Overslaan en naar de inhoud gaan

Rb Gelderland 071113 rugklachten na ongeval; medisch causaal verband niet, juridisch causaal verband wél aangenomen

Rb Gelderland 071113 rugklachten na ongeval; medisch causaal verband niet, juridisch causaal verband wél aangenomen;
- kosten gevorderd; 18 uren x € 220,00; toegewezen 15,25 x € 220,00, totaal € 4.378,12

2. De feiten, het geschil en de beoordeling
2.1. Op 10 juni 2006 is [verzoeker], toen 16 jaar oud, op zijn bromfiets aangereden door een ingevolge de WAM bij Allianz verzekerde auto, bestuurd door de heer V. Allianz heeft aansprakelijkheid erkend. Sinds het ongeval ervaart [verzoeker] rugklachten die ondanks fysio- en cesartherapie aanhouden. Partijen verschillen over de vraag of deze klachten door het verkeersongeval zijn veroorzaakt.

2.2. Op gezamenlijk verzoek van partijen en op basis van een tevoren tussen partijen overeengekomen vraagstelling heeft orthopeed dr. Ph.J. Edixhoven over de ongevalsgevolgen op zijn vakgebied gerapporteerd.

2.3. In het rapport van Edixhoven van 7 juli 2011 staat onder meer:
“IV. HUIDIGE KLACHTEN
De klachten zijn al die jaren na het ongeval vrijwel altijd min of meer hetzelfde geweest.
's Nachts heeft hij geregeld last. Het gebeurt dat hij drie keer per nacht wakker wordt, soms maanden in het geheel niet, van pijn in de rug. Er is geen speciale ochtendstijfheid. Doorgaans ontstaat er in de loop van de dag een mate van gevoeligheid in de rug, afhankelijk van de belasting. Maar ook niet belastende activiteiten zoals zitten leveren op enig moment pijn op in de rug. Hij kan het zitten niet echt lang volhouden, hij moet dan gaan staan of lopen. De pijn is gelokaliseerd in de onderrug, oefentherapie helpt daarvoor niet echt.
Ook bij lang lopen krijgt hij op enig moment last van de lage rug, dat trekt dan naar het linkerbeen, op wisselende plaatsen in het linkerbeen: soms bovenbeen, voorzijde en buitenzijde, soms naar het onderbeen en de enkel, ook enigszins aan de buiten- en achterzijde.
Het bezoeken van bijvoorbeeld een pretpark is lastig, 's avonds is hij dan 'niks waard'. De volgende dag zijn de klachten minder en de dag daarna is het doorgaans over.
Bij het werk heeft hij last als hij lang voorover moet buigen onder een motorkap, of als hij zware voorwerpen moet tillen zoals bijvoorbeeld autowielen. Lopen op oneffen terrein is niet lastiger dan lopen op effen terrein. Knielen, kruipen en hurken levert op zich geen probleem op.
Bij zijn vrijetijdsbezigheden, met name het bezig zijn met auto's, heeft hij een lichte mate van hinder zoals hij dat ook op het werk heeft. Tijdens en na het bezoek van auto-evenementen is er altijd sprake van een hinderlijk gevoel in de rug. (…)
VII. SAMENVATTING
De heer [verzoeker] is nu 21. Op 10-06-2006, nu bijna 5 jaar geleden, heeft hij bij een ongeval (van de bromfiets gereden door een auto) waarschijnlijk een flinke contusie/distorsie opgelopen van de lage rug. Ook op andere plekken was er sprake van contusies. Een halfjaar voor dit ongeval heeft hij ook bij een bromfietsongevalletje de rechterbekkenkam beschadigd, hij had daarna geen rugklachten. Gedocumenteerd is in de stukken dat hij in 1998 en in 2003 uit een boom is gevallen, beide keren is daarna gedocumenteerd eenmaal een melding geweest bij de huisarts van rugklachten. Anamnestisch, en van de moeder van betrokkene die bij onderzoek en vraaggesprek aanwezig is, hoor ik dat die rugklachten na beide genoemde ongevallen al gauw, binnen weken, helemaal over waren, en daarna heeft hij geen rugklachten meer gehad tot het ongeval van 10-06-2006.
Nadat de pijn van de diverse kneuzingen was weggetrokken bleef pijn in de rug bestaan. Hij heeft daarvoor 12 dagen na het ongeval de huisarts geconsulteerd, die dacht aan een contusie. Fysiotherapie is voorgeschreven. Hij hield echter klachten, waarvan hij ook veel last had bij zijn stages voor zijn opleiding tot tweede automonteur.
