijpende gebeurtenis is waarover men zelf moet kunnen beslissen, en dat dit recht op zelfbeschikking ook na de dood moet worden gerespecteerd. [ X ]  heeft zich niet uitdrukkelijk uitgesproken over de vraag of hij het goed vond dat de embryo's ook na zijn dood zouden worden gebruikt. Als gezegd is dat het gevolg van het feit dat MCK hem niet in de gelegenheid heeft gesteld die toestemming te verlenen. Daarbij komt dat [ eiseres ]  voldoende heeft onderbouwd dat [ X ] die toestemming zeker zou hebben verleend, als hij die mogelijkheid wel zou hebben gekregen.
Zij heeft erop gewezen dat [ X ]  en zij ervoor hebben gekozen de resterende embryo's in te vriezen met het oog op een volgende zwangerschap en zij heeft tevens gemotiveerd gesteld dat zij van plan waren om in 2022 een nieuwe terugplaatsingspoging te wagen. Dit wordt gesteund door een verklaring van de vader van [ X ] . Hij schrijft dat [ X ]  en [ eiseres ]  plannen maakten voor gezinsuitbreiding rond de tijd dat [ X ] overleed. Ook schrijft de vader van [ X ]  dat hij er zeker van is dat [ X ]  geen enkel bezwaar zou hebben gehad tegen het gebruik van de embryo's na zijn overlijden. Dit verklaren ook andere vrienden en bekenden van [ X ] : zij zijn eensgezind in hun mededeling dat [ eiseres ]  en [ X ]  meer dan één kind wilden en zij zijn ervan overtuigd dat [ X ]  zou hebben ingestemd met het gebruik van de embryo's na zijn overlijden, als hij die kans zou hebben gekregen.

2.17.
Gelet op de bijzondere omstandigheden van dit geval, te weten het nalaten van MCK [ eiseres ]  en [ X ]  correct te informeren over hun rechtspositie, gecombineerd met het feit dat de veronderstelde toestemming van [ X ]  tot het postuum gebruik van de embryo's voldoende is onderbouwd, oordeelt de rechtbank dat artikel 7 van de Embryowet in dit specifieke geval in redelijkheid niet in de weg staat aan toewijzing van de vordering van [ eiseres ] .

2.18.
Dit betekent dat MCK, op het eerste verzoek van [ eiseres ] , ofwel moet meewerken aan afgifte van de embryo's aan een door haar te kiezen kliniek, ofwel moet meewerken aan een verzoek van [ eiseres ]  om met MCK een traject te starten dat kan leiden tot terugplaatsing van een of meer van de embryo`s.

2.19.
Dat laatste betekent overigens niet dat [ eiseres ]  ook daadwerkelijk het recht heeft op een nieuwe terugplaatsingspoging: het staat MCK (of iedere andere kliniek waar [ eiseres ]  zich onder behandeling wil stellen) vrij om - volgens haar eigen beleidslijnen – te onderzoeken of [ eiseres ]  daadwerkelijk in aanmerking komt voor een nieuwe terugplaatsing. [ eiseres ]  heeft dit ook onderkend en heeft toegezegd dat zij zal meewerken aan de 'screening' die de kliniek van haar keuze zal willen uitvoeren. Het staat MCK of de andere door [ eiseres ]  te kiezen kliniek vervolgens vrij om behandeling van [ eiseres ]  te weigeren als screening daartoe aanleiding geeft, maar daarbij dient de gekozen kliniek wel uit te gaan van veronderstelde toestemming van [ X ] . De te kiezen kliniek mag ter onderbouwing van een weigering tot behandeling zich er dus niet op beroepen dat er geen schriftelijke toestemmingsverklaring van [ X ] voorhanden is.

MCK moet de proceskosten betalen

2.20.
Omdat MCK ongelijk krijgt, wordt zij veroordeeld in de proceskosten van [ eiseres ]  (inclusief de nakosten). Die worden als volgt vastgesteld:
- kosten van de dagvaarding € 132,42
- griffierecht €  314,00
- salaris advocaat € 1.495,00 (2,50 punten × € 598,00)
Totaal € 1.941,42

2.21.
De nakosten zullen worden toegewezen op de manier zoals in de beslissing is vermeld.

3.
De beslissing

De rechtbank:

3.1.
veroordeelt MCK om op eerste verzoek van [ eiseres ]  mee te werken aan afgifte van haar embryo's aan een door haar aan te wijzen kliniek, dan wel om gevolg te geven aan een verzoek van [ eiseres ]  om een traject te starten bij MCK dat kan leiden tot terugplaatsing van deze embryo's, waarbij het de gekozen kliniek en MCK vrij staat om bij dit traject de gebruikelijke zorgvuldigheid in acht te nemen;

3.2.
bepaalt dat MCK (of een andere door [ eiseres ] aan te wijzen kliniek) de behandeling van [ eiseres ]  niet mag weigeren op de enkele grond dat [ X ]  niet schriftelijk heeft ingestemd met het gebruik van de embryo's na zijn overlijden;
 

 Met dank aan dhr. mr. E. Wytema, Van Wassenaer Wytema Letselschade advocaten & Mediation voor het inzenden van deze uitspraak. 

Citeerwijze: www.letselschademagazine.nl/2023/RBDHA-280923

zie ook: Rechtbank Den Haag 28 september 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:18938