Er is in september 2007, toen hij de huisarts opnieuw consulteerde vanwege de rug (15 maanden na het ongeval) röntgenonderzoek verricht van de lage rug waarbij geen duidelijke afwijking is geconstateerd.
Hij heeft erg lang en veel fysiotherapie gehad en vervolgens lang en vele malen Cesartherapie, dit laatste hielp wel enigszins voor de klachten, maar toch zijn de klachten eigenlijk min of meer altijd hetzelfde gebleven, gemakkelijk te provoceren. In december 2010 is opnieuw röntgenonderzoek verricht waarbij een geringe vormafwijking zichtbaar is geworden.
De klacht is een verminderde belastbaarheid van de rug bij zijn werk en vrijetijdsbezigheden. Soms uitstraling, als de pijn in de rug flink is, naar het linkerbeen: voorzijde bovenbeen en achterzijde onderbeen. (…)
VIII.OVERWEGING EN CONCLUSIE
De anamnese en de informatie uit de stukken geven mij een beeld van de uitgangssituatie en de gebeurtenissen. Op grond van dat beeld en de objectieve onderzoeksbevindingen kom ik tot de volgende overwegingen.
Het is niet uitgesloten dat bij het ongeval van 10-06-2006 een beschadiging is opgetreden van een laaglumbale tussenwervelschijf.
Argumenten: vóór dit ongeval was er gedurende lange tijd gedocumenteerd geen sprake van rugklachten. Klachten over de rug zijn anamnestisch in aansluiting aan het ongeval ontstaan, en hebben nadien steeds voortbestaan. Het ging om een ongeval waarbij een discusbeschadiging kon optreden, gezien de aard en de intensiteit van het trauma.
De uitstralende pijn heeft nooit zo op de voorgrond gestaan, maar is toch steeds wel een factor geweest die in de loop van de tijd na het ongeval van 10-06-2006 steeds provoceerbaar is geweest.
Ik heb niet de beschikking over een onderzoek naar de conditie van de tussenwervelschijven, zoals een MRI. Het lijkt me, om een eventuele discusbeschadiging aan te tonen of uit te sluiten dat een MRI daarvoor nodig is.
IX.BEANTWOORDING VAN UW VRAGEN
1.
DE SITUATIE MET ONGEVAL (…)
Consistentie
d. Is naar uw oordeel sprake van een onderlinge samenhang als het gaat om de informatie die is verkregen van de onderzochte zelf, de feiten zoals die uit het medisch dossier naar voren komen en uw bevindingen bij onderzoek en eventueel hulponderzoek? (…)
Antwoord:
d. De aard en de intensiteit van de klachten van betrokkene (huidige anamnese) komt in grote lijnen overeen met de gegevens die daarover zijn vermeld in de stukken.
Ik kan (nog) niet stellen dat er sprake is van een medische causaliteit: ik weet namelijk niet of er in de lage rug sprake is van een annulaire discusbeschadiging. Daartoe zou meer onderzoek nodig zijn, zie ook VIII. overweging. (…)
2.
DE SITUATIE ZONDER ONGEVAL
Klachten, afwijkingen en beperkingen voor ongeval
a. Bestonden voor het ongeval bij de onderzochte reeds klachten en afwijkingen op uw vakgebied die de onderzochte thans nog steeds heeft? (…)
Antwoord:
a. Het is onaannemelijk dat er voor het ongeval van 10-06-2006 sprake was van een afwijking, anders dan de genoteerde torsie in de rug eerste tot tweedegraads. Anamnestisch waren er voor het ongeval gedurende jaren geen klachten over de rug. (…)
Klachten, afwijkingen en beperkingen zonder ongeval
c. Zijn er daarnaast op uw vakgebied klachten en afwijkingen die er ook zouden zijn geweest of op enig moment ook hadden kunnen ontstaan, als het ongeval de onderzochte niet was overkomen? (…)
Antwoord:
c. Er zijn geen andere klachten of afwijkingen die er ook zouden zijn geweest als het ongeval niet zou zijn gebeurd. (…)
3.
Overig
Heeft u naar aanleiding van uw bevindingen nog opmerkingen die relevant kunnen zijn voor het verdere verloop van deze zaak?
Antwoord:
Mijn advies is een MRI te vervaardigen, teneinde de situatie in de lage rug te kunnen beoordelen, als er daar sprake is van een annulaire beschadiging dan is een medisch oorzakelijk verband aan te nemen tussen het ongeval en die beschadiging, gezien de argumenten, genoemd in VIII. overweging.”

2.4.
In het rapport van Edixhoven van 19 september 2011 staat onder meer:
“Naar aanleiding van uw brief van 11-08-2011 heb ik een MRI-onderzoek aangevraagd van de lage rug, dat is verricht op 25-08-2011, bij Dia.Sana. in Mill. (…)
Met betrekking tot VIII. overweging moet ik nu noteren dat er bij het ongeval van 10-06-2006 geen blijvende beschadiging in de lage rug is opgetreden. Er is geen verklaring voor de continuïteit van de klachten, op mijn vakgebied en ik moet stellen dat er ook geen verklaring is voor de aard van de klachten en het provocatiepatroon.
VIII. overweging, moet nu als volgt luiden:
Er is bij fysische diagnostiek en beeldvormende diagnostiek geen afwijking aantoonbaar, die kan worden toegeschreven aan het ongeval van 10-06-2006.
Hoewel de klachten over de rug anamnestisch in aansluiting aan het ongeval zijn ontstaan, en hij daarvóór, gedurende lange jaren, geen rugklachten heeft gehad, daarvoor geen huisarts had geconsulteerd, moet ik stellen dat er op mijn vakgebied geen aanknopingspunt is voor de aard en de continuïteit van de klachten na het ongeval. Ik kan dus niet spreken over een medisch oorzakelijk verband tussen het ongeval enerzijds en de klachten en anamnestische beperkingen anderzijds.
Met betrekking tot de beantwoording van de vragen moet ik u thans melden dat antwoord ld. nu moet luiden: de aard en de intensiteit van de klachten van betrokkene (huidige anamnese) komt in grote lijnen overeen met de gegevens die erover vermeld zijn in de stukken. Ik kan echter niet stellen dat er sprake is van een medisch oorzakelijk verband. Er is bij het ongeval geen blijvende beschadiging opgetreden van enige structuur in de rug. (…)
Antwoord 2.
(…)
De antwoorden c. (…) blijven zoals die in het rapport zijn genoteerd.”

2.5.
Tot een regeling van de schade op basis van de bevindingen van Edixhoven is het niet gekomen. Partijen blijven verschillen over de vraag of in juridische zin causaal verband bestaat tussen het ongeval en de klachten.

2.6.
Het verzoek, voor zover dat ter zitting niet is ingetrokken, strekt ertoe dat de rechtbank op de voet van artikel 1019w Rv:
I. voor recht zal verklaren dat sprake is van (juridisch) causaal verband tussen de klachten zoals omschreven in de expertiserapporten van dr. Edixhoven d.d. 7 juli 2011 en 19 september 2011 en het ongeval van 10 juni 2006 waarvoor Allianz aansprakelijk is en dat Allianz de daaruit voortvloeiende schade dient te vergoeden, waaronder de buitengerechtelijke kosten tot op heden gemaakt,
II. Allianz zal veroordelen tot medewerking aan een nader deskundigenonderzoek door een verzekeringsgeneeskundige inhoudende een opstelling van een belastbaarheid/beperkingenprofiel op basis van de in de rapporten van dr. Edixhoven d.d. 7 juli 2011 en 19 september 2011 door [verzoeker] omschreven klachten en vervolgens benoeming van een arbeidsdeskundige, die dit belastbaarheids- en beperkingenprofiel zal dienen te vertalen in arbeidsdeskundige beperkingen,
III. Allianz zal veroordelen tot betaling van een bedrag van € 1.379,00 aan [verzoeker] ten behoeve van de gemaakte en nog te maken kosten van een adviseur voor een door [verzoeker] af te sluiten arbeidsongeschiktheidsverzekering,
V. de kosten van deze deelgeschilprocedure zal begroten op een bedrag van € 4.871,92 en Allianz te veroordelen tot betaling daarvan.

2.7.
Allianz voert verweer dat hierna aan de orde zal komen.

2.8.
Ter zake van de vraag of causaal verband bestaat tussen het ongeval en de klachten (het verzoek sub I) overweegt de rechtbank als volgt.

2.9.
Het is aan de rechter om aan de hand van de bevindingen van de deskundige antwoorden te vinden op de vraag of het bestaan van de klachten bewezen is en of het relevante juridisch-causale verband tussen klachten en ongeval vaststaat. Daarbij heeft het volgende te gelden. Het is aan de benadeelde om te stellen en, bij gemotiveerde betwisting, te bewijzen dat hij aan gezondheidsklachten lijdt. Het enkele feit dat het klachten betreft die naar hun aard subjectief zijn, betekent niet dat het bewijs ervan niet geleverd kan worden. Wanneer kan worden vastgesteld dat het klachtenpatroon plausibel is, hetgeen doorgaans het geval zal zijn bij een consistent, consequent en samenhangend patroon van klachten, kan van het bestaan van dergelijke subjectieve klachten worden uitgegaan.

2.10.
Indien de benadeelde heeft aangetoond dat zijn subjectieve gezondheidsklachten in de hiervoor bedoelde juridische betekenis bestaan, mogen aan het bewijs van het oorzakelijk verband tussen het ongeval en deze klachten geen al te hoge eisen worden gesteld, in die zin dat het ontbreken van een specifieke, medisch aantoonbare verklaring voor de klachten niet zonder meer in de weg staat aan het oordeel dat het bewijs van het oorzakelijk verband geleverd is (vgl. Hoge Raad 8 juni 2001, LJN: AB2054, NJ 2001, 433). Indien komt vast te staan dat de benadeelde voor het ongeval deze gezondheidsklachten niet had, de gezondheidsklachten op zich door het ongeval veroorzaakt kunnen worden en een alternatieve verklaring voor de gezondheidsklachten ontbreekt, zal het bewijs van het oorzakelijk verband daarmee veelal geleverd zijn. (Arrest van het gerechtshof Leeuwarden van 9 oktober 2012, LJN BX9658.)

2.11.
Allianz heeft, met name ter zitting, opgeworpen dat het hierboven aangehaalde arrest van de Hoge Raad ziet op subjectieve klachten c.q. whiplashletsel en niet, zoals in de onderhavige zaak, op objectieve klachten die een deskundige niet kan verklaren. De relevantie van dit onderscheid (als het al kan worden gemaakt) ontgaat de rechtbank. Waar het om gaat is dat het ontbreken van een specifieke, medisch aantoonbare verklaring voor de klachten in die zin voor risico van de veroorzaker van het ongeval komt, dat dit niet in de weg hoeft te staan aan het oordeel dat het bewijs van het oorzakelijk verband geleverd is. Aan de hand van de hierboven weergegeven uitgangspunten moet nagegaan worden of dat oordeel hier op z’n plaats is.

2.12.
Tussen partijen staat vast dat de door Edixhoven opgetekende klachten van [verzoeker] bestaan. De klachten zijn volgens Allianz namelijk concreet (punt 52 van het verweerschrift), objectief en niet subjectief (verklaring mr. Kragt ter zitting). De bevindingen van Edixhoven bieden voor het bestaan van de klachten ook voldoende aanknopingspunten (antwoord op vraag 1d). Gelet op de bevindingen van Edixhoven, die partijen onderschrijven, staat echter ook vast dat op het vakgebied van de orthopedie de klachten van [verzoeker] niet kunnen worden verklaard (anders gezegd, dat op het vakgebied van de orthopedie een oorzaak voor de klachten van [verzoeker] niet kan worden aangetoond). Het geschil spitst zich toe op de vraag of de klachten niettemin (in juridische zin) als een gevolg van het ongeval moeten worden beschouwd. In dat verband is het volgende van belang.

2.13.
Edixhoven stelt vast dat [verzoeker] bij het ongeval waarschijnlijk een flinke contusie/distorsie van de lage rug heeft opgelopen. Gezien de aard en intensiteit van het trauma dacht Edixhoven in eerste instantie aan een discusbeschadiging. Hij concludeert verder dat onaannemelijk is dat vóór het ongeval sprake was van een afwijking, anders dan een torsie in de rug, en voorts dat de klachten anamnestisch in aansluiting aan het ongeval zijn ontstaan en [verzoeker] daarvóór gedurende lange jaren geen rugklachten heeft gehad, daarvoor geen huisarts heeft geconsulteerd. Dit ondanks het ook door Edixhoven gesignaleerde bromfietsongeval in 2005, de val uit een boom in 1998 en 2003 en de scoliose en torsie in de rug waarvan bij [verzoeker] sprake is. Bovendien zijn er volgens Edixhoven geen klachten of afwijkingen die er ook zouden zijn geweest of zouden zijn ontstaan indien het ongeval [verzoeker] niet zou zijn overkomen.

2.14.
Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit deze bevindingen dat [verzoeker] vóór het ongeval de nu bestaande klachten niet had, dat deze klachten op zich door het ongeval veroorzaakt kunnen zijn en dat een alternatieve verklaring voor de klachten ontbreekt. De door Edixhoven opgetekende klachten van [verzoeker] moeten daarom (in juridische zin) als een gevolg van het ongeval worden beschouwd.

2.15.
Het beroep van Allianz op HR 9 januari 2009, NJ 2011, 252 maakt het voorgaande niet anders. Nog daargelaten dat daar een andere grondslag voor aansprakelijkheid aan de orde was dan in de onderhavige zaak, hebben de deskundigen in die zaak geconcludeerd dat niet een directe relatie bestaat tussen de klachten en de gestelde aansprakelijkheid scheppende omstandigheden (zie alinea’s 3.3.3. en 3.6) en niet, zoals Edixhoven (zie punt 2.4.) ‘slechts’ dat de klachten niet kunnen worden verklaard.

2.16.
Het verzoek onder I is derhalve toewijsbaar, met dien verstande dat een veroordeling tot schadevergoeding achterwege dient te blijven nu Allianz op zichzelf haar verplichting tot vergoeding van de schade heeft erkend. Hieruit volgt dat dit verzoek niet afstuit op artikel 1019w of 1019z Rv.

2.17.
Wat betreft het meewerken aan nader deskundigenonderzoek (verzoek sub II) en de kosten van advisering (verzoek sub III) is het volgende van belang.
Het verweer van Allianz op deze punten vloeit, begrijpelijkerwijs, voort uit het hierboven besproken geschil tussen partijen over het causaal verband. Dat deelgeschil wordt met deze beschikking beslecht. In de rede ligt ([verzoeker] heeft dit ter zitting ook aangegeven) dat partijen in hun verdere onderhandelingen de noodzaak van nadere deskundigenonderzoeken en de vergoeding van adviseringskosten betrekken. Nu thans niet vast staat dat hierover geschillen zullen ontstaan (Allianz moet haar nadere standpunt in dit verband immers nog bepalen) is beslissing van die geschillen (op de voet van artikel 1019w Rv) niet aan de orde. De verzoeken zullen worden afgewezen.

2.18.
Ter zake van de kosten van deze procedure geldt het volgende.
Uit het voorgaande volgt dat het indienen van het onderhavige verzoekschrift niet volstrekt onterecht of onnodig was. Daarom wordt overgegaan tot begroting op de voet van artikel 1019aa Rv.
[verzoeker] voert in dit verband de kosten op van de door zijn advocaat verrichte werkzaamheden, tegen een uurtarief van € 220,00, exclusief 6% kantoorkosten en 21% btw. Tegen dit tarief, dat niet onredelijk voorkomt, heeft Allianz zich niet verzet. Van dit tarief wordt uitgegaan.
[verzoeker] wenst in totaal 18 uren aan werkzaamheden van zijn advocaat begroot te zien. 10 uren ter zake van het opstellen van en het overleggen met [verzoeker] over het verzoekschrift, 1 uur ter zake van de bestudering van het verweerschrift, 3 uren ter zake van de voorbereiding van de zitting en 4 uren ter zake van de mondelinge behandeling, inclusief reistijd. Allianz acht het aantal uren te ruim bemeten.
De mondelinge behandeling heeft 1 uur en 15 minuten geduurd. Inclusief 2 keer een reistijd van 30 minuten zal de rechtbank in dit verband 2 uur en 15 minuten rekenen. Voor het voorbereiden van de zitting, inclusief bestudering van het verweerschrift acht de rechtbank ten hoogste 3 uren passend. De 10 uren die aan het opstellen van het verzoekschrift zijn besteed acht de rechtbank in deze zaak eveneens passend. De begroting sluit dan op een bedrag van € 4.378,12 (15,25 maal € 220,00, vermeerderd 6% en met 21% en met een bedrag van € 75,00 aan griffierecht). Nu haar aansprakelijkheid vast staat zal Allianz worden veroordeeld dit bedrag aan [verzoeker] te voldoen. ECLI:NL:RBGEL:2013:4